12 fractie zich bevond. Bij deze dan. Maar anderzijds ligt er het feit dat deze fractie zich be perkte tot een marginale inbreng. Beleefd en vriendelijk toegestaan, dat wel. Maar het zich gedragen als een volwaardig deelnemende partij was ver te zoeken. Het CDA stond met een gedetailleerd program toch niet met lege handen? Wie gehoopt had op een ruime herkenbare inbreng is dan ook teleurgesteld uitgekomen. Ik ga vanavond uiteraard niet breed in op de inhoud van het collegeprogram. De daarin vermelde hoofdlijnen van beleid plus de uitgangspunten en maatregelen per beleidssector komen in de loop van deze zittingsperiode vanzelf wel aan de orde. Natuurlijk staan er goe de dingen in het collegeprogram. Ik mag niet nalaten een tweetal opmerkingen te maken. A. Bij de algemene beschouwingen 1985 heeft mijn fractie erop gewezen dat voetgangers op straat en parkbezoekers, onder wie spelende kinderen, zich mateloos ergeren aan honden die daar bij voorkeur een sanitaire stop blijken te houden. Ik nodigde het college uit iets aan dit probleem te doen. Het college wees de uitnodiging af. De raad liet het er bij zit ten. Nu krijgt deze problematiek een plaats in het collegeprogram. Het kan verkeren, zei Bredero. Ik wil ten overstaan van de heer Duijvendak nog wel even zeggen, mijnheer de voorzitter, dat wij als fractie ons eigen program hebben ingediend en dan toegespitst op een aantal punten. Hij noemt een punt dat wij naar voren hebben gebracht bij de college-onder handelingen, maar dat was één van de punten. (De heer Duijvendak: En dat is overgeno men.) Er zijn wel meer punten overgenomen, mijnheer Duijvendak, maar die stonden al in het program. B. Eveneens bij deze beschouwingen diende mijn fractie een motie in om voortaan geen alcoholische drank meer te verstrekken op de door de gemeente georganiseerde recepties. De motie werd verworpen. Onder andere acht leden van het CDA en zes leden van de PvdA stemden tegen. Ook dit punt is nu in het collegeprogram opgenomen. Als aardige noot kan worden gememoreerd - ik heb het uit betrouwbare bron - dat de tegenstanders van de PvdA met afwijzing van deze motie ingingen tegen hun eigen verkiezingsprogram 1982-1986. Een ongeluk kan iedereen overkomen, de dommen het meest. De collegevorming, met name het punt van de zesde wethouder, heeft heel wat voeten in de aarde gehad. Onbegrijpelijk dat het CDA deze zaak eventueel onderzoekbaar c.q. be spreekbaar achtte en de PvdA-fractie aanvankelijk besloot tot een 42-verhouding. Is het dan toch waar dat er bij de PvdA vervreemding is tussen bestuurders en achterban? Er is zojuist gesproken over macht, maar ik zeg een pure machtsstrijd over de hoofden van de burgers heen. Hoe had met name de PvdA-fractie dit willen verkopen bijvoorbeeld ten over staan van uitkeringsgerechtigden? En voorts, vergeet deze partij dat het niet louter gaat om de macht maar om het besturen van de gemeente? Wat te denken van het idee dat een zesde wethouder de macht van de partij zou vergroten met het oog op de in de huidige situatie doorslaggevende stem van de burgemeester in het college bij een 32-stemmenverhouding? Is men daar vergeten dat de burgemeester gezien zijn ambt boven de partijen dient te staan en daarvan ook blijk geeft? Wanneer de raad straks wethouders gaat benoemen zal mijn fractie haar stem geven aan de kandidaten van wie bekend is gemaakt dat zij zullen worden voorgedragen. Ik heb er vertrouwen in dat zij goede bestuurders zullen zijn. Dat zij een politieke kleur hebben die van de mijne afwijkt - rood en groen tegenover oranje - en een collegeprogram voorstaan dat het mijne niet is speelt bij mij hier geen rol. Wij