moesten geven. Daarom is ook gezegd dat wij een aantal proeven met elkaar moesten ne
men om te kijken of wij ten aanzien van de technische houdbaarheid van het systeem op
gelijke voet konden komen. Uit de stukken blijkt dat Tasta BV destijds van het Ministerie
van Economische Zaken een subsidie van niet geringe omvang heeft gekregen, juist met
de bedoeling om technisch te laten vaststellen of het systeem voldoet aan de normaal te
stellen eisen in dezen.
De technische eisen die zijn genoemd in onze Bouwverordening, die grote overeen
komst vertoont met de model-Bouwverordening die ook in andere gemeenten wordt gehan
teerd, zijn wat dat betreft exact gelijk. Wij hebben een aantal keren geconstateerd, nadat
wij ook vaak met de heer Tadema hebben gesproken, dat er geen duidelijkheid kon wor
den gegeven over de technische houdbaarheid van het systeem en met name - dat is na
melijk het discussiepunt - wat betreft de stabiliteit van de hogere bebouwing. De ge
meenten waarin ook volgens dit systeem wordt gebouwd zitten wat dit betreft met precies
hetzelfde probleem. Als het gaat om het bouwen in één laag, bijvoorbeeld een loods, dan
bestaat er voldoende vertrouwen dat er geen al te grote risico's worden gelopen.
Met de heer Tadema is de afgelopen jaren afgesproken dat hij met rapporten zou ko
men, waaruit zou blijken dat het systeem ook op langere termijn voldoende stabiliteit zou
garanderen. Wij hebben moeten constateren dat dat helaas niet is gelukt, enerzijds door
het voortdurend wijzigen van het produkt, anderzijds omdat het bedrijf blijkbaar geen
onderzoekbureau heeft kunnen vinden dat daarover voldoende uitsluitsel kon geven. Wij
hebben altijd gezegd dat wij graag bereid zijn een initiatief van Tasta positief te benade
ren, als duidelijk is dat aan de normaal te stellen eisen, ook de technische eisen, kan
worden voldaan. Zo lang dat inzicht er niet is vind ik het onverantwoord om zo maar met
een systeem als dit te gaan werken. Met andere woorden, op het moment dat de heer Ta
dema van Tasta BV met een duidelijk goed onderbouwd rapport komt, zijn wij onmiddellijk
bereid medewerking te verlenen aan projecten die met dit systeem worden gerealiseerd.
Er is nog gevraagd waarom dit verzoek niet is besproken in de Commissie voor Ruim
telijke Ordening en Volkshuisvesting. Wij moeten ons realiseren dat een verzoek aan de
commissie een verzoek is aan de raad. Daarom hebben wij gezegd dat wij het in deze si
tuatie correcter vinden om de brief te beschouwen als een brief die gericht is aan de
raad. Met name omdat er geen nieuwe argumenten zijn kunnen wij volstaan met een afdoe
ning zoals onder punt M van de mededelingen wordt voorgesteld. Het is inderdaad moge
lijk dat mensen een bepaalde kwestie voorleggen aan een commissie. De commissie moet
dan wel per geval besluiten of zij een dergelijk verzoek in behandeling wenst te nemen.
De heer Stassen heeft gevraagd waarom hierover in de laatst gehouden vergadering
van de Commissie voor Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting geen mededeling is ge
daan. Er was feitelijk geen aanleiding om die mededeling daar te doen. De brief was aan
de commissie gericht, lag derhalve ter inzage en kon dus iedereen, raadsleden en com
missieleden, bekend zijn. Het voorstel van afdoening bespreken wij vanavond.
De heer Ybema: Het antwoord van de wethouder is eigenlijk in het kort een herhaling
van de discussie die nu al een jaar of vijf loopt. Iedere keer komt weer de opmerking:
Als Tasta aan onze eisen voldoet dan krijgt zij van ons toestemming om ook binnen de
gemeentegrenzen van Leeuwarden te bouwen. Het blijkt dat op dat punt de discussie niet
verder komt en waar dat precies op vastzit kan ik niet beoordelen. Ik kan bijvoorbeeld
ook niet beoordelen of de eisen die wij in dit verband stellen misschien onnodig streng
zijn. Deze kwestie roept alleen al vragen op als ik zie dat 20 andere gemeenten kennelijk
geen problemen op dit punt hebben. Ik zou nogmaals ook op andere fracties in de raad
het beroep willen doen deze burger toch de gelegenheid te geven in de Commissie voor
Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting zijn verhaal te doen en dan tevens te praten
over alle kanten die aan deze kwestie zitten. Het is nu niet de plaats op alle detailvra
gen, die voor een groot deel technisch van karakter zijn, in te gaan. Maar nogmaals een
klemmend beroep om deze zaak toch op zijn minst in de Commissie voor Ruimtelijke Orde
ning en Volkshuisvesting aan de orde te stellen, waarna zij kan beslissen om de zaak
plenair te behandelen.
