14
anoniem aangeven. Door de heer Bijkersma is in de Commissie voor Openbare Orde ge
zegd dat wij een en ander niet vinden passen in onze democratie, reden waarom dit door
ons wordt afgewezen.
De heer Ybema: Begin januari 1985 is de Homo-nota Leeuwarden aan het college aan
geboden. Uit de raadsbrief blijkt dat ook D66 aan die nota heeft meegewerkt. Op zich al
een bewijs dat wij het belangrijk vinden dat het homobeleid in de gemeente Leeuwarden
zo snel mogelijk handen en voeten krijgt. De reactienota die thans voor ons ligt en waar
over wij nu een oordeel moeten uitspreken heeft onze instemming. Wij kunnen ons goed
vinden in de conclusies die op de bladzijden 23 en 24 zijn geformuleerd en ik kan dan nu
ook kort zijn.
Ik wil mijn inbreng op een paar punten toespitsen. Het lijkt mij goed dat op deze
wijze een beleid wordt vastgelegd dat gericht is op het voorkomen van onaanvaardbare
discriminatie voor de homoseksuele mensen. Met deze nota kunnen wij daarmee mijns in
ziens goed vooruit. Tijdens de behandeling in de Commissie voor Openbare Orde is echter
een aantal vragen blijven liggen. Een daarvan - daarop is zojuist ook al door mevrouw
Van der Kloet gewezen - betreft het punt van het anoniem aangifte doen. De reactie van
de kant van de politie was dat dat mogelijk zou moeten zijn, terwijl de commissaris in
tweede termijn heeft gezegd dat het mogelijk is. Er zijn echter enkele vragen blijven lig
gen en ik zou van de voorzitter graag willen weten hoe dat nu precies zit. Wij vinden
dat het mogelijk moet zijn anoniem aangifte te doen.
Wat wij ook zeer verheugend vonden was dat tijdens de bespreking in de Commissie
voor Openbare Orde bleek dat zowel door de vertegenwoordiger van het COC als door de
vertegenwoordigster van het Lesbisch Archief werd gezegd dat men op het punt van het
politiebeleid positieve ervaringen had met de politie wat betreft het omgaan met de homo
seksualiteit. Dat vinden wij een heel belangrijke zaak.
Een derde opmerking, ook gebaseerd op wat in de Commissie voor Openbare Orde aan
de orde is geweest, betreft de discriminatie in de commerciële sector. In de reactienota
wordt er over gesproken om met artikel 249 van de Drank- en Horecawet in de hand te
gen commerciële bedrijven, die zich discriminerend gedragen wat betreft het ontzeggen
van de toegang van mensen, op te treden. Op de suggestie in de commissie om de zoge
naamde Amsterdamse regeling toe te passen is door de voorzitter geantwoord dat nader
zal worden onderzocht wat deze regeling precies inhoudt en of die toepasbaar is op Leeu
warden. De conclusie van de voorzitter was toen dat deze regeling, als die toepasbaar is
op de situatie van Leeuwarden, zeker zal worden toegepast. Ik hoor graag van de voor
zitter wat de onderzoeken hebben opgeleverd en of de Amsterdamse regeling ten aanzien
van de commerciële sector van Leeuwarden kan worden toegepast.
Mijn laatste punt is een logisch vervolg van het vastleggen van een stuk beleid. In
de reactienota zijn beleidsvoorstellen aangegeven. Ik zou het college willen voorstellen
over een termijn van twee jaar in de commissie en daarna in de raad met een rapportage
te komen waarin is opgenomen hoe het dan staat met de uitvoering van het vanavond
vastgestelde homobeleid.
