22
De heer Timmermans (weth.): Ik moet zeggen dat de opmerking van de PAL-fractie mij
wat in verwarring heeft gebracht. Wij zijn er tot nu toe altijd vanuit gegaan - onze informatie
luidde ook zo - dat het rijk nimmer zaken in erfpacht overneemt. De heer Van der Wal heeft
gezegd dat er zestien gemeenten zijn die vasthouden aan het erfpachtsprincipe. Hij heeft
daarbij met name Den Haag genoemd. Wij hebben vanavond gebeld met de directeur van de
Dienst Stadsontwikkeling en Grondzaken van Den Haag. De gemeente Den Haag, waar hei
rijk nogal wat verspreide kantoorruimte heeft, heeft de afgelopen jaren overleg met het rijk
gevoerd - dat was mij ook wei bekend - om te komen tot integrale ruiling van gemeentepan
den en rijkspanden. Het ruilen gebeurt voor wat de gemeente betreft niet op basis van het
in erfpacht geven maar van het in eigendom overdragen. Dat element in de opmerking van
de PAL-fractie moet dan ook worden bestreden.
De Voorzitter: Ik geef dan nu gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen.
Mevrouw De Haan-Laagland Ik wil aansluitend op het verhaal van wethouder Timmermans
het volgende opmerken. Voor ons was de informatie van de heer Van der Wal nieuw. Wij heb
ben daar in de pauze over beraadslaagd. De informatie over Den Haag klopt in ieder geval
niet zo is gebleken. Daarmee kan de informatie over de andere zestien gemeenten ook niet
voor ons hard worden gemaakt. Bovendien vinden wij het heel vervelend dat deze informatie
nu in de raad wordt gegeven. Als die in de commissie was gegeven dan hadden wij een en ander
kunnen checken. Wat er nu overblijft is te licht om het college te vragen terug te gaan naar
de onderhandelingstafel. Wij vinden dat een zwaarwegend middel dat wij wat betreft deze
informatie niet willen gebruiken. Ik raad het college wel aan, voor het geval er weer met het
rijk wordt onderhandeld, de informatie te checken. Wij gaan akkoord met het voorstel van
het college.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. met aantekening dat
de PAL-fractie wenst te worden geacht tegen te hebben gestemd en met inachtneming van
de toezegging van de wethouder.
Punten 15, 16, 18 en 19 (bijlagen nrs. 361, 369, 360 en 357).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w.
Punt 20 (bijlage nr. 377).
De Voorzitter: Dit punt luidt: Stichting Onderwijs- en Beroepenmanifestatie Friesland.
De heer Heidstra. Mijn fractie kan instemmen met het voorstel om deel te nemen aan de
in oprichting zijnde Stichting Onderwijs- en Beroepenmanifestatie Friesland en met het be
schikbaar stellen aan de stichting van een subsidie van f. 11.000, Wij vinden het een
zeer goede ontwikkeling dat een dergelijke manifestatie in Friesland zal worden georganiseerd,
te meer omdat er in Nederland maar vijf of zes van dergelijke manifestaties per jaar zijn.
Wij hebben echter wel een paar vragen bij het voorstel. In het voorstel wordt gesproken
over ambtelijke ondersteuning van het bestuur van de stichting. Heeft het college inzicht in
de tijd die daarin moet worden geïnvesteerd? Vanuit welke afdeling zal die ambtelijke onder
steuning komen? Zijn die tijdsinvestering en ondersteuning verantwoord gezien de grote
werkdruk op de afdeling?
Mijn fractie zou het een goede zaak vinden dat het stichtingsbestuur wordt uitgebreid
met een vertegenwoordiging vanuit de richting van de volwasseneneducatie. Is dat mogelijk?
Is het ook mogelijk om een bijdrage in de organisatiekosten te krijgen van in Friesland
bestaande en/of opererende onderwijsinstellingen die belang hebben bij deze manifestatie cf
hier in de toekomst aan mee zullen werken?
De heer Buurman: Ik stem van harte in met het voorstel van het college. Het gaat om
een goede zaak. Ik heb één vraag. Waarom wordt deze manifestatie tweejaarlijks gehouden
en niet jaarlijks? Het komt vaak voor dat de jeugd pas gaat nadenken over het te kiezen
beroep op het moment dat het werkelijk dringt, vaak wanneer men het diploma van voorgaand
onderwijs al in de zak heeft. Wil het college eens nagaan of deze manifestatie jaarlijks kan
worden gehouden? Wanneer dat financiële problemen geeft dan kan wellicht gedacht worden
aan een opzet op kleinere schaal.
Mevrouw Vlietstra (weth.): Ik constateer dat beide sprekers op zich instemmen met het
door ons gedane voorstel. De heer Heidstra heeft gevraagd naar de ambtelijke ondersteuning
en de hoeveelheid tijd die er in gaat zitten. Ik vind het moeilijk om daar op dit moment een
heel concreet antwoord op te geven. De ambtelijke ondersteuning is met name bedoeld als
ondersteuning van het bestuur. Hat meeste werk voor de eigenlijke manifestatie zal gedaan
23
moeten worden dooreen organiserend comité. Het is niet de bedoeling dat de ambtelijke
ondersteuning daar een heel nadrukkelijke rol in gaat spelen. De ambtelijke ondersteuning
is met name bedoeld voor het uitschrijven en notuleren van bestuursvergaderingen, die uiter
aard niet zo verschrikkelijk vaak gehouden zullen worden.
