10 De heer Duijvendak: Het antwoord van de voorzitter komt niet helemaal onverwacht, want ik was al bang dat wij het door hem genoemde ook hierbij zouden moeten rekenen. Ik had het juister gevonden als b. en w. in de raadsbrief hadden aangegeven dat wij vin den dat de Brandweerwet ten onrechte de brandweer ook in buitengewone omstandighe den, in oorlogstijd, tot centrale spil maakt. In eerste instantie heb ik een citaat voorge lezen uit het collegeprogram waarin een en ander onomwonden wordt uitgesproken. Sinds het collegeprogram door beide partijen is ondertekend, wordt dat standpunt blijkbaar ook door het CDA ondersteund. Als zo'n grote meerderheid in de raad het met een dergelijke verruiming niet eens is, dan vind ik dat dat in de raadsbrief had moeten worden aange geven maar dat wij juridisch wel verplicht zijn om desondanks toch een aantal zaken op te nemen. Wij moeten met zijn allen constateren dat er in feite sprake is van een heel ne gatieve ontwikkeling. Wat dat betreft vind ik het jammer dat dat in de raadsbrief niet is opgenomen en dat die verruiming, waartegen wij ons als raad zo heftig hebben willen verzetten, toch plaatsvindt. De Voorzitter: Het is vrij zinloos om allerlei uitingen in preadviezen te zetten daar waar het gaat om de uitvoering van bestaande wetten. Ik ken het collegeprogram nog niet geheel uit mijn hoofd, maar het door de heer Duijvendak aangehaalde citaat is in ieder geval niet helemaal correct. Als ik mij goed herinner staat er namelijk: Voorzover de wet daartoe ruimte biedt... Dat is nu net aan de orde. Ik begrijp dat de heer Duijvendak op zich geen bezwaar heeft tegen het treffen van een regeling voor buitengewone omstandig heden, bijvoorbeeld vredesrampen. Wij hebben inmiddels ontdekt dat die zelfs van ver over de landsgrenzen over ons heen kunnen komen. Van de reserve van de heer Duij- vandak in de richting van oorlogsomstandigheden - deze reserve hoeft de wijziging van de Brandbeveiligingsverordening conform het voorstel niet in de weg te staan - wordt duidelijk akte genomen. Ik denk overigens dat er meerderen in deze raad zijn die dezelf de reserve in acht wensen te nemen. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w. Punt 24 (bijlage nr. 193). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punt 25. De Voorzitter: Aan de orde is thans de motie van PAL inzake actief en passief kies recht niet-Nederlandse ingezetenen voor provinciale staten en Tweede Kamer. De heer E.M. Janssen: De PvdA-fractie heeft zich nadrukkelijk afgevraagd of wij ons in deze raad moeten uitspreken over zaken die niet tot onze competentie behoren en die niet direct het belang van de gemeente Leeuwarden raken. In principe vinden wij dat wij dat niet moeten doen. Een meerderheid van onze fractie vindt echter dat wij in uitzon derlijke gevallen van de regel moeten afwijken, een minderheid vindt dat deze regel strak gehanteerd moet worden. De meerderheid van onze fractie vindt het onderwerp van de PAL-motie van voldoen de belang om van de regel af te wijken en zal dan ook voor de motie stemmen. Dit deel van de fractie is het namelijk van harte eens met de strekking van de motie, namelijk dat in principe aan ingezetenen afkomstig uit etnische groepen ook actief en passief kiesrecht voor provinciale staten en Tweede Kamer moet worden toegekend. Wij willen dit signaal naar de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, de regering en het parlement graag on dersteunen. Naast de in de motie genoemde overwegingen - ik zal die nu niet herhalen - speelt voor ons ook het moment waarop, namelijk vlak voor de Tweede Kamerverkiezingen en binnen een jaar de verkiezingen voor provinciale staten, een belangrijke rol. Ook be schouwen wij de motie als een van de mogelijkheden om een geluid tegen de opvattingen van de Centrumpartij te laten horen. Ik dank u wel, mijnheer de voorzitter. De heer Buurman: Ter bepaling van een standpunt ten aanzien van het kiesrecht voor vreemdelingen, ligt het voor de hand dat moet worden stilgestaan bij de betekenis van het - ook door de regering erkende - verband tussen Nederlanderschap en kies recht. Het uitoefenen van kiesrecht veronderstelt immers een zekere mate van betrokken heid bij de publieke zaak. Deze betrokkenheid, waarbij ook belangstelling is te noemen, dient zodanig te zijn dat op een verantwoorde wijze invloed kan worden uitgeoefend op de samenstelling en uitoefening van het bestuur. Daartoe is nodig dat de kiezer is ingebur gerd en kennis heeft van de Nederlandse samenleving. Daarbij is te noemen: hoe lang 11 woont men in Nederland en beheerst men de Nederlandse taal? Nu weet ik wel dat rege ring en parlement gemeend hebben hieraan beperkingen te moeten stellen. Deze eisen, die bij wet moeten worden geregeld, lijken echter opvallend veel op de vereisten voor natu ralisatie. Naturalisatie is mijns inziens dan ook het geëigende instrument om kiesrecht aan vreemdelingen toe te kennen. Van