32
ring Centraal Orgaan voor het gemeentelijk voortgezet onderwijs, lid van en fractievoorzitter
in de regioraad Friesland-Noord, voorzitter van het bestuur van de stichting Fribourg en
het Nieuwe Stadsweeshuis, lid van het Recreatieschap De Marrekrite, lid van het bestuur
van de Raad Maatschappelijke Dienstverlening Friesland en het bestuur Stichting Regionaal
Dienstverleningscentrum Kleinbedrijf in Friesland, gemeentelijk vertegenwoordiger in de
stichting Maatschappelijk Centrum De Terp, voorzitter van het bestuur Stichting Volkscre-
dietlid van het bestuur Stichting Provinciaal Opbouworgaan Friesland, voorzitter van het
algemeen bestuur van het Fries Avondcollege, de VVV-Leeuwarden/Frieslandde Stichting
Sportraad provincie Friesland, lid van de Commissie wetenschappelijk onderwijs Friesland,
lid van de vergadering van gemeenten van het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderwijs
begeleidingsdiensten in Friesland en zo kunnen wij nog wel een poosje doorgaan.
De heer De Vries is een vreselijk aardige man, een trouwe man, een man die een stuk
hartelijkheid uitstraalt en beschikt over een sterk ontwikkeld sociaal gevoel en dieals hij
verontwaardigd reageert - dat kan hij - dat altijd doet op dat punt. Ik ben erg blij dat ik
hem mag meedelen dat hij bij Koninklijk Besluit is benoemd tot Officier in de Orde van
Oranje-Nassau. (Applaus)
De Voorzitter reikt vervolgens de bij deze onderscheiding behorende versierselen uit
aan de heer De Vries.
De Voorzitter: Hiermee heb ik mijn zegje gezegd. Er zijn enkelen uwer die te kennen
hebben gegeven ook nog iets te willen zeggen.
De heer De Vries (weth.): Mijnheer de voorzitter, dames en heren. Toen ik vanavond
de raadzaal binnenkwam was dat toch wel met gemengde gevoelens. Met name van de kant van
het ambtelijk apparaat - goede medewerkers overigens - werd mij gevraagd hoe ik mij nu
voel deze laatste keer. Het doet mij toch wel wat. Als je eerst elf jaar als raadslid heb ge
werkt en vervolgens twaalf jaar als wethouder, dan besef je dat je toch een stuk van je leven
hier afsluit. Ik heb het raadslidmaatschap door de jaren heen ervaren als een bijzondere eer.
Het verschaft mij bijzondere voldoening dat ik hier te zamen met andere mensen in de lokale
democratie heb mogen functioneren. Dat betrof in de eerste plaats mijn fractiegenoten, de
partij waarin ik geworteld ben en het socialisme waarin ik geloof. Maar het betrof ook net zo
goed alle andere mensen in de raad die mij door de jaren heen als collega-raadslid op een bij
zonder sympathieke en plezierige wijze tegemoet traden.
Ik had mij zelf voorgenomen drie raadsperioden vol te maken en vervolgens in het niet te
verdwijnen. Op het moment dat ik dacht met het raadswerk op te houden werd ik tot wethou
der gekozen. Ik heb eerst lang getwijfeld of ik daar wel de nodige bekwaamheid en geschikt
heid voor zou hebben. Ik heb getracht mijn werk zo goed mogelijk te doen. Dat is mij moge
lijk gemaakt door de uitstekende geest in de respectievelijke colleges van b. en w. Ik kon
voortreffelijk overweg met oud-burgemeester Brandsma maar evenzeer met alle collega-wet
houders, zowel in dit college als in de drie voorgaande. Daarnaast wil ik ook noemen de
raadsleden die mij in de verschillende commissies op een bijzonder positieve en plezierige
wijze zijn tegemoet getreden. Zij hebben er met zijn allen voor gezorgd dat het bestuurlijke
werk dag in dat uit voor mij een genoegen is geweest.