De heer Heidstra heeft verder gevraagd welke afdeling zal worden belast met de ambte
lijke ondersteuning. Het gaat om de afdeling Onderwijs. Op deze afdeling is nagegaan of die
menskracht vrijgemaakt kan worden. Mijn indruk is dat dat op een verantwoorde manier voor
elkaar te krijgen is.
De heer Heidstra heeft ook nog gevraagd of het stichtingsbestuur kan worden uitge
breid met een vertegenwoordiger vanuit de richting van de volwasseneneducatie. Gp zich
lijkt mij dat wat problematisch. Als ik kijk hoe - dat staat in de concept-statuten die ook ter
inzage hebben gelegen - het bestuur wordt samengesteld, dan blijkt dat dat gebeurt vanuit
besturen en besturenorganisaties en niet zozeer vanuit de verschillende onderwijsvormen.
In het bestuur is niemand rechtstreeks vertegenwoordiger vanuit het voortgezet onderwijs,
het hoger beroepsonderwijs of het basisonderwijs. In die zin is het volgens mij niet zo op
zijn plaats om daar een vertegenwoordiger vanuit de volwasseneneducatie in te zetten.
Wat natuurlijk wel heel belangrijk is, is om de verschillende instellingen die zich bezig
houden met volwasseneneducatie heel nadrukkelijk een rol te laten spelen op de manifestatie
zelf. In de uitvoering van de manifestatie zullen die instellingen dus wel degelijk worden
betrokken. Een van de groepen waar wij ons op willen richten zijn ook juist de volwassenen.
Ik denk echter dat het niet goed is de bestuurssamenstelling in die zin te gaan wijzigen en
daar nu ineens iemand aan toe te voegen vanuit een bepaalde onderwijsvorm. Ook ten aan
zien van andere onderwijsvormen hebben wij dat niet gedaan.
Tot slot heeft de heer Heidstra gevraagd of het mogelijk is een financiële bijdrage te
vragen aan onderwijsinstellingen. Een van de taken van het bestuur is te zorgen dat er
voldoende financiën op het kleed komen. De begroting die ook ter inzage heeft gelegen, gaat
er vanuit dat er enerzijds geld wordt gekregen van de Nederlandse Raad Beroepenmanife-
staties en anderzijds van de gemeente en de provincie. Een en ander laat echter onverlet dat
vanuit het bestuur/organiserend comité pogingen zullen worden ondernomen om ook onder
wijsinstellingen en wellicht ook de bureaus voor school- en beroepskeuze en het arbeidsbu
reau zover te krijgen dat ook zij middelen zullen bijdragen. Of dat een reële mogelijkheid is
kan ik op dit moment niet bekijkenmaar het is wel een opdracht die wij ons zelf hebben ge
steld.
De heer Buurman heeft ook instemming betuigd met het voorstel en vraagt waarom de
manifestatie een keer per twee jaar wordt gehouden. Daar zijn twee redenen voor aan te
geven. Het is juist de bedoeling om deze manifestatie een grootschalig karakter te geven om
veel meer te bieden dan andere manifestaties die op beperkte schaal worden gehouden. Het
vereist veel organisatie om een en ander rond te krijgen. Wanneer een dergelijke manifesta
tie een keer per jaar zou worden gehouden dan zal dat organisatorisch problemen geven
Ervaringen in andere provincies bewijzen dat ook. Een ander probleem - de heer Buurman
heeft dat zelf al genoemd - zijn de financiën. De Nederlandse Raad Beroepenmanifestaties
gaat er vanuit dat met het budget waarover men beschikt jaarlijks vijf of zes manifestaties
in het land gehouden kunnen worden. Dat betekent dat men moet rouleren tussen provincies.
Elke provincie kan dus niet vaker dan een keer per twee jaar in aanmerking komen voor een
subsidie vanuit de Nederlandse Raad Beroepenmanifestaties. Een heel belangrijk deel de
begroting is juist gebaseerd op die bijdrage. In die zin denk ik dat wij ook in de financiële
problemen zullen komenomdat dat ertoe zal leiden dat de gemeente en de provincie een veel
grotere bijdrage zullen moeten leveren, hetgeen mij niet erg haalbaar lijkt. Ik ben er niet op
voorhand voor om dan te overwegen de manifestatie op kleinere schaal te organiseren. De
waarde van deze manifestatie is juist dat die heel grootschalig opgezet kan worden, waarbij
alle onderwijsvormen en allerlei beroepen de kans wordt gegeven zich daar te manifesteren
als totaliteit. Ik zou het jammer vinden om daaraan af te doen.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w.
Punt 21 (bijlage nr. 374).
De Voorzitter: Dit punt luidt: Stimulering automatiseringskennis bij het personeel van
de gemeente Leeuwarden door middel van tegemoetkoming in aanschafkosten apparatuur
onder voorwaarde dat een basiscursus wordt gevolgd.
De heer Duijvenaak: De PAL-fractie kan akkoord gaan met het voorstel zoals dat voor
ons ligt. Het voorstel is een stuk beter nu er in de tegemoetkoming in de aanschaf een
inkomensafhankelijkheid is ingebouwd. De concrete vraag daarbij is nog wel in hoeverre de
betaling aan de gemeente gespreid zou kunnen gebeuren, want dat punt komt in de raads-
brief verder niet naar voren.
In dc raadsbrief wordt gememoreerd dat gerekend wordt op een deelnamepercentage van