kunnen niet buiten een beleidsvoorberei- dend dagelijks bestuur. Wanneer raadsleden blanco stemmen - vier jaar geleden is dat ook gebeurd; ik heb begrepen dat dat vanavond ook weer gebeurt - is dat uiteraard hun beslis sing, maar naar mijn mening is dat uit bestuurlijke overwegingen niet juist. Dan moet daar voor een bijzondere reden zijn, maar die is er mijns inziens niet. De raad gaat in nieuwe samenstelling zijn werk beginnen. De boer ploegt voort en wij met hem. Ik vertrouw erop dat de goede sfeer in persoonlijk opzicht bewaard blijft. De bur gemeester, de te benoemen wethouders en mijn overige collega-raadsleden wens ik Gods kracht toe en ook wijsheid bij het uitoefenen van hun taak. De heer Ybema: Mijnheer de voorzitter, bedankt voor uw woorden van welkom. Als nieuwkomer in deze raad hoop ik de komende periode op goede persoonlijke verhoudingen met mijn collega-raadsleden. Mijnheer de voorzitter, de verkiezingsuitslag van 19 maart heeft belangrijke wijzigingen gebracht in de politieke krachtsverhoudingen in onze gemeente. D66 heeft meer dan eens laten weten dat zij op grond van deze uitslag een duidelijke voorkeur heeft voor een links meerderheidscollege gesteund door PvdA, D66 en PAL. Nu is er sprake van een historische gelegenheid voor deze combinatie. Helaas heeft de PvdA met overgrote meerderheid gekozen voor de voortzetting van de coalitie met het CDA. Zij heeft zich daarmee keurig gedragen naar de landelijke richtlijnen en zit nu met de kater dat Leeuwarden een van de weinige gro te gemeenten is waar, ondanks de grote verkiezingswinst, het aantal PvdA-wethouders niet wordt uitgebreid. Deze keuze van de PvdA is een keuze voor continuïteit en stabiliteit, bo ven een keuze voor politieke vitaliteit en activiteit. Nog belangrijker is de betekenis van de ze keuze voor de toekomst. De keuze van de PvdA voor het CDA bij deze politieke krachts 13 verhoudingen betekent een blijvende keuze voor het CDA en daarmee een definitief afwijzen van een links meerderheidscollege. Een politieke keuze dus met verstrekkende consequen ties. Voordat ik overga naar het collegeprogram, mijnheer de voorzitter, wil ik even stilstaan bij de door de PvdA gevolgde procedure bij de college-onderhandelingen. D66 heeft veel waardering voor de gevolgde werkwijze. Alle onderhandelingen in de volle openbaarheid. Zo hoort het in een volwassen democratie. Dan nu het collegeprogram. Voor D66 is het collegeprogram 1986-1990 het verkiezings programma van de PvdA. Van onderhandelingen tussen PvdA en CDA kun je niet spreken. Het bleek namelijk dat het CDA kritiekloos de voorgelegde voorstellen accepteerde. Men nam zelfs geen poging tot een serieuze CDA-inbreng in het collegeprogram. Bij ge noemde gesprekken was er dan ook vaak sprake van een wat gênante vertoning. Je zou toch zeggen: er is toch nog zo iets als politiek zelfrespect? Maar dat is kennelijk niet het geval bij het CDA. De geloofwaardigheid van het CDA is helemaal ver te zoeken als je deze opstelling, waarbij alles van de PvdA wordt geaccepteerd, plaatst in de landelijke poli tieke verhoudingen. Daar blijkt een duidelijke verrechtsing van het CDA - mevrouw De Haan heeft daar ook al over gesproken -, waarbij sprake is van een openlijke anti-PvdA- houding. Onze conclusie is dat het CDA voor het leveren van twee wethouders blijkbaar alles over heeft, zelfs zijn geloofwaardigheid. Het zegt echter ook iets over de waarde van het college program voor het CDA. Kennelijk verwacht men zoveel ruimte tussen de politieke leer en het politieke leven dat die marge genoeg is voor het realiseren van voldoende CDA-inbreng. De PvdA zal op haar hoede moeten zijn. Ik