4
wijze tracht te ondergraven, dan is hij helemaal fout bezig. Op die manier zal namelijk het
recht van de sterkste gelden, in die zin dat zij die luidkeels protesteren gelijk krijgen en
anderen niet. Wij wijzen in ieder geval de constructie die de heer Herrema heeft voorgesteld
volledig af.
De Voorzitter: Voor de goede orde merk ik op dat het de bevoegdheid is van b. en w.
om brieven zoals die genoemd staan onder Voor de raadsleden ter inzage gelegd, af te hande
len. Een en ander neemt niet weg - dat is in het verleden ook wel gebeurd - dat er soms
raadsleden zijn die daarover het woord wensen te voeren en dat is nu ook het geval. De heer
Herrema heeft een heel concrete vraag gesteld aan de wethouder van sociale zaken. Ik geef
het woord aan wethouder Vlietstra.
Mevrouw Vlietstra (weth.): De heer Herrema zegt terecht dat door de studiefinancierings-
rnaatregel opnieuw mensen met lage inkomens, mensen met een bijstandsuitkering, gedupeerd
worden en dat het niet de eerste keer is dat dat gebeurt. Deze maatregel betekent dat de
groep waartoe de heer Hart behoort, een eenoudergezin met een studerend kind boven 18
jaar, er binnen zes maanden f. 105,per maand structureel op achteruit gaat. Ik vind dat
nogal wat.
De heer Herrema merkt verder op dat het antwoord van b. en w. aan de heer Hart vrij
zakelijk is en dat er misschien wat meer begrip voor de situatie had kunnen worden getoond,
Ik heb de exacte tekst van het antwoord niet bij mijmaar het is uiteraard niet zo dat wij
geen begrip hebben voor de situatie. Ik ben het namelijk eens met de heer Herrema dat de
situatie waarin de heer Hart en met hem veel andere mensen terechtkomen heel schrijnend
en triest is. Wij kunnen echter niet veel anders dan datgene wat wij in de brief hebben ge
schreven. Het is niet mogelijk om als gemeente voor deze groep collectief een maatregel te
treffen waardoor de inkomensachteruitgang ongedaan wordt gemaakt - het is de gemeente
namelijk verboden om aan inkomenspolitiek te doen -, nog afgezien van de discussie of wij
inderdaad vinden dat wij zo'n taak van het rijk zouden moeten overnemen.
Wat wij natuurlijk wel kunnen doen is proberen om binnen de mogelijkheden die wij heb
ben zoveel mogelijk te individualiseren. Het feit dat mensen als gevolg van deze studiefinan
cieringsmaatregel in financiële problemen komen is echter op zich geen voldoende reden om voor
extra individuele bijstand in aanmerking te komen; dan zullen er meer factoren moeten zijn.
Ik wil wel toezeggen dat wij in dit verband elke aanvraag - wij doen dat trouwens altijd als
het gaat om bijzondere bijstandsverlening - serieus zullen bekijken. Iets anders is dat wij
momenteel bezig zijn met een onderzoek naar de vraag of het Gemeentelijk Studiefonds in dit
kader een mogelijke oplossing kan bieden. Het onderzoek wordt verricht door de afdeling
Welzijn. Zodra de resultaten van dat onderzoek bekend zijn zullen wij die in de Commissie
voor Welzijnsaangelegenheden aan de orde stellen.
Tot slot nog een opmerking in de richting van de heer Bijkersma. Het gaat hier inder
daad om een besluit van de Tweede Kamer. Gemeenten kunnen collectief niets in dezen doen.
Ik vind wel dat wij de mogelijkheden die wij hebben - de individualisering binnen de Alge
mene Bijstandswet is daar één van - optimaal moeten uitbuiten om zoveel mogelijk te proberen
de pijn te verzachten, want het gaat om inwoners van Leeuwarden die door deze maatregel
extra in de financiële problemen komen. Ik heb het nu niet over nieuw beleid, want dit be
leid voeren wij al een tijd. In die zin is de opmerking van de heer Bijkersma dat wij op
slinkse wijze proberen om onder rijksmaatregelen uit te komen niet juist.
De heer Bijkersma: Mevrouw Vlietstra heeft het over het op slinkse wijze ondermijnen van
rijksmaatregelen. Ik heb dat niet bedoeld met mijn opmerking in eerste instantie. Wat ik be
doeld heb te zeggen is dat er op slinkse wijze een inkomenspolitiek wordt gevoerd, zoals dat
hier wel vaker is gebeurd onder andere met betrekking tot de lesgelden bij het muziekinsti
tuut. Het zal het college en de raad bekend zijn hoe mijn fractie daar tegenover staat.
De wethouder stelt verder dat door de studiefinancieringsmaatregel eenoudergezinnen
en misschien ook anderen in inkomen achteruit gaan. Studiefinanciering beoogt natuurlijk
studiefinancieringKinderbijslag voor kinderen boven de 18 jaar die studeren was nimmer
bedoeld als inkomen, maar was altijd bedoeld als bijdrage in de studiekosten. Deze bijdrage
is nu losgekoppeld van het gezin en is bestemd voor de betrokkene zelf. Uit een onderzoek
is gebleken dat de studenten op grond van de studiefinancieringsregeling een beurs krijgen
die misschien niet ruim, maar wel voldoende is. Er is niet bewezen dat die beurs niet vol
doende is. De studenten zullen daar best mee rond kunnen en ook moeten komen.
