4 5 Sub M. De Voorzitter: Dit punt luidt: Brief van 24 oktober 1986 van het Komitee Zuidelijk Afrika waarin de gemeente wordt opgeroepen om - in navolging van de gemeente Groningen - een publiek beroep te doen op de Shell om zich terug te trekken uit Zuid-Afrika. De heer Duijvendak: Het Komitee Zuidelijk Afrika maant ons in zijn brief Shell aan te spreken op haar politiek met betrekking tot Zuid-Afrika. Voor de raad is de concept-ant woordbrief ter inzage gelegd. Ik wil hierbij twee opmerkingen plaatsen. In de eerste plaats valt te constateren dat het aanspreken van gemeenten, die op hun beurt Shell aanspreken, tamelijk effectief lijkt. Gezien allerlei uitlatingen van de voorzitter van de werkgeversorganisatie VNO lijkt het erop dat de werkgevers tamelijk zenuwachtig worden. Dat zou erop kunnen wijzen dat deze lijn een goede lijn is. Wij vinden wel dat wij zullen moeten nadenken over aanscherping van het standpunt dat de raad tot nu toe heeft ingenomen. Daarbij denken wij in de richting van het isoleren van bedrijven die doorgaan met deze politiek. Ik wil nu al aankondigen dat PAL tijdens de komende algemene beschou wingen met een voorstel dienaangaande zal komen. In de tweede plaats een opmerking over de ter inzage gelegde concept-antwoordbrief. In de laatste alinea van deze brief merkt het college op dat het het niet helemaal eens is met het feit dat met name Shell wordt aangesproken en dat het voorstaat dat alle bedrijven wor den aangesproken. Wij vragen ons af of het nodig is om die zin op te nemen, want het is natuurlijk een strategische keuze om op dit moment Shell eruit te halen en met name aan te pakken. Shell is namelijk een van de meest steunverlenende bedrijven aan Zuid-Afrika. Het lijkt mij dus niet nodig dat wij de strategie van het Komitie Zuidelijk Afrika gaan bekritise ren. Deze strategie lijkt ons heel juist en wij hopen dat die ook effectief is. Wat ons betreft kan de zojuist genoemde zin in de concept-antwoordbrief worden geschrapt De heer Buurman: Ik had niet gedacht dat over dit punt zou worden gediscussieerd, maar nu dat toch gebeurt wil ik het volgende opmerken. Hoewel de concept-antwoordbrief eigenlijk voor het grootste deel de stellingname weergeeft van de gemeente, vind ik de op name van de voorlaatste zin niet nodig. Die zin past namelijk helemaal niet in het kader van deze brief in verband met de Shell-aangelegenheid. Ik vraag aantekening in de notulen dat deze brief in deze vorm zonder mijn instemming wordt verzonden. De heer Heere (weth.): Het college neemt kennis van de eerste opmerking van de heer Duijvendak. Met zijn tweede opmerking, namelijk dat naar zijn mening de voorlaatste zin in de concept antwoordbrief niet had behoeven te worden opgenomen respectievelijk anders zou behoren te luiden, is het college het niet eens. Wij menen met recht en reden gedaan te hebben wat wij gedaan hebben en staan dan ook op het standpunt dat deze zin moet worden gehandhaafd. Dat doet niets af aan het adres dat wij daarmee tevens aan Shell richten. Het is op zich geen verzwakking maar eerder een versterking van het standpunt. Ik hoef mijns inziens niet te reageren op de opmerking van de heer Buurman. Besloten wordt overeenkomstig het voorstel van b. en w. met inachtneming van de door de heer Buurman gewenste aantekening. De heer Duijvendak: Ik zou graag de punten N, O en P tegelijk willen behandelen. De Voorzitter: Dat lijkt mij erg praktisch. Sub N, O en P. De Voorzitter: Punt N luidt: Brief van 29 oktober 1986 van de Initiatiefgroep Atelier voorzieningen, waarin wordt aangedrongen op het op korte termijn beschikbaar stellen van de voormalige St. Anthonyschool als huisvesting van ateliers. Punt O luidt: Brief van 30 oktober 1986 van de heer H. Pietersma, Watermunt 13, alhier (vervangende atelierruimte). Punt P luidtBrief van 11 november 1986 van de Initiatiefgroep Ateliervoorzieningen in de gemeente Leeuwarden inzake de sloop van