kom bij de status van het collegeprogram. Het lijkt in Leeuwarden traditie te worden dat in de installatievergadering het agendapunt Benoemen van de wethouders wordt aange grepen om iets over het collegeprogram te zeggen. D66 vindt dit geen goede gang van za ken. Gelet op het politieke gewicht van het collegeprogram vinden wij dat dit program als agendapunt afzonderlijk aan de orde moet komen in de raad. Niet om het collegeprogram door de raad te laten vaststellen - dat past niet bij de wijze van totstandkoming daarvan -, maar wel om alle fracties de gelegenheid te geven aan het begin van de nieuwe raadsperiode zich uit te spreken over de inhoud daarvan. Met de tot nu toe gevolgde werkwijze, waarbij voor de uitvoering van het collegeprogram verwezen wordt naar de komende beleidsplannen, verschuift het collegeprogram volgens D 66 teveel naar de achtergrond en wordt geen recht gedaan aan het politieke gewicht van het program. D 66 stelt dan ook voor om het college program 1986-1990 zo spoedig mogelijk op de agenda van de raad te plaatsen. Graag hoor ik de opvattingen van de overige fracties over dit voorstel. Mijnheer de voorzitter, toch wil ik nu niet geheel voorbijgaan aan de inhoudelijke beoor deling van het collegeprogram. Ons oordeel kan kort zijn. D 66 heeft veel waardering voor dit program en kan zich daar goed in vinden. Dat bleek ook al bij de 22 punten die wij heb ben ingebracht bij de college-onderhandelingen. Deze punten bleken voor een groot deel al in de concept-teksten te zijn opgenomen of zijn daar alsnog aan toegevoegd. Het collegepro gram is een ambitieus program. De basis voor de uitvoering van dit program moet een ver antwoord financieel beleid zijn. Op dat punt, mijnheer de voorzitter, hebben wij onze reser ves. De eerste standpuntbepaling van de PvdA-fractie en ook van het CDA over het aantal wethouders heeft onze reserves niet verminderd. D 66 heeft zich na de verkiezingen direct uitgesproken tegen een zesde wethouder. Gelet op de financiële gevolgen - die bedragen be duidend meer dan uitsluitend het salaris - vindt D 66 die politieke gelegenheidsoplossing over de ruggen van de burgers van onze gemeente onverantwoord. Wij zijn dan ook blij dat de ledenvergadering van de PvdA op dit punt de fractie heeft teruggefloten. Ondanks de verkiezingswinst van de PvdA blijft de wethoudersverhouding 3:2, met de burgemeester op de wippositie. Volgens de toekomstige loco-burgemeester heeft dit de afgelopen jaren toch een aantal keren betekend dat de PvdA-wethouders tot een minderheid in b. en w. behoor den. Die mogelijkheid blijft dus bestaan. Dat is een van de gevolgen van de keuze van de PvdA voor het CDA. Informatie uit het college van b. en w.inclusief het stemgedrag van de leden, is ons als kleine fractie welkom. Maar om dit via de ledenvergadering van de PvdA te doen, komt ons wat omslachtig voor. Mijnheer de voorzitter, een laatste opmerking. D 66 is van oordeel dat bij de start van een nieuwe raadsperiode burgemeester en wethouders en de overige raadsleden opgave moe ten doen van hun betaalde en onbetaalde functies. Deze opgave zal openbaar moeten zijn. Daarmee kan volgens D 66 worden bijgedragen aan de zuiverheid van de democratie. Graag willen wij deze suggestie met u bespreken, bijvoorbeeld via het overleg met de fractievoor zitters of via de Commissie voor Algemene Zaken. Ik sluit af met erop te wijzen dat het stemgedrag van D 66 bij de verkiezing van de wet houders zal worden bepaald door onze opvatting over de collegevorming en dat het niet gaat om bezwaren tegen de voorgestelde personen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1986 | | pagina 7