16
op de binnenstad groot genoeg is. Er is gewezen op de in de toekomst beschikbaar komende
ruimte bij de oude gevangenis. Het is niet wenselijk dat er nog grote kantoren in de binnen
stad worden gerealiseerd. Het Structuurplan voor de Binnenstad verzet zich daar in feite
ook tegen. Uitsluitend kantoren met baliefuncties zijn toegestaan en dat zijn over het algemeen
niet de heel grote kantoren. Kleine kantoorvestigingen zullen in de binnenstad dan wel direct
in de omgeving daarvan een plek moeten kunnen krijgen.
De heer Ten Hoeve heeft vervolgens terecht aangegeven dat er op dit momentondanks
het feit dat er op basis van bestemmingsplannen meer dan voldoende en ook aantrekkelijke
grond beschikbaar is voor kantoren, feitelijk een tekort is aan kantoorruimte. Het college
heeft dat feit ook geconstateerd en het besluit genomen om initiatieven te nemen in de rich
ting van beleggers om de veelal in de planning voorkomende ideeën nu wat sneller te reali
seren. Ik wil wijzen op de initiatieven van het Pensioenfonds Hoogovens voor het voormalige
Frico-terrein. Wij hebben begrepen dat dat initiatief niet in een afstelsituatie terecht is ge
komen, maar uitsluitend in een uitstelsituatie omdat een halfjaar geleden in Leeuwarden op
de kantorenmarkt nog ruimte was. Dat is nu niet meer zo en daarom wil het college de des
betreffende beleggers weer interesseren voor het op korte termijn realiseren van kantoor
ruimte. Punt van discussie is wel de over een paar jaar wellicht vrijkomende ruimtes die nu
nog door Aegon worden gebruikt. Niettemin denken wij dat er momenteel initiatieven geno
men kunnen worden voor uitbreiding van kantoorruimte. Ik wil in dit verband nog een
ander element aangeven en dat is tevens voor een deel antwoord op een opmerking van de
heer Van der Wal. Recent hebben wij een brief van een belegger gekregen die vroeg om een
integraal overzicht van beschikbare lokaties voor kantoren binnen 500 meter rond het station.
De belegger wilde daar wel optie op hebben. Blijkbaar is het dus ook voor beleggers voldoen
de duidelijk dat er behoefte aan kantoorruimte is
De heer Ybema heeft gezegd dat de ontwikkelingen in de dienstverlenende sector gun
stig zijn geweest. Wij zijn dat met hem eens. Hij constateert verder dat er sprake is van een
aantrekkende economie en dat de aanwijzing van Leeuwarden tot stadsgewest daar een belang
rijke rol in kan spelen en vraagt hoe daar inhoud aan wordt gegeven. Dat gebeurt op twee
manieren. Momenteel zijn wij bezig met de invulling van de vraag hoe wij aankijken tegen de
status stadsgewest. Het ligt in de bedoeling dat de notitie daarover half november is afge
rond. Wij zullen daar ook zeker mee naar buiten treden. Het college is tevens voornemens om
in het kader van de perspectievennota ruimtelijke ordening - dat is een macro-planologische
ontwikkeling van het land zoals die door de Rijksplanologische Dienst wórdt voorgesteld - een
reactie te geven. Deze zaken hangen volgens ons heel nauw met elkaar samen. Wij zijn voor
nemens de reactie in goed overleg met het college van gedeputeerde staten van Friesland op
te stellen en gaan er daarbij vanuit dat de reactie overeenkomt met de ideeën daarover van
de provincie.
De heer Ybema vindt het overschot aan m2 beschikbare terreinen een acceptabele marge.
Hij onderschrijft het pleidooi van de heer Ten Hoeve om minder aantrekkelijke lokaties zo
snel mogelijk te verkopen of voor andere doeleinden aan te wenden.
Tot slot vindt de heer Ybema het van groot belang dat de dienstverlenende sector in
Leeuwarden alle mogelijkheden moet krijgen die het verdient. Hij vraagt om een jaarlijkse
rapportage - de heer Stassen heeft daar ook om gevraagd - aan de raad voor wat betreft de
ontwikkelingen in dat verband. Gelet op het registratiesysteem dat wij hebben met betrekking
tot vraag en aanbod van kantoorruimte wil ik die toezegging wel doen.
