28
len wij gelet op de vrij forse termijn waarop een en ander vooraangekondigd wordt niet nu
al discussiëren. De vraag of de subsidie uit de projectenpot kan worden bekostigd kan pas
na de stemmingen van hedenavond worden beantwoord. Want als de raad volgt wat het college
voorstelt, dan is die projectenpot er niet meer en zal er een andere dekking moeten worden
gevonden
Over de kwestie van de Kinderboerderij heeft een groot aantal sprekers gesproken.
Ik wil daar nog een aantal opmerkingen over maken. In de eerste plaats wil ik de raad volle
digheidshalve verwijzen naar het rapport Aanvullende Herwaarderingsoperatie en nieuw be
leid 1987-1991, bladzijde 8 van bijlage I, waarin naar mijn mening door het college een zo
genuanceerde standpuntbepaling is verwoord dat forse uitspraken zoals sommigen uwer heb
ben gedaan in de zin van: dit betekent dat de Kinderboerderij verdwijnt en opmerkingen in
die orde van grootte in deze tekst in elk geval geen enkele grond kunnen vinden. Wij zeggen:
"Wij streven ernaar dat de huidige functies van deze voorziening, te weten een recreatieve
functie voor met name de jongere jeugd alsmede de kennismaking van de jeugd met verschil
lende aspecten van de natuur, ook in de gewijzigde opzet gehandhaafd kunnen blijven. Voor
alsnog menen wij dat door privatisering van dit complex een aanzienlijke besparing op de
gemeentelijke uitgaven kan worden bereikt. De uiteindelijk te realiseren bezuiniging zal
echter afhankelijk zijn van de mate waarin de gemeente voorwaarden stelt ten aanzien van
het (toekomstige) gebruik van dit complex na overdracht." Dat is exact wat de meesten van
u daarover hebben opgemerkt. Ik constateer dat dat een herhaling is van het standpunt dat
het college de raad reeds heeft voorgelegd. Een en ander betekent dus dat wij met de grootst
mogelijke zorgvuldigheid zullen proberen om een financiële taakstelling te halen zonder daar
bij de elementaire waarden van de Kinderboerderij verloren te laten gaan. Wij geven al in dit
stuk aan dat wij er niet zeker van zijn dat wij dat zullen halen. Maar wij zullen wat dat be
treft een moedige poging doen en de raad daarover rapporteren.
Overigens wil ik de heer Ybema verwijzen naar het rapport Aanvullende Herwaarderings
operatie en nieuw beleid 1987-1991, bladzijde 34 van bijlage I, waarin staat dat met betrek
king tot de privatisering van de Kinderboerderij nader aan de raad zal worden gerapporteerd.
De heer Ybema heeft expliciet om zo'n rapportage gevraagd, maar wij hadden dat reeds in
onze voorstellen opgenomen. Ik neem aan dat hij daarmee akkoord gaat. (De heer Ybema:
Ik vind dat een vertekening van mijn inbreng in eerste termijn.) Ik was ook nog niet uit
gesproken, mijnheer Ybema. U hebt nog een aantal opmerkingen gemaakt in de zin van: er
is geen overleg gepleegd, in de krant hebben woorden gestaan als "overrompelingstactiek".
Ik heb al gezegd dat het nog veel erger is: er is helemaal geen tactiek, er is helemaal geen
procedure, er is met geen enkele instelling vooraf overlegd over de wijze waarop en de om
vang waarin subsidies zouden kunnen worden afgebouwd. Wij hebben de raad in de stukken
ook geen enkele andere indruk gegeven. Ik vraag mij dan ook af op grond waarvan die toch
vrij forse op de manspelerij nu uit de kast wordt getrokken, want daar is geen enkele aan
leiding voor.