De heer Buurman: Het zal u bepaald niet onbekend zijn dat de visie van mijn fractie
een geheel andere is dan de visie die spreekt uit de Homo-nota en de nu voorliggende
Nota Reactie op de Homo-nota Leeuwarden van het college. Voor hen die zich willen base
ren op Gods woord geldt immers het huwelijk van man en vrouw als norm. Deze norm
wordt in beide nota's zeker niet teruggevonden. Het verschil in visie betekent niet dat
wij ons in geen van de voorliggende beleidsvoorstellen zouden kunnen vinden. Hoewel wij
homoseksuele praktijken afwijzen staan wij zeker even afwijzend tegenover discriminatie
van homoseksuelen als de opstellers van de beide nota's. Naar onze mening dient discri
minatie van homoseksuelen dan ook waar mogelijk te worden bestreden. In de artikelen
137 c, d en e van het Wetboek van Strafrecht worden goed hanteerbare criteria aange
reikt als aanzetten tot haat, belediging, molest, enz. Een bestrijding van discriminatie op
basis van het Wetboek van Strafrecht kan dan ook op onze volle steun rekenen. De beide
nota's geven terecht aan dat homobeleid meer is dan discriminatiebestrijding. Wij willen
graag bij een aantal beleidsonderdelen onze kanttekeningen maken.
Allereerst het gemeentelijk personeelsbeleid. De uitgangspunten van beide nota's dat
homoseksualiteit in principe geen rol dient te spelen, hetzij positief of negatief, bij de
benoeming van gemeentepersoneel wordt door ons onderschreven. Dit uitgangspunt is ook
volledig in overeenstemming met artikel 3 van de Grondwet, waar wordt gezegd dat alle
Nederlanders op gelijke voet in openbare dienst benoembaar zijn. Op gelijke voet sluit
niet uit dat in sommige gevallen een bepaalde eigenschap van doorslaggevende betekenis
kan zijn, mits deze relevant is voor de te vervullen functie. Ik denk hierbij bijvoorbeeld
aan de genoemde aangifte-ambtenaar of vertrouwenspersoon bij mishandeling, waarbij ze
ker begrip voor de situatie van het slachtoffer kan worden gevraagd, net zo goed als
bijvoorbeeld deze functie beter kan worden vervuld door een vrouw wanneer het gaat om
seksueel geweld tegen vrouwen.
15
Geweld. Iedere burger heeft evenveel recht op bescherming van de overheid. Dit
geldt uiteraard ook voor de homoseksuele man of vrouw. Het verschijnsel „potenrammen"
dient dan ook met kracht te worden bestreden. Wij willen hierbij nog eens nadrukkelijk
wijzen op de eerdergenoemde artikelen van het Wetboek van Strafrecht. In de Homo-nota
wordt stelling genomen tegenover het APV-artikel dat handelt over het zogenaamde „crui
sen". Terecht stelt het college in zijn reactie dat dit artikel noch de bedoeling noch het
effect van homo-discriminatie heeft. Wij onderschrijven dan ook de conclusie dat dit arti
kel gehandhaafd dient te blijven.
Huisvesting. In het huisvestingsbeleid van de gemeente dient geen criterium naar
seksuele geaardheid te worden gehanteerd. Doel van woonruimtetoewijzing is immers het
bevorderen van een zo goed mogelijke volkshuisvesting. Het geaardheidscriterium heeft
hiermee niet van doen en is dan ook door de rijksoverheid terecht tot verboden criterium
benoemd. Dit geldt ook voor de huisvesting van homoseksuelen in openbare bejaardenoor
den. Door het college is in dit verband gewezen op bepalingen uit de Wet op de bejaar
denoorden. Wij willen hierbij aantekenen dat wij deze bepaling, waar het gaat om openba
re instellingen, kunnen onderschrijven. De bepaling in de wet houdt onzes inziens echter
te weinig rekening met de vrijheid van bijvoorbeeld de confessionele bejaardenoorden.
Maar goed, dat is een zaak van de rijksoverheid en de provincie.