De heer Buurman onderschrijft met name de opmerking over vestiging in de binnenstad
van kantoren met een baliefunctie. Ik heb al iets gezegd over de aantrekkende waarde die
volgens ons uit zal gaan van de aanwijzing van Leeuwarden tot stadsgewest. Een en ander
betekent expliciet dat belangrijke nieuwe werkgelegenheid in het stadsgewest in casu de
stad Leeuwarden zal moeten worden gecentreerd. Daar hoeft geen misverstand over te be
staan.
Het actieve acquisitiebeleid. Het gaat daarbij natuurlijk niet alleen om aan beleggers
industrieterrein aan te bieden met 25% korting op de grondprijs. Ik heb al aangegeven dat
het ook gaat om het specifiek benaderen van beleggers en hen vooral te interesseren voor de
mogelijkheden die naar onze mening meer dan voldoende in Leeuwarden aanwezig zijn. Daar
naast moet een gericht beleid op het gebied van de ruimtelijke ordening worden gevoerd,
waarin ook voor beleggers duidelijk wordt wat de toekomstige positie van een eventule loka-
tie binnen het totale gebeuren van de stad Leeuwarden zal zijn.
De heer Stassen gaat ook akkoord met de conclusies van het rapport. Hij wijst op het
belang van de jaarlijkse rapportage. Ik heb daar al op gereageerd. De heer Stassen wijst
verder op het onderzoek in Zwolle inzake de vestigingsplaatseisen. Deze vestigingsplaats-
eisen staan inderdaad niet in onze nota. Het is overigens wel zo dat er in het kader van de
invulling van het stadsgewest en onder meer in het kader van de situatie rondom de Oude
Veemarkt een notitie is gemaakt over vestigingsvoorwaarden/agglomeratie-effecten zoals die
binnen Leeuwarden aanwezig zijn. Met andere woorden, in uitvoerende zin bestaat wel dege
lijk inzicht in de vestigingsvoorwaarden die noodzakelijk zijn voor het aantrekken van kan
toren in onze stad.
17
De heer Stassen geeft vervolgens aan dat het ruimtelijke en het economische beleid nauw met
elkaar samenhangen. Hij bepleit in feite een integratie in de structuurschets. Dat is ook de
bedoeling van deze deelnota, want die zal een plaats moeten krijgen in de op te stellen struc
tuurschets. Ik kom daar straks nog wel op terug naar aanleiding van een opmerking van de
heer Van der Wal.
Ik begrijp dat de heer Stassen wat teleurgesteld is over het feit dat de nota vooral is
behandeld in het kader van de ruimtelijke ordening. Als wij praten over ruimtelijke ordening,
dan praten wij ook over het distributie-planologisch onderzoek, want dat vormt nu eenmaal
een integraal onderdeel. Alle verschillende deelbelangen worden geïntegreerd tot een ruimte
lijk beleid, want dat is ook de functie van ruimtelijke ordening. Dat wil natuurlijk niet zeg
gen dat de economische sector daar een ondergeschikte rol in vertegenwoordigt. Als het
totale beeld van de economische positie van onze stad en de ruimtelijke vertaling daarvan zijn
aangegeven kan deze sector zelfs een belangrijke rol in de invulling daarvan vervullen. De
reden dat de Kantorennota niet is behandeld in de Commissie voor Economische Zaken en
Bedrijven is dat ons uitgangspunt is dat wij nota's zoveel mogelijk in één commissie willen
behandelen
De heer Bijkersma heeft met vreugde geconstateerd dat wij nog steeds het Structuurplan
voor de Binnenstad hanteren. De lijn met betrekking tot kantoren met een baliefunctie in de
binnenstad hebben wij al in 1974 uitgezet en wordt nog steeds volledig gehanteerd. Er is
geen enkele aanleiding om daar van af te stappen.