Wel is aanleiding voor de veronderstelling - ook dat heb ik al eerder gezegd tegen het
bestuur van de Kinderboerderij - dat, zo gauw de raad een principe-uitspraak zal hebben
gedaan zoals die nu voorligt, uiteraard met dat bestuur zal worden overlegd over de wijze
waarop aan die taakstelling tegemoet kan worden gekomen. Overigens geldt dat ook voor
alle andere instellingen. Dat voor wat betreft de Kinderboerderij. Ik denk dat ik daarmee
aan een aantal opmerkingen in voldoende mate ben tegemoet gekomen. (De heer Ybema: Ik
wil graag even reageren bij interruptie, mijnheer de voorzitter. Ik heb inderdaad het on
zorgvuldig handelen in de richting van het bestuur van de Kinderboerderij met name bekri
tiseerd met het argument dat er wel contact is geweest tussen de gemeente en de manege
over de toekomst van het gebied. Mag ik nu uit de woorden van de wethouder concluderen
dat hij ontkent dat er contact is geweest tussen de gemeente en de manege over de toekomst
van de Kinderboerderij?) U heeft mij dat niet horen zeggen. (De heer Ybema: Daarom vraag
ik het ook!) Ik heb uw betoog ook niet op die grond bestreden. U wekt die indruk, maar
ik heb dat niet gedaan. Ik heb alleen gezegd dat door het college op geen enkele wijze -
ook niet door mij - met geen enkele instelling overleg is gepleegd over de te bezuinigen be
dragen
Evenmin is door mij met wie dan ook gesproken over de vraag wie dan ook de Kinder
boerderij van ons zou willen overnemen. Dat er in de marge van enig ambtelijk gesprek op
merkingen zijn gemaakt die als zodanig zouden kunnen worden uitgelegd sluit ik niet uit.
Maar die opmerkingen heb ik ook in de richting van het bestuur van de Kinderboerderij
gemaakt toen men mij een bedrag aanbood van f. 130.000,dat van de gemeente moest
komen ter goedmaking van de grondtransactie waarover wij al eerder hebben gesproken.
Ik heb daarop gezegd: u moet zich niet voorstellen dat dat soort bedragen in deze tijd nog
kunnen; er hangt u nog iets veel ergers boven het hoofd, maar daarover kan ik op dit mo
ment nog niet spreken - ik deel het u nu wel vast impliciet mee - want noch in het college
noch in de raad is daar een besluit over gevallen.
Dat is wat er is gebeurd en ik denk dat dat een heel faire zaak is. (De heer Ybema: Mijnheer
de voorzitter, ik kan uiteraard niet beoordelen wat er precies heeft plaatsgevonden. Ik heb
29
alleen van het bestuur van de Kinderboerderij begrepen dat een en ander daar totaal niet
bekend was en dat er derhalve ook geen contact is geweest over deze zaak. Met name uit
de reactie in de krant van de mensen van de Maatschap Manege heb ik begrepen dat er toch
heel serieuze contacten zijn geweest die er toe zouden hebben geleid dat de wethouder na
de commissievergadering vorige week desgevraagd verklaarde dat de voorstellen al in een
vrij concreet stadium waren.) Het is zo dat ik die opmerking niet in de commissievergadering
heb gemaakt, ook niet naar aanleiding van een vraag van enig commissielid. Na de commissie
vergadering heb ik echter desgevraagd tegen een journalist gezegd die mij vroeg op welke
termijn met privatiseren van de Kinderboerderij zou worden begonnen als daar enige belang
stelling voor zou zijn: de dag nadat de raad de beslissing heeft genomen. Wel, ik bedoel dan
morgen. Mijnheer de voorzitter, ik ga nu nog even in op de afzonderlijke moties.
Motie 1 gaat over het uitzonderen van het algemeen maatschappelijk werk van de alge
mene 4%-operatie. Ik heb al tegen de heer Koopmans gezegd dat het uitbreiden van het aan
tal uitzonderingen door ons niet wordt aanbevolen. Dat betekent dat wij de motie ontraden.
Voor wat betreft motie 3 met betrekking tot het Kreativiteitscentrum geldt hetzelfde. Ik
wil daarbij nog de opmerking maken dat, indien het Kreativiteitscentrum inderdaad zou wil
len doen wat de motie in de considerans aangeeft, namelijk een impuls geven aan de gewenste
vernieuwing van de kunstzinnige vorming en de amateuristische kunstbeoefening, het uiter
aard altijd mogelijk is om daarvoor in de richting van de gemeente voorstellen te doen die
dan eventueel zouden kunnen worden gehonoreerd als zij daar aanleiding toe zouden geven.
Ik ben al voldoende ingegaan op hetgeen in motie 5 van de heer Bijkersma wordt ge
vraagd, namelijk om de algemene korting niet van uitzonderingen te voorzien. Ook deze motie
raden wij af.
