6
commissie is behandeld, verbaast ons dat. Wij vinden dat jammer, omdat daar de zaken
die nu niet geheel duidelijk zijn besproken hadden kunnen worden. Met betrekking tot de
huisvesting had ik graag in overweging willen geven niet onmiddellijk een aparte be
drijfsruimte te huren, maar in verband met de kosten bijvoorbeeld te proberen eerst on
derdak te vinden in een pand bij het dierenasiel.
Ik wil graag afsluiten met twee vragen. Ten eerste: Als het juist is dat dit verzoek
van de Stichting Dierenambulance niet in een commissie, bijvoorbeeld de Commissie voor
de Werkgelegenheid, aan de orde is geweest, kan er dan worden meegedeeld - ik had
graag gewild dat de heer Kessler deze vraag had beantwoord, maar die is er nu niet -
wat daarvoor de reden was. Ten tweede: Waarop baseert het college het vertrouwen in de
levensvatbaarheid van de stichting dat het verantwoord maakt dit op zich uiterst sympa
thieke doel met het genoemde bedrag te subsidiëren?
De heer Heere (weth.): Mevrouw Van der Ploeg zegt dat deze aanvraag, voorzover zij
kon nagaan, niet in een commissie is behandeld. Dat heeft zij goed nagegaan, de aan
vraag is inderdaad niet in een commissie behandeld. Een voor de hand liggende vraag
van mevrouw Van der Ploeg is vervolgens waarom dat niet is gebeurd. Ik kan daarop na
mens het college antwoorden dat het spoedeisende karakter dat wij aan deze zaak dachten
te moeten geven hieraan debet is geweest. Er was bijvoorbeeld de wisseling van de raad
waarop wij anders hadden moeten wachten. Dat is de reden waarom wij, nadat wij aan
vankelijk nee hadden gezegd en teruggefloten zijn door een betere begroting - daarop
kom ik straks nog terug -, hebben gemeend dit punt zo snel mogelijk in de raad te moe
ten brengen. Overigens zou ook nog kunnen worden gediscussieerd over de vraag in
welke commissie behandeling had moeten plaatsvinden. Weliswaar hebben instanties die
zich met werkgelegenheid bezighouden zich hier achter gezet, maar een en ander had ook
in andere commissies aan de orde kunnen worden gesteld. Dit is dus niet gebeurd. Ik
constateer overigens dat de waardering van mevrouw Van der Ploeg en haar fractie voor
de oprichting van de Stichting Dierenambulance daardoor niet minder is geworden.
De tweede vraag van mevrouw Van der Ploeg is waarop wij het vertrouwen in de le
vensvatbaarheid van de stichting baseren. Het antwoord daarop is: Uit de door de stich
ting ingediende begroting, waarvan wij op grond van de gegevens waarover wij beschik
ken voorshands hebben moeten aannemen dat die op reële cijfers is gebaseerd. Overigens
wijs ik er op dat dat op zichzelf niet zo relevant is, omdat wij tegelijkertijd ook in het
voorliggende raadsstuk aangeven dat wij voor een structureel subsidie geen middelen ter
beschikking stellen, maar dat het een eenmalige uitgave is waarmee de zaak wat ons be
treft dan verder is afgedaan.
Mevrouw Van der Ploeg-PosthumusIk zou graag de dichter Adriaan Roland Holst na
willen zeggen: „Laten wij zacht zijn voor elkaar." Dat neemt echter niet weg dat wij heel
zorgvuldig met gemeenschapsgeld moeten omgaan. (De Voorzitter: Om precies te zijn, het
is: „Laten wij zacht zijn voor elkander, kind.")
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w.
Punt 16 (bijlage nr. 179).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w.
Punt 17 (bijlage nr. 192).
De Voorzitter: Dit punt luidt: Uitbreiding plankzeilvoorziening zuidoever Grote Wie
len.
De heer Buurman: Tijdens de raadsvergadering van 5 april 1983 is het agendapunt
Verlenen van medewerking bij de uitbreiding van het clubgebouw van de plankzeilver
eniging De Wielen aan de orde geweest. Ik heb geen bezwaren geopperd, evenmin als
mijn fractie dit doet bij het voorstel dat nu aan de orde is. Ook nu wil ik beklemtonen
dat de surfsport een prima sport is en in een grote behoefte voorziet. Maar wat mij toen
en nu opvalt is dat het college een strikt eenzijdige benadering kiest. Recreatiebelangen
staan voorop, natuurbelangen worden in de raadsbrief niet eens genoemd. Vandaar dat ik
nogmaals aandacht vraag voor de vogels die daar in de wintertijd in hun rust door
plankzeilers worden gestoord. Ik herhaal dat het voor plankzeilers mogelijk is plaatsen te
bereiken waar andere vaartuigen niet plegen te komen en ook niet kunnen komen. Het
gaat er niet om dat het aantal surfers dat daar in de wintertijd komt al of niet gering is.
Het gaat erom dat de vogelpopulatie daar gestoord wordt.
Nu is het mij natuurlijk niet ontgaan wat hierover tijdens de besloten vergadering
van de Commissie voor Sport en Recreatie van 3 december 1985 blijkens de notulen is ge
7
zegd, namelijk a. dat over eventuele tegenstrijdige belangen overleg wordt gepleegd met
It Fryske Gea en b. dat met het bestuur van de plankzeilvereniging is overeengekomen
dat de leden gedurende de wintertijd niet surfen op de Houtwielen en het Sierdswiel in
verband met de aanwezigheid van ganzen. Nou dat is mooi. Een late reactie op mijn plei
dooi van 5 april 1983. Maar wie zegt dat de leden zich hieraan zullen houden? Om maar
niet te spreken over de niet-leden. Men kan wel zeggen dat wij met redelijke mensen te
maken hebben, maar wie zijn ogen de kost geeft en ziet hoeveel fietsers nog door rood
licht rijden en 's avonds zonder licht, zal ten aanzien van de discipline niet zo'n hoge
dunk hebben. Ik zou het college graag in overweging willen geven een afdoende voorzie
ning te doen treffen. Dat moet technisch zonder veel kosten mogelijk zijn.