De heer Timmermans (weth.): Ik ga niet in herhaling vallen. Ongeveer vier jaar gele
den hebben wij het betreffende bedrijf gevraagd om op grond van de toen in de Bouw
verordening gestelde technische eisen met een rapport te komen over de stabiliteit van
het systeem. Het bedrijf is daar gedurende deze periode niet in geslaagd. Wij zitten dus
nog steeds te wachten op bewijsvoering van die kant.
De heer Ybema heeft het ook nog gehad over 20 gemeenten waar volgens dit systeem
zou zijn gebouwd. Ik ben daarop in eerste instantie niet ingegaan. Het is maar zeer de
vraag of in deze 20 gemeenten echt volgens dit systeem is gebouwd. Wij hebben de afge
lopen tijd een poging gedaan in dat verband de zaak te inventariseren, maar wij zijn niet
zo ver gekomen. Ik heb sterk de indruk dat, voor zover er dan gebouwd is volgens dit
systeem, dat alleen betrekking heeft op de begane grond laag. Hogere bebouwing, daar
7
bij komt dan het punt van de stabiliteit aan de orde, wordt zelden ergens gerealiseerd.
Ik ga er vanuit dat andere gemeenten precies dezelfde benadering hebben als de gemeen
te Leeuwarden.
De heer Ybema heeft nog eens een pleidooi gehouden om de heer Tadema de gelegen
heid te geven in de commissie zijn verhaal te doen. Dat lijkt mij niet verstandig. De heer
Tadema is natuurlijk vrij om met individuele fracties te gaan onderhandelen. Het lijkt mij
minder voor de hand liggend om mensen met de hele raad te laten discussiëren over be
paalde zaken. Maar de commissie kan natuurlijk, als een dergelijke vraag aan de orde is,
daar een besluit over nemen. Wij zijn van mening dat dat in dit geval, met name ook ge
let op de uitgebreide voorgeschiedenis, overbodig is.
De Voorzitter: Aan de orde is de stemming.
De heer Ybema: Ik ben het niet eens met de inhoud van de concept-brief die wordt
verzonden en ben derhalve tegen het voorstel van b. en w.
Besloten wordt overeenkomstig het voorstel van b. en w. met aantekening dat de heer
Ybema wenst te worden geacht tegen te hebben gestemd.
Sub N.
Besloten wordt overeenkomstig het voorstel van b. en w.
Punt 2a (bijlage nr. 308).
Benoeming lid Commissie voor het Marktwezen en de Frieslandhal.
Voordracht van burgemeester en wethouders:
de heer J. Hotsma.
Benoemd wordt de voorgedragene met algemene stemmen.
Punt 2b (bijlage nr. 313).
Benoeming lid van het bestuur van de Stichting Kabeltelevisie Leeuwarden.
Aanbeveling van burgemeester en wethouders:
de heer A. Zwart.
Benoemd wordt de aanbevolene met algemene stemmen.
Punt 2c (bijlage nr. 314).
Benoemen van twee leden en twee plaatsvervangende leden in het algemeen bestuur van
de gemeenschappelijke regeling Bestuursschool Friesland.
Aanbeveling van burgemeester en wethouders:
leden
de heer mr. W.J.G. Reumer;
de heer F.E.B. van Kaam.
plaatsvervangende leden:
de heer drs. A.J. Mewe;
de heer mr. W.L. van Harinxma thoe Slooten.
Benoemd worden de aanbevolenen met 33 stemmen (1 stem blanco).
De dames Van der Ploeg-Posthumus en Visscher-Bouwer vormden met de voorzitter
het stembureau.
Punten 3 t.e.m. 11 (bijlagen nrs. 317, 318, 316, 306, 319, 305, 315, 312 en 309).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w.
Punt 12 (bijlage nr. 322).
De Voorzitter: Aan de orde is thans Beschikbaar stellen van een krediet voor de ont
wikkeling van een plan voor de bouw van een kantoor van het Gemeentelijk Woningbedrijf
ln het bestemmingsplan Wielenpólle.