Ik kom dan bij de moties 11, 12, 13, 14 en 15 van PAL. Ook voor deze moties geldt zo
als u zult begrijpen dat afwijking van de voorstellen van het college, gelet op de motivatie
die ik zojuist heb gegeven, door ons wordt afgewezen.
Tot slot motie 21 van de heer Ybema over de Kinderboerderij. Ik dacht dat het de heer
Ybema na de uitvoerige gedachtenwisseling die wij daarover hebben gehad duidelijk moet
zijn dat wij niet met de motie mee kunnen gaan
Ik wil het hierbij laten, mijnheer de voorzitter.
Mevrouw Vlietstra (weth.): Mevrouw De Haan heeft gesproken over het intensiveren en
eventueel verruimen van het kwijtscheldingsbeleid. Het is zo dat inmiddels de stuurgroep
minimabeleid een aantal keren bij elkaar is geweest en een werkplan heeft opgesteld waarin
beide punten zijn opgenomen. Op dit moment is de stuurgroep bezig met de schuldregelings-
problematiekDaarna zal het onderdeel intensiveren/verruimen kwijtscheldingsbeleid aan de
orde komen. Dat betekent dat er wellicht in de tweede helft van dit jaar en anders in de
eerste helft van het volgend jaar voorstellen over zullen komen.
Ik wil dan nu ingaan op een aantal opmerkingen van de heer Koopmans. De basiseducatie.
De heer Koopmans zegt namens zijn fractie dat het CDA moeite heeft met de procedure. Het
CDA kiest in feite voor het uit gaan van het rijksbudget en wil vervolgens bekijken wat daar
eventueel op aangevuld zou moeten worden. Wij hebben een andere methodiek gekozen. Wij
zijn uitgegaan van het bestaande aanbod. Wij hebben geconcludeerd dat 95% van de activitei
ten die op dit moment verricht worden door de voorlopers van de basiseducatie activiteiten
zijn die te kenschetsen zijn als echte hos/'sactiviteiten voor die groepen die wij in ons college
programma een hoge prioriteit geven, namelijk etnische groepen, randgroepjongeren, vrou
wen, gehandicapten, enz. Nagegaan is wat daar verantwoord op te bezuinigen zou zijn. Wel,
een en ander bracht ons op een bedrag van f. 233.000, Dat is 16% van het totale budget;
een vrij forse bezuiniging dus. Wij sluiten niet uit dat, als gevolg van bijvoorbeeld regiona
lisering - de heer Koopmans heeft dat zelf ook genoemd -, dat bedrag wellicht nog verhoogd
zou kunnen worden. Op dit moment is daar geen enkel zicht op te geven. De regio-gemeen
ten reageren weinig bemoedigend wat dat betreft. Ik sluit niet uit dat dat over kortere of
langere tijd wellicht wat positiever zal zijn, maar dat gegeven maakt het voor ons moeilijk
om op dit moment daar een bedrag bij te vermelden. Vandaar dat wij hebben gekozen voor
de formulering p.m. De heer Koopmans zegt op voorhand dat er nog maar een ton van afge
haald moet worden en wil dat bedrag gebruiken als dekkingsmiddel om een aantal andere zaken
wel te regelen. Dat bedrag is door hem en door mij op geen enkele wijze hard te maken. Ik zou dan
ook niet mee willen gaan met zijn suggestie om nog een ton te korten op de basiseducatie.
Dan de kwestie Gereformeerd Pedagogisch Centrum (GPC). De heren Koopmans en Buur
man hebben daar allebei een motie over ingediend. De heer Koopmans zegt dat hij voor sub
sidiëring is omdat hij stemt voor vrijheid van richting en inrichting van het onderwijs. Het
zal duidelijk zijn dat wij daar geen tegenstander van zijn en dat dat argument in de hele
afweging nooit een rol heeft gespeeld, ook in het verleden niet. Wat aan de orde is is dat wij
kiezen voor subsidiëring vaneen samenwerkingsdienstdat wil zeggen een dienst die voor
alle levensbeschouwelijke richtingen werkzaam is en die met specifieke verlangens vanuit
de verschillende richtingen in redelijke mate rekening kan houden. Ook in 1982 is overigens
al door het college aangegeven dat dat op geen enkele wijze, ook volgens jurisprudentie, in
strijd is met de vrijheid van onderwijs.