Onderwijs. Opnieuw onder verwijzing naar het Wetboek van Strafrecht achten wij het
een goede zaak dat anti-homotendensen die zich uiten in haat, belediging, molest, enz.
uit het openbaar onderwijs worden geweerd. Dit betekent echter nog niet dat op de
openbare scholen een pro-homobeleid moet worden ingevoerd. Dit soort voorlichting ach
ten wij in eerste instantie een taak van de ouders. In dit verband is het van belang te
wijzen op de notulen van de vergadering van de Commissie voor Emancipatie-aangelegen
heden (oude samenstelling) van 15 april jl.pagina 5. Daar zegt de voorzitter, wethouder
Kessler, namens het college - als dat niet zo is, dan hoor ik dat nog wel - onder meer
het volgende: „Overigens spreekt het vanzelf dat de homo-variant niet in de plaats kan
treden van de heterogerichtheid. Alhoewel dit laatste ook in het lesmateriaal tot uiting
komt, kunnen er ook voorbeelden opgenomen worden waarin homoseksualiteit als normaal
wordt beschouwd." Ik zou daarvan het volgende willen zeggen. Nu de schriftuurde Bij
bel, aan kant wordt geschoven, leert de natuur dan niet dat man en vrouw op elkaar zijn
aangewezen? Moet wat daarmee in strijd is als normaal worden beschouwd?
De gezondheidszorg. In beide nota's wordt gepleit voor een goede voorlichting met
betrekking tot geslachtsziekten en een ziekte als aids. Deze voorlichting achten wij in
beginsel een goede zaak. In veel gevallen blijkt dit soort voorlichting zich echter te be
perken tot het aanprijzen van voorbehoedsmiddelen als extra veilige condooms enz., zon
der dat in de voorlichting tot uitdrukking wordt gebracht dat een andere, veilige, le
venswijze in de eerste plaats nodig is in het belang van de volksgezondheid. De voorlich
ting komt zo letterlijk niet verder dan het aanreiken van lapmiddelen. De vermelde waar
schuwing zouden wij graag in de voorlichting opgenomen zien. Anders blijft het dweilen
met de kraan open. Voor wat de spermabank betreft onderschrijven wij het voorbehoud
zoals door D66 is aangegeven. Overigens zijn wij in het algemeen tegen het verschijnsel
spermabank, aangezien het in vele gevallen dwars tegen de huwelijksordinantie ingaat.
Recreatie. In de Homo-nota wordt aanstoot genomen aan het feit dat sommige horeca
ondernemers uitingen van homoseksueel gedrag in hun instellingen verbieden. Een hore-
ca-ondernemer heeft hiertoe het volste recht, net zo goed als men het recht heeft uitin
gen van heteroseksueel gedrag te verbieden. Terecht merkt het college dan ook op dat
een vergunning om deze redenen niet geweigerd of ingetrokken mag worden.
Subsidie. Niemand betwist homoseksuelen het recht zich naar geaardheid te organise
ren, bijvoorbeeld met het doel de eigen belangen beter te kunnen behartigen. Dit bete
kent echter nog niet dat de overheid dit soort activiteiten dan ook moet subsidiëren.
Seksuele geaardheid behoort geen criterium voor subsidieverlening te zijn. De overheid
dient net zo min subsidie te verlenen aan homo-organisaties en -activiteiten als zij dat
aan hetero-organisaties doet of zou doen.
Conclusie. Het zal u duidelijk zijn dat ons standpunt met betrekking tot homoseksua
liteit nogal verschilt van de visie die uit beide nota's spreekt. Dit weerhoudt ons niet
waardering uit te spreken voor een aantal beleidsvoornemens die wij kunnen onderschrij
ven, zoals bijvoorbeeld de bestrijding van seksueel geweld. Op een aantal punten ver
schillen wij echter zodanig van mening met het college, bijvoorbeeld inzake het subsidie
beleid, dat dit met zich meebrengt dat wij aan deze nota als geheel geen steun kunnen
geven. Wij wachten op onderdelen de concrete voorstellen af en zullen die, waar zij onze
instemming kunnen hebben, ondersteunen.
De heer Duijvendak: Het is niet de gewoonte van onze fractie dat bij één onderwerp
twee leden het woord vragen, maar in dit bijzondere geval willen wij dit toch eenmaal
doen. Onze verdeling is zodanig dat ik een aantal opmerkingen in meer algemene zin zal
maken en dat Katja Westra vooral zal ingaan op een aantal concrete zaken. De reactie op