het schoolgebouw Schoolstraat 4. De heer Duijvendak: In het antwoord van b. en w. op deze brieven wordt erop gewezen dat in de St. Anthonyschool eventueel ruimte is voor tijdelijk medegebruik ten behoeve van de ateliervoorzieningen. Wij vinden dat prima, maar vragen ons af of daarmee in feite toch niet al de uiteindelijke bestemming aan dat pand wordt gegeven. Ik vraag mij af of het dan wel zo zinvol is om ateliers daar alleen maar tijdelijk onder te brengen. Daarnaast is er een toezegging van het college om de PAL-suggestie van de atelierboten nog een keer na te gaan. Wij zouden graag ten aanzien van punt P uitdrukkelijk vermeld willen zien dat de PAL- fractie het pertinent niet eens is geweest met de beslissing van de meerderheid van de raad met betrekking tot het schoolgebouw in de Schoolstraat. De heer Timmermans (weth.): De Stichting Kinderopvang zal nog een aanzienlijke periode gebruik maken van de oude St. Anthonyschool als tijdelijke voorziening. Wij hebben contact gehad met de Initiatiefgroep Ateliervoorzieningen over het feit dat tijdelijk medegebruik van dit pand zinvol is, omdat men de panden aan de Schoolstraat waarin men thans is gehuisvest binnenkort zal moeten verlaten. Over de vraag of dat betekent dat daarmee vooruitgelopen wordt op een toekomstige invulling van de bestemming van de oude St. Anthonyschool het volgendeMomenteel zijn wij bezig met nadere analyses voor het gewenste gebruik van deze school. Er wordt heel nadrukkelijk bekeken of het mogelijk is daar ateliers in te huisvesten. Wellicht kan een deel van de school in gebruik blijven ten behoeve van huisvesting en ate liers. De mogelijkheid om de boten die thans aan de Willemskade liggen te gebruiken voor ate liers wordt momenteel onderzocht. Ik kan daar nu nog geen concreet antwoord op geven. Binnenkort zal de Commissie voor Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting daarover worden geïnformeerd. Tot slot nemen wij kennis van de stellingname van PAL met betrekking tot de sloop van het schoolgebouw in de Schoolstraat. Besloten wordt overeenkomstig de voorstellen van b. en wmet inachtneming van de door de PAL-fractie gewenste vermelding met betrekking tot punt P. Sub Q. De Voorzitter: Dit punt luidt: Brief van 3 november 1986 van de heer J. de Jong, lid van de werkgroep Vogelwijk-Woonwijk, Merelstraat 6a te Leeuwarden, inzake klachten ten aanzien van het ontspanningscentrum Het Roekenest aan de Roekstraat, alhier. De heer Bijkersma: Mijn fractie kan zich verenigen met het feit dat het college deze brief onder de aandacht heeft gebracht van de Commissaris van Politie. Ik heb wel een vraag. Deze kwestie speelt al lang en is reeds uitvoerig besproken in de raad. Ik zou u, mijnheer de voorzitterwillen vragen om in de eerstkomende vergadering van de Commissie Openbare Orde op deze zaak terug te komen naar aanleiding van datgene wat de politie heeft gedaan of heeft kunnen doen in deze. De Voorzitter: Ik wil die toezegging wel doen, maar ik moet er op wijzen dat het voor- bereidingsbesluit natuurlijk voorafgaat aan het geheel. De heer Bijkersma heeft dat denk ik wel begrepen. De heer Bijkersma: Ja, dat begrijp ik wel, maar ik doe mijn verzoek omdat er klachten zijn. Wij hebben destijds afgesproken dat, wanneer er klachten zijn, er scherp zal worden opgetreden Besloten wordt overeenkomstig het voorstel van b. en w. met inachtneming van de toe zegging van de voorzitter. Sub R. Besloten wordt overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punt 3a (bijlage nr. 416). Benoeming bestuursleden Stichting Kabeltelevisie Leeuwarden. Aanbeveling van burgemeester en wethouders: - de heer W. Miedema; - de heer A. Zwart - de heer A.D. van Dijk. Benoemd worden de aanbevolenen met algemene stemmen. Punt 3b (bijlage nr. 422). Benoeming directeur ten behoeve van de openbare Jenaplan-basisschool de Oldenije.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1986 | | pagina 3