Een tweede punt betreft de belangen van de hengelsport. In de raadsbrief is onder
meer te lezen: „Voor de hengelsport zijn in en rondom de gemeente Leeuwarden alterna
tieven voorhanden." Met andere woorden: jullie gaan maar vissen in het Van Harinxmaka-
naal. Ik vind het een misser dat de hengelsportvereniging Leeuwarden bij het opstellen
van de plannen in het geheel niet is gehoord. De vereniging dient bij het uitwerken van
de plannen in ieder geval als een volwaardig belanghebbende te worden behandeld. Seri
eus moet worden bekeken in welke mate aangedragen alternatieven kunnen worden gerea
liseerd. Ik nodig het college daartoe uit.
Een derde opmerking geldt de voorgenomen verbreding van het surfstrand in oostelij
ke richting. Bij mijn weten is er een bestemmingsplan Tietjerksteradeel-Grote Wielen.
Deelplan 4 geeft als bestemming bebossing aan. Mijn vraag is of hieraan aandacht is be
steed en of hier wijziging van het bestemmingsplan moet plaatsvinden.
De heer Ybema: Wij vinden de plankzeilvoorziening aan de zuidoever van de Grote
Wielen een belangrijke recreatieve voorziening voor de gemeente Leeuwarden. Wij hebben
echter ook te maken met het belangrijke natuurkundige karakter van het gebied. Daar
door is het ook een heel kwetsbaar gebied geworden en krijgen wij te maken met een bot
sing van belangen van de watersporters - in dit geval de plankzeilers - en die van het
natuurgebied zelf. Op zich juichen wij de uitbreiding van de mogelijkheden voor het
plankzeilen toe, wij staan daar positief tegenover. Wij willen echter wel wijzen op het feit
dat een uitbreiding van die voorziening gemakkelijk kan leiden tot een grotere toename
van het aantal plankzeilers in dat gebied en daarmee tot een grote, misschien zelfs een te
grote druk, op het natuurgebied. Concreet zou ik het college het volgende willen vragen.
Welke uitbreiding acht men nog acceptabel in dit kwetsbare gebied en hoe denkt men de
ontwikkeling op dit punt in de hand te kunnen houden?
Het tweede punt dat speelt is de bot sing/relatie tussen de plankzeilers en de hengel-
sporters. Uit de achterliggende stukken blijkt dat de hengelsportvereniging zich al een
aantal keren heeft beklaagd over het feit dat er met haar helemaal geen overleg is ge
pleegd. De vereniging vindt dat zij te vaak voor voldongen feiten wordt geplaatst. Ik
zou graag willen weten welk overleg met de hengelsportvereniging heeft plaatsgevonden
bij het ontwikkelen van deze plannen. Voor deze raadsvergadering heeft de hengelsport
vereniging een alternatief rondgestuurd. Ik neem aan dat het college daar ook van op de
hoogte is. Daaruit blijkt dat de hengelsportvereniging akkoord gaat met de geplande uit
breiding van de surfvoorziening. Zij bepleit echter wel een aantal andere voorzieningen/
gerichte maatregelen om ook de mogelijkheden voor de hengelsport tot hun recht te laten
komen. Ik zou graag van het college willen weten wat het vindt van die alternatieven.
Kan het college ook toezeggen dat deze alternatieven op heel korte termijn met de hengel
sportvereniging worden besproken? Ik wijs erop dat een tegemoetkoming op dit punt in
de richting van de hengelsportvereniging tevens de bescherming van het natuurkundige
karakter van het gebied tot gevolg kan hebben. Het mes zou daardoor aan twee kanten
snijden. Ik hoor graag de reactie van het college.
Mevrouw Vlietstra (weth.): De heren Buurman en Ybema stemmen enerzijds in met de
voorgestelde uitbreiding van de plankzeilvoorziening, maar maken zich anderzijds tegelij
kertijd zorgen over de natuurbelangen. Ik deel die zorg. Een van de redenen om deze
uitbreiding te realiseren is geweest dat de natuurbelangen in de gaten moeten worden ge
houden. Het is namelijk zo dat er steeds meer surfers in dat gebied komen. Op het mo
ment dat je die zaak niet reguleert loop je de kans dat de oevers en de rietkragen steeds
meer beschadigd worden. Een van de redenen waarom wij deze uitbreiding toejuichen is
om die beschadiging tegen te gaan.
De heer Buurman zegt dat de surfers de vogels kunnen storen en dan met name in
de winter. Hij verwijst naar een toezegging van de plankzeilvereniging dat er in die pe
riode niet gesurfd zal worden op de Houtwielen en het Sierdswiel en vraagt welke garan
tie dat is. Wij zullen voorlopig genoegen moeten nemen met de gedane toezegging. Mocht
in de praktijk blijken dat daar niet de hand aan wordt gehouden, dan zullen wij ons op
nieuw hierover moeten beraden en met de plankzeilvereniging moeten bekijken hoe ervoor
kan worden gezorgd dat die toezegging gestand wordt gedaan. In dat kader kunnen wij