Ik besef meteen als ik dat zeg dat ik hierin een enorm stuk tijd heb geïnvesteerd en wel
heb moeten investeren, waardoor ik mijn vrouw en kinderen tekort heb gedaan. In de 30 jaar
- ik heb ook nog actief meegespeeld in het partijwerk - is mijn vrouw heel wat avonden alleen
geweest en vooral in de periode dat ik wethouder ben geweest. Toen de burgemeester mij zo
juist de koninklijke onderscheiding opspelde dacht ik: "eigenlijk had Eppie die moeten hebben."
Ik wil afsluiten. Ik heb een bijzonder prettige, boeiende en plezierige tijd meegemaakt
dankzij u allen. Maar ook dankzij de voortreffelijke sfeer waarin ik met mijn medewerkers
heb kunnen werken. De heren Knottnerus en Van den Berg en al hun medewerkers, wij
waren al die jaren door met elkander onderweg. De ambtenaren dachten mee; zij hebben mij ook
behoed voor uitglijden. Ik kan niet anders zeggen dan dat ik mijn bestuurlijke werk misschien
wel alleen dankzij deze mensen heb kunnen doen.
Op dit moment ben ik vervuld van gevoelens van dankbaarheid en erkentelijkheid jegens
u allen, ook jegens degene die heeft meegewerkt voor deze onderscheiding waarvan ik mij
afvraag of ik die wel heb verdiend. Maar, zoals ik al heb gezegd, Eppie heeft de onderschei
ding verdiend.
Ik verdwijn van achter deze tafel. Met de mensen die vanavond uit deze raad vertrekken
zeg ik: het is goed geweest. Ik wens hen in gezondheid goede jaren toe. De mensen die
terugkeren op 29 april wens ik veel moed en sterkte om de bestuurlijke stormen die ons on
getwijfeld nog zullen wachten te weerstaan. Het is bestuurlijk geen gemakkelijke tijd, maar
aan de andere kant is het zo dat jewanneer je tegenwind hebtdes te harder vechtDie
vechtlust en energie wens ik u allen toe.
Hartelijk dank, het gaat u en de gemeente Leeuwarden goed. Zeer bedankt! (Applaus)
33
De Voorzitter: Voor de goede orde, mijnheer De Vries, de b. en w.-vergadering begint
morgenochtend om negen uur!
De heer Visser: Mijnheer de voorzitter, leden van de raad. Ik zal mij een beetje anders
moeten opstellen dan de heer De Vriesin die zin dat ik er de behoefte aan heb - dat was
ook afgesproken - vanavond namens de collega's uit onze fractie die gaan vertrekken het
woord te voeren. Ik hoop, mijnheer de voorzitter, dat u vanavond het reglement van orde
op dit punt soepel wilt toepassen en mij in de trits van sprekers wilt opnemenzodat ik
namens vier leden van onze fractie straks nog een afscheidswoord kan spreken. Een en ander
past wat vreemd in de gebeurtenis van nu, want die heeft mij ook overrompeld. Ik kreeg van
middag een beetje argwaanmaar dan weet je alles nog nietToch had ik het gevoel dat men
bezig was een net om mij heen te trekken. Dat is anderen in deze raad ook niet vreemd. Ik
denk dat dat mijn buurman, Hendrik Jansma, een paar jaar geleden ook is overkomen. Hij
is gewoon overrompeld en wij hebben dat allemaal meegemaakt.
Hoe het ook zij, ik ben een beetje beduusd, maar dat is misschien niet verwonderlijk. Ik
heb zo mijn eigen opvattingen over het feit dat ik meer dan twintig jaar raadslid ben geweest.
Ik meen dat ik op bescheiden wijze een bijdrage heb geleverd aan het raadswerk in onze ge
meente. Dan zeg ik dat ik daar niets voor hoef. Op een late namiddag begin je argwaan te
krijgen en word je geconfronteerd met datgene wat zich hier zojuist heeft voltrokken. Er
schieten bij mij dan eigenlijk woorden tekort. Je kunt er lang en breed over praten, maar ik
ben gewoon overrompeld. Ik wil mij aansluiten bij de woorden van wethouder De Vries wan
neer hij ook zijn vrouw hierin betrekt. Ik heb goed van hem opgevangen dat hij tot de con
clusie is gekomen dat zijn vrouw veel tekort is gekomen door het feit dat een raadslid/wet
houder veel onderweg is. Dat zou ik ook willen zeggen in de richting van mijn vrouw. Ik
prijs mij zeer gelukkig dat zij en zelfs mijn beide kinderen uit Groningen en Lelystad met de
beide schoonzoons in deze zaal op dit historische plekje in het hart van Leeuwarden aanwezig
zijn en van dit feit getuige zijn. Ik vind dat geweldig mooi!