geval tot geval kan dan worden bezien in hoeverre voldaan wordt aan het vereiste van ingeburgerd zijn in de Nederlandse samenleving. Men zal toch niet willen beweren dat de uitoefening van het kiesrecht een middel is om de in tegratie van de buitenlanders te bevorderen? Het is juist andersom: integratie is een voorwaarde voor de uitoefening van het kiesrecht. En voorts, aan naturalisatie is een ze ker evenwicht verbonden inzake rechten en verplichtingen. Een lid van een etnische min derheid dat niet genaturaliseerd is hoeft bijvoorbeeld niet in militaire dienst. Maar, zoals ik reeds eerder zei, het regardeert ons niet. Niets staat plaatselijke poli tieke partijen in de weg deze aangelegenheid opnieuw naar voren te brengen. Zij kunnen zich wenden tot hun vertegenwoordigers in het parlement. De heer Ybema: In de campagne die achter ons ligt voor de gemeenteraadsverkiezin gen heeft de PAL-fractie nogal eens andere partijen gekritiseerd op het punt dat zij vond dat landelijke politici zich bemoeiden met die verkiezingen. Wij vinden dat de zuiverheid die toen door de PAL-groepering werd gesuggereerd nu toch wel wat ver zoek is. Voor D66 is het duidelijk dat de kwestie van het toekennen van het actief en passief kiesrecht een zaak is die de Grondwet regardeert en van de Kieswet die daaraan gekoppeld is en derhalve de verantwoordelijkheid is van de landelijke wetgever en de landelijke politiek. Op dat punt moeten de zaken zuiver worden gehouden. Wij vinden niet dat er argumenten zijn op grond waarvan je in deze zaak gemeentelijke proporties zou kunnen geven. Bo vendien zijn wij van mening dat wij ervoor moeten waken dat de gemeenteraad met dit soort zaken niet wordt misbruikt als een actiegroep in de richting van de landelijke poli tiek. Onze conclusie is dan ook dat wij geen behoefte hebben aan deze motie. De heer Dubbelboer: In zijn algemeenheid is onze fractie van mening dat zaken die de landspolitiek aangaan - de heer Janssen heeft dat ook al gezegd - in de landelijke po litiek behandeld moeten worden. De discussie die zich wat dit punt betreft in de PvdA- fractie heeft afgespeeld, heeft zich ook binnen de VVD-fractie afgespeeld. Wij hebben ge zegd dat de nu aan de orde zijnde zaak eigenlijk hier niet zou moeten worden behandeld, maar dat wij in dit bijzondere geval daar toch van af moeten wijken. Wij vinden het on derwerp belangrijk genoeg. Belangrijk ook om duidelijkheid te verschaffen over de stand punten. Wat is dan ons standpunt? Bij de Grondwetsherziening in 1983 is uitvoerig gesproken over het kiesrecht. Er zijn daar toen twee uitbreidingen van het kiesrecht uit voortgekomen. De ene uitbreiding be trof het geven van kiesrecht aan Nederlanders die in het buitenland verblijven voor de Tweede Kamer der Staten-Generaal. De andere uitbreiding betrof het kiesrecht aan niet- Nederlanders die in Nederland verblijven - er is wat dat betreft wel een aantal randvoor waarden - voor de verkiezingen van de gemeenteraad. Wij hebben daar - de heer Buur man wees ook al op een stukje integratie in de Nederlandse samenleving - geen enkel probleem mee. Voor de gemeenteraadsverkiezingen heeft de wetgever gebruik gemaakt van die bevoegdheden. Nogmaals, onze fractie heeft daar geen probleem mee. Voor provinciale staten en Tweede Kamer is die bevoegdheid er niet en dat moet vol gens onze fractie ook maar zo blijven.- Waarom, mijnheer de voorzitter? De relatie van in gezetenen tot het nationale of regionale vertegenwoordigende lichaam is volgens ons van totaal andere aard dan die tot de lokale overheid. In de regionale en landelijke situatie staat de relatie voorop die men heeft tot de nationale staat als bezitter van die nationali teit. Ik zou vervolgens hetzelfde verhaal kunnen houden over naturalisatie als de heer Buurman, maar om wille van de tijd sla ik dat over. Het uitoefenen van invloed op be slissingen die Nederland op nationaal niveau neemt, terwijl men een andere nationaliteit heeft, acht onze fractie onzuiver. Geen kiesrecht voor dit deel van de volksvertegen woordiging dus. De keuze om geen kiesrecht voor provinciale staten te willen verlenen, vloeit voort uit de wijze van kiezen voor de Eerste Kamer. Het kiesrecht voor provinciale staten is immers tevens indirect het kiesrecht voor de Eerste Kamer, het andere deel van de volksvertegenwoordiging. Derhalve geen stemrecht voor de Tweede Kamer en provinciale staten en derhalve geen steun aan de motie van PAL. De heer Duijvendak: Ik ben blij dat er bij de behandeling van de mededelingenlijst besloten is verder over deze zaak te praten. Een aantal fracties heeft duidelijk gemaakt om inhoudelijke redenen geen behoefte te hebben aan de motie, maar wil toch aan de dis cussie meedoen. Het zal duidelijk zijn dat het niet toevallig is - de heer Janssen heeft dat voor een deel ook al aangegeven - dat mijn fractie deze motie op dit moment heeft in-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1986 | | pagina 6