De heer Bijkersma is ook ingegaan op de ontwikkelingen in de stationsbuurtHij vindt
het noodzakelijk dat de verkeersstructuur zodanig wordt dat die op de dan benodigde capa
citeit is afgestemd. De planvorming met betrekking tot de Oostergoweg, de reconstructie
van het Zuiderplein en de inrichting van het Stationsplein, de Sophialaan, de Lange Markt
straat, de Snekertrekweg en de Tesselschadestraat is afgestemd op de toekomstige positie
van het belangwekkende kantorencentrum in het hartje van onze stad. Wij houden er nadruk
kelijk rekening mee dat de verkeersstructuur op langere termijn voldoende capaciteit heeft
De heer Bijkersma pleit voor globale bestemmingsplannen in plaats van gedetailleerde.
In zijn algemeenheid wordt die lijn onderschreven, ware het niet dat de mate van gedetail
leerdheid altijd moet worden afgestemd op de feitelijke gedetailleerdheid van de omgeving.
Wij kunnen voor de binnenstad wel een globaal bestemmingsplan makenmaar er zal dan on
voldoende rechtszekerheid bestaan voor de burger die het aangaat. Het zal duidelijk zijn
dat wij voor de Hemrik wel een zeer globaal bestemmingsplan kunnen maken. Voor het Spoor-
dok hebben wij gekozen voor een bestemmingsplan dat ligt tussen een globaal en een gede
tailleerd plan. De lijn van waaruit wordt gewerkt is dat een bestemmingsplan dus niet gede
tailleerder wordt gemaakt dan strikt noodzakelijk is.
De heer Van der Wal heeft gezegd dat de voorbereiding en de behandeling van de nota
te lang heeft geduurd en dat het zonde is voor het geld dat daaraan is uitgegeven, omdat
wij allemaal wel weten hoe de zaak er voor staat. Het probleem van onderzoek is vaak dat
datgene wat wordt vermoed wordt bewezen, maar dat wil niet zeggen dat het onderzoek
slecht is, want het geeft een stuk onderbouwing van de ideeën die er zijn op basis waarvan
dan gefundeerde besluiten kunnen worden genomen. Het is goed een inzicht te hebben in
vragen als: moeten wij nog zoveel grond in eigendom houden, is het gelet op het schrijven
van rente op rente - de exploitatiebasis van plannen - van belang bepaalde stukken grond
af te stoten, en te weten wat de behoefte is van de verschillende initiatiefnemers.
Deze nota is dus wel degelijk een bouwsteen voor de te maken structuurschets. (De heer
Van der Wal: Welk besluit nemen wij dan?) Wij nemen het besluit dat er verband bestaat tus
sen de verwachte vraag naar kantoorruimte en de hoeveelheid grond die wij daar in plano
logische zin voor beschikbaar hebben met zijn plussen en minnen en zijn differentiatie in
bouwlokatie. Een evenwicht dus dat voldoende basis geeft om niet tot principiële beleids
wijzigingen te komen. (De heer Van der Wal: Dat is dus het besluit!) Ja, maar een niet ge
ring besluit. Ik heb al aangegeven dat de wenselijkheid van bepaalde lokaties veel nadrukke
lijker dan in het verleden naar boven is gekomen. Een en ander zal uiteraard zijn vertaling
krijgen in de structuurschets. De Kantorennota is niets anders dan een bouwsteen voor de
structuurschets, zoals dat ook het geval is met het verkeerscirculatieplan voor de binnen
stad en het hele stedelijke gebied. Het zijn allemaal bouwstenen - ik noem ook nog de
recreatienota's die wij hebben opgesteld - die uiteindelijk tezamen zullen leiden tot een
structuurschets
De heer Van der Wal heeft de indiening van zijn moties afhankelijk gesteld van het tijd
stip van discussie over de structuurschets. Gelet op de capaciteit van de dienst zeg ik niet
toe dat de structuurschets nog dit jaar zal worden behandeld. De heer Van der Wal zal door
mijn antwoord genoodzaakt zijn om de moties in te dienen, tenzij hij het met mijn weerlegging
eens is.
Wat betreft het Lijempfterrein - wij praten dan ook over Tulpenburg/Klanderijbuurt en
Huizum/Sixma - het volgende. Momenteel is een projectgroep bezig met het maken van plan
nen voor dit gebied. Ik vind de opmerking van de heer Van der Wal dat er geen modelstudies
moeten worden verricht omdat wijj als wij kiezen voor woningbouw, eruit zijn, wel een heel