Vanaf deze plaats in deze historische zaal wil ik in ieder geval mijn dank uitspreken
jegens Hare Majesteit de Koningin die deze onderscheiding heeft verleend. Ook wil ik degene
die hiervoor de nodige voorbereidingen heeft getroffen, want zo gaat dat natuurlijk - ieder
een in deze zaal mag één keer raden wie dat is geweest -, van harte dankzeggen voor het
werk dat ertoe heeft bijgedragen dat deze onderscheiding mij ten deel is gevallen.
Ik wil het hier bij laten, mijnheer de voorzitter. (Applaus)
De heer Meijerhof: 13 raadsleden verdwijnen, mijnheer de voorzitter. Als alle 13 een af
scheidswoord zouden sprekendan zouden wij hier morgenavond wel weer eens kunnen zitten.
Ik heb begrepen dat de heer Visser namens de vertrekkende raadsleden van de CDA-fractie
het woord zal voeren. Ik zal nu het woord voeren mede namens mevrouw Wielinga. Mijnheer
de voorzitter, u heeft in uw toespraak in mijn richting het woord "no nonsense" laten vallen.
Om dat waar te maken, moet ik mijn verhaal dan maar niet al te lang maken.
Ik wil beginnen met dank te zeggen voor de woorden die aan ons gericht zijn. Ik wil u
allen hier dankzeggen voor de collegialiteit die wij hebben ondervonden. Ook het ambtelijk
apparaat wil ik bedanken voor het goede contact dat wij in de afgelopen perioden hebben ge
had. De blijvers maar ook de nieuwkomers - een aantal van hen zit vanavond op de publieke
tribune - wensen wij veel energie en wijsheid toe in het bestuur van onze goede gemeente.
Aangezien het vanavond vermoedelijk de laatste keer is dat er versnaperingen te krijgen zijn
met alcohol, zou ik het hierbij willen laten en u allen verder veel succes willen toewensen.
(Applaus)
De heer Visser: Mijnheer de voorzitter, leden van de raad. Uw afscheidstoespraak, mijn
heer de voorzitter, zal ongetwijfeld aanleiding kunnen geven tot een uitvoerige beschouwing
over een periode van ruim twintig jaar. Ik zal mij daar echter van onthouden. Mede namens
de scheidende leden van de CDA-fractie - mevrouw Willemsma en de heren Jansma, De Jong
en Sterk - wil ik u hartelijk dankzeggen voor de woorden van waardering die u gesproken
hebt. Het gesprokene op deze voor ons laatste raadsvergadering zal, zo heeft de meetlat
aangegevende hoogte van de verslagen van de handelingen van de gemeenteraad vanaf
20 januari 1965 in centimeters uitgedrukt doen stijgen tot het respectabele cijfer 65. Het is
maar een curiositeit. Er is geen enkele link met de Algemene Ouderdomswet, maar genoemd
getal vormt wel het bewijs dat spraakwatervallen - commentaar overbodig - niet alleen tot
het terrein van de omroep behoren. Deze wellicht wat lyrisch aandoende opmerking zou ge
makkelijk tot negatieve conclusies kunnen leiden. Niets is echter minder waar! De hande
lingen bevatten een schat aan informatie, die aangeeft dat deze raad maar ook vorige raden
met inzet en op serieuze wijze bezig zijn geweest met de aan de orde zijnde onderwerpen.
Het is vanzelfsprekend dat elk raadslid dit deed volgens eigen politieke opvatting en uit
gangspunten. Het feit dat binnen de verschillende fracties ook afwijkende meningen en
standpunten konden worden ingenomen accentueert de eigen verantwoordelijkheid van een