18 augustus 1986 hebben tegengestemd doorgeeft. Wat mijn fractie betreft had het college
er goed aan gedaan om de brief van het IKV voor kennisgeving aan te nemen en verder
niets te doen.
Het college zegt verder dat het zal trachten informatie te krijgen over de vraag of
aansluiting bij deze groep van gemeenten tot de mogelijkheden behoort en wenselijk is.
Mijnheer de voorzitter, het college hoeft wat ons betreft die informatie niet in te winnen.
Ik zou bijna zeggen: anders vraagt u om een uitnodiging voor een volgende conferentie.
Mevrouw Vlietstra (weth.): De heer Duijvendak is verbaasd over het antwoord, omdat
er bij de ter inzage gelegde stukken wel een uitnodiging lag. De opmerking in het ant
woord dat de uitnodiging ons niet heeft bereikt is juist. Wij hebben van het IKV wel een
afschrift van de uitnodiging gekregen die aan andere gemeenten is verstuurd. Maar wij
hebben niet rechtstreeks een uitnodiging gekregen. Op zich is dat ook niet zo vreemd,
omdat Leeuwarden op het moment dat de uitnodigingen zijn verstuurd nog niet geregi
streerd stond als kernwapenvrije gemeente.
Op het moment dat je de brief van het IKV krijgt kun je twee dingen doen. In de
eerste plaats zou je je alsnog hals over kop voor de conferentie kunnen aanmelden. In de
tweede plaats zou je datgene kunnen doen wat het college nu voorstelt, namelijk informe
ren naar de mogelijkheden van aansluiting bij de groep van gemeenten die zich hebben
uitgeroepen tot kernwapenvrije gemeenten en vervolgens op basis daarvan wel of niet be
sluiten tot aansluiting. Wij hebben ervoor gekozen om het tweede te doen.
Een en ander betekent niet dat in zijn algemeenheid dit soort conferenties niet zinvol
zou zijn. Ik vind alleen dat je, wanneer je naar zo'n conferentie toegaat, daar dan ook
heel goed voorbereid moet komen. In die zin vind ik het een wat overhaaste stap om daar
nu naar toe te gaan. Elk jaar wordt er een dergelijke conferentie gehouden. Ik kan mij
voorstellen dat wij op basis van de informatie die wij krijgen besluiten om volgend jaar
wel de conferentie bij te wonen.
Ik ben het met de heer Duijvendak eens dat het een mooie reis is. De reis is echter
ook duur. Ik vind dat je in de afweging ook dat soort zaken moet betrekken en niet eer
der naar zo'n bijeenkomst moet gaan, zeker wanneer die in het buitenland plaatsvindt,
dan nadat je ervan overtuigd bent dat het ook een zinvolle aangelegenheid is. De brief
van het IKV bevatte wel een uitnodiging en een groot aantal punten dat tijdens de confe
rentie wellicht aan de orde zou kunnen komen, maar een programma zat er niet bij. In
die zin vind ik het te voorbarig om de conferentie bij te wonen. Maar als de heer Duij
vendak vindt dat ik daar naar toe moet gaan, dan heb ik daar uiteraard geen bezwaar
tegen.
De heer Bijkersma heeft gezegd dat hij het ermee eens is dat wij niet naar de confe
rentie gaan en heeft het vervolgens over het op kosten van de gemeenschap houden van
een dergelijke conferentie. Dat aspect heeft in dit geval zeker een rol gespeeld, waarmee
ik niet wil zeggen dat dat in alle andere gevallen ook zal gebeuren.
Het standpunt van de VVD dat aansluiting van onze gemeente niet wenselijk wordt
geacht verbaast mij niet. Het zal echter duidelijk zijn dat wij, na de uitspraak van de
raad op 18 augustus, weieens tot een ander oordeel zouden kunnen komen op het moment
dat wij de informatie nader hebben bestudeerd.
Dit zelfde zou ik ook tegen de heer Buurman willen zeggen. Hij heeft nog gevraagd
of wij, wanneer het IKV geïnformeerd wordt, dan niet alleen het standpunt van de meer
derheid maar ook dat van de minderheid van de raad mee willen sturen. Ik vind dat uit
stekend. Ik stel voor om het IKV het verslag van de raadsvergadering van 18 augustus
1986 toe te sturen, want daar is zowel het meerderheids- als het minderheidsstandpunt
uit af te lezen.
De heer Duijvendak: Ik kan mij de overwegingen van de wethouder wel voorstellen,
maar als je naar de data kijkt dan vind ik dat, als er adequaat op deze zaak was inge
speeld, er wel degelijk voldoende voorbereidingstijd geweest is. De conferentie vindt
vanaf nu over anderhalve maand plaats. Wat dat betreft is er dus nog wel tijd voor voor
bereiding. De brief is 11 augustus verstuurd. Er waren dus ongeveer twee maanden van
voorbereiding mogelijk geweest. Je moet natuurlijk niet verwachten dat je dan optimaal
voorbereid kunt zijn, maar voor de oriëntatie voor een verdere uitbouw van de vredespo
litiek hadden wij het bijwonen van de conferentie een goede zaak gevonden.
De Voorzitter: Heeft de wethouder nog behoefte om te reageren?