Als de wethouder dan zegt dat er bekeken zal worden of er in het kader van het Gemeen
telijk Studiefonds mogelijkheden zijn voor het oplossen van individuele problemen in dit ver
band, dan is dat een omkering van alle bestaande fondsen voor alleen inwoners van Leeuwar
den. Wat moeten ouders dan die in een andere gemeente wonen? Ik vind dit iets wat niet past.
(De heer Ten Hoeve: Ik vind dat een typisch CDA/VVD-geluid. Het kabinet wil doodordinaire
bezuinigingen doorvoeren en brengt die onder het mom van creatief beleid en dat soort zaken
meer. Ik vind dat heel ergerlijk.)
5
De heer Koopmans: Ik ben het met de heer Bijkersma eens'dat het hier gaat om een zaak
die op regeringsniveau dient te worden behandeld. Daar blijft het dan ook bij.
Mevrouw Vlietstra (weth.): Wij hebben het hier niet over de hoogte van de basisbeurs,
mijnheer Bijkersma, maar over het feit dat de invoering van de studiefinancieringsregeling
ertoe leidt dat eenoudergezinnen niet meer als gezinnen worden beschouwd, maar dat de
ouder nu onder de norm voor een alleenstaande valt. Het totale inkomen van zo'n gezin zal
^q5jper maand structureel achteruit gaan ten opzichte van het inkomen dat men nu
heeft óp grond van de uitkering plus kinderbijslag. Het is de vraag of dat terecht is. De
Tweede Kamer heeft geconstateerd dat dat niet terecht is. Er zijn maatregelen genomen om
daaraan tegemoet te komen, maar het blijkt dat die onvoldoende zijn. Wij als gemeente worden
met deze mensen geconfronteerd. Wij kunnen niet anders doen dan binnen het beleid dat wij
reeds voeren bekijken wat gedaan kan worden om die pijn zoveel mogelijk te verzachten. Nog
maals, dat heeft niets te maken met het op slinkse wijze bedrijven van inkomenspolitiek,
maar met het beleid dat wij voeren ten aanzien van de mensen met lage inkomens.
De Voorzitter: Wij gaan dan nu over naar agendapunt 17.
Punt 17 (bijlage nr. 358).
Lidmaatschap van de Commissie van advies voor de Raad van Commissarissen van de NV
Fr i gas
Aanbeveling van burgemeester en wethouders
1. de heer T.A. Boelens;
2. de heer R. Burg;
3. mevrouw J. van der Kloet;
4. mevrouw A.K. Westra.
Benoemd worden de aanbevolenen met algemene stemmen.
De heren De Beer en Van der Wal vormden met de voorzitter het stembureau.
Punten 3 en 4 (bijlagen nrs. 375 en 365).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w.
Punt 5 (bijlage nr. 364).
De Voorzitter: Dit punt luidt: Verkoop van het schoolgebouw c.a. Zaailand 104 aan de
Staat der Nederlanden.
De heer Van der WalDit voorstel gaat over de verkoop aan het rijk van het gebouw van
de oude Rijks HBS met ondergrond. Wij kunnen, gezien de gesplitste eigendom, wel akkoord
gaan met de verkoopprijs van f. 2.380.000,
Wij hebben onze twijfels bij de manier waarop met de parkeerplaatsen is omgesprongen,
want de realisering daarvan wordt voor een bedrag van twee ton afgekocht. Op zich kunnen
wij wel instemmen met het afwijken van de parkeernorm vanwege het bijzondere karakter van
dit gebouw.
Wij hebben echter onoverkomelijke bezwaren tegen datgene wat staat op pagina 2 van de
raadsbrief, namelijk dat het rijk slechts koop/eigendomsverwerving aanvaardt en niet wenst
over te gaan tot het verkrijgen van onroerend goed door middel van uitgifte in erfpacht. De
afgelopen paar jaar zijn in de raad een paar keer voorstellen tot overdracht van grond in de
binnenstad aan de orde geweest ten aanzien waarvan werd afgeweken van het principe van
uitgifte in erfpacht. De verkoop van de grond ten behoeve van het pleinafsluitend gebouw
had volgens het college te maken met een heel bijzondere situatie. Vervolgens kwam er een
veel minder bijzondere verkoop aan de orde, namelijk die van de oude kantoren van de
Dienst Stadsontwikkeling aan de WissesdwingerHet college gebruikte als argument voor
deze verkoop: wij zijn met de onderhandelingen begonnen voordat wij tot erfpacht hadden
besloten. De PvdA-fractie zei bij de behandeling van dat raadsvoorstel: voor deze keer nog
verkoop, maar nooit weer. Ik ben benieuwd hoe deze fractie reageert op de nu aan de orde
zijnde verkoop in plaats van uitgifte in erfpacht. Onze fractie ziet geen enkele aanleiding
om af te wijken van het uitgangspunt: gronduitgifte in de binnenstad in erfpacht.
Het rijk stelt dat het niet wenst over te gaan tot verkrijging van onroerend goed door
middel van uitgifte in erfpacht. In andere steden doet het rijk dat wel. In Den Haag bijvoor
beeld kan het rijk grond in de binnenstad alleen maar krijgen in erfpacht. Een paar jaar