Mevrouw Vlietstra (weth.): Nee, mijnheer de voorzitter.
Besloten wordt overeenkomstig het voorstel van b. en w. met inachtneming van de
toezegging van de wethouder.
5
De heer E.M. Janssen is inmiddels ter vergadering gekomen.
Sub H.
Besloten wordt overeenkomstig het voorstel van b. en w.
Sub I t.e.m. L.
De brochure, de brief, het besluit en de mededeling worden voor kennisgeving aan
genomen
Sub M.
De Voorzitter: Dit punt luidt: Verzoekschrift van Tasta BV, ingekomen op 3 juli
1986, om gehoord te worden door de Commissie Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting
inzake de verklaring ingevolge artikel 152, derde lid, van de Bouwverordening van een
deskundig(e) instantie of persoon omtrent de deugdelijkheid van het Tasta-systeem.
De heer Ybema: Het is ruim vijf jaar geleden dat een Leeuwarder ondernemer met een
nogal revolutionair bouwsysteem, het Tasta-systeem, op de markt kwam. Op zich was dat
voor Leeuwarden een verheugende ontwikkeling. Er was sprake van een stuk innovatie
binnen onze gemeentegrenzen die meestal ook een positieve uitwerking heeft op de werk
gelegenheid. De eerste woning die volgens genoemd systeem is gebouwd staat nu al een
jaar of vijf. Volgens informatie van de betreffende ondernemer zijn er inmiddels 183 wo
ningen gebouwd, met een totale vloeroppervlakte van 25.000 m2, in ongeveer 20 gemeen
ten. De conclusie moet dan ook zijn dat deze gemeenten blijkbaar akkoord gaan met het
zogenaamde Tasta-bouwsysteem en dat dat zich verdraagt met hun Bouwverordening.
Bij de gemeente Leeuwarden ligt de situatie blijkbaar anders. Het is in deze periode
van ruim vijf jaar niet gelukt om overeenstemming te bereiken tussen het college en de
betreffende ondernemer om te voldoen aan de eisen die wij in onze Bouwverordening stel
len. De ondernemer is nu een jaar of vijf in onderhandeling geweest met het college. Ik
vind het begrijpelijk dat er dan nu een brief wordt gericht aan de Commissie voor Ruim
telijke Ordening en Volkshuisvesting, kennelijk in een poging om eens een ander kanaal
aan te boren. Een aantal vragen doemt op als je deze zaken doorleest en als je het vrij
ruime dossier dat inmiddels is ontstaan eens doorbladert. Waarom kan er volgens dit sys
teem wel gebouwd worden in zoveel andere gemeenten en niet in Leeuwarden? Zijn onze
eisen op dit punt misschien te streng? Je kunt je ook afvragen of de weg die het college
tot nu toe volgt en die ook wordt uitgezet in de ter inzage gelegde concept-brief enig
uitzicht biedt op een bevredigende oplossing. Wat zijn de gevolgen voor het betreffende
bedrijf en, daaraan gekoppeld, voor de werkgelegenheid als deze situatie onnodig lang
voortduurt? Een laatste afrondende vraag is de volgende. Is er, als je deze vijf jaar
overziet, inderdaad sprake van een voldoende bedrijfsvriendelijke opstelling van de kant
van het gemeentebestuur in de richting van deze ondernemer?
Mijnheer de voorzitter, u merkt uit het vragende karakter van mijn opmerkingen dat
ik nog geen standpunt heb bepaald. Mijn conclusie is echter wel dat ik de zaak belang
rijk genoeg vind om die niet nu op deze manier aan de hand van de concept-brief die b.
en w. hebben opgesteld te laten afdoen. Ik vind dan ook dat er alle reden is om deze
zaak te bespreken in de Commissie voor Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting en in
die zin te handelen zoals de procedure voor behandeling van verzoekschriften toestaat.
Kortom, ik doe een beroep op het college om de betrokken ondernemer te laten horen in
de Commissie voor Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting, althans om die vraag in die
commissie aan de orde te stellen.
De heer Stassen: In aansluiting op hetgeen de heer Ybema heeft gezegd wil ik nog
het volgende zeggen. Bij bestudering van de stukken heb ik voldoende informatie aange
troffen op grond waarvan mijn fraktie volledig akkoord gaat met de ter inzage gelegde
concept-brief. Wel heb ik mij afgevraagd waarom hierover in de laatst gehouden vergade
ring van de Commissie voor Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting geen mededeling is
gedaan, want het is duidelijk dat dit geval een staartje krijgt.
De heer Timmermans (weth.): De heer Ybema heeft terecht aangegeven dat de ont
wikkeling van het Tasta-systeem vijf jaar geleden heeft plaatsgevonden. Het huidige Tas
ta-systeem is echter niet gelijk aan dat van vijf jaar geleden. In de loop van deze vijf
jaar is er voortdurend aan het systeem geschaafd. Iedere keer zijn er nieuwe ideeën ont
wikkeld. Dat is nu precies het probleem waarvoor wij staan. Toen vijf jaar geleden be
kend werd dat er een nieuw systeem was ontwikkeld, hebben wij als gemeente van vesti
ging gezegd dat wij een dergelijk systeem in ieder geval het voordeel van de twijfel