30
Een ander punt dat de heer Koopmans noemde was dat er sprake zou kunnen zijn van
onbehoorlijk bestuur. Ook dat is naar mijn idee niet aan de orde. Wij hebben in 1982 besloten
om het GPC subsidie te verlenen met als argument dat het rijk de landelijke dienst erkende
en er min of meer van uit ging dat de gemeente in het verlengde daarvan een soort koppel
subsidie zou geven. Per 1 januari 1988 ontstaat er een nieuwe situatie. Wij krijgen dan de
Wet op de onderwijsverzorging. Het rijk formuleert wat een sober pakket van dienstverlening
zal moeten zijn en neemt daar 50% van voor zijn rekening. Het staat de gemeenten vrij om te
kiezen of zij daarin mee willen subsidiëren, want dat staat heel nadrukkelijk in die wet. Als
de gemeenten besluiten dat zij mee willen subsidiëren dan kan dat variëren van 30% tot 50%.
De invoering van bedoelde wet leidt ertoe dat in de loop van dit jaar elke gemeente - ook onze
gemeente - besluiten zal moeten nemen met betrekking tot de schoolbegeleiding. Wij zullen
dus opnieuw een besluit moeten nemen over de mate waarin wij gebruik willen maken van het
Gemeenschappelijk Centrum voor Onderwijsbegeleidingsdiensten (GCO). Bovendien zullen wij
een besluit moeten nemen over de mate waarin wij het GPC willen subsidiëren. Dat besluit
geldt vervolgens voor twee jaar en daarna zullen wij weer een besluit moeten nemen. In die
zin is er volgens mij geen sprake van onbehoorlijk bestuur. Wij zijn zelfs gehouden om op
nieuw besluiten te nemen.
Als de heer Buurman dan zegt "acht maanden van tevoren is niet erg netjes" dan zeg ik
dat wij het besluit zelfs nog later hadden kunnen nemen. Als wij nu besluiten om te blijven
subsidiëren dan geldt dat voor 1988 en 1989, maar als wij dat niet meer willen dan moeten wij
dat op dit moment zeggen. Ik heb er in de commissie al op gewezen dat, wanneer wij door
gaan met deze subsidiëring, er dan andere scholen met hetzelfde verzoek komen.
Er ligt al een verzoek van de Vrije School om te subsidiëren in de landelijke begeleidings
dienst. Ik sluit niet uit dat er in het verlengde daarvan nog meer aanvragen kunnen komen,
wat betekent dat wij daar ook nog eens extra middelen voor vrij zullen moeten maken. Tege
lijkertijd zal dat betekenen - ik vind dat veel ernstiger - dat wij onze eigen samenwerkings-
dienst aan het uithollen zijn.
Dan nog een opmerking over de Londo-normenOok dat punt heeft de heer Koopmans
genoemd in het kader van een dekkingsvoorstelHij zegt dat er wel f. 100.000,extra op
de Londo-normen bezuinigd kan worden. Ik vind dat vrij gemakkelijk gezegd, want de heer
Koopmans geeft op geen enkele manier aan wat er dan minder zou moeten. Structureel is er
in 1988 nog f. 150.000,— in dit kader beschikbaar en in 1990 drie ton. Daar blijft het dan
bij want de rest is of al ingeleverd of daar is al besluitvorming over gepleegd in de raads
vergadering van december. Als je van die f. 150.000,of die drie ton nog eens een ton af
wilt halen dan blijft er heel weinig over, terwijl daar nu net een aantal activiteiten in zit
dat politiek een hoge prioriteit heeft. Ik zou de heer Koopmans er ook nog op willen wijzen
dat er door minister Deetman op onderwijs fors is bezuinigd en dat dit ongeveer de enige
korting is die wij voor 100% in de eigen sector hebben doorberekend. In die zin is onderwijs
toch behoorlijk fors aangepakt. Alleen de maatregel van de heer Deetman leidt er al toe dat er
ruim zeven formatieplaatsen verdwijnen in het openbaar basisonderwijs. Wat dat betreft heb
ben wij geen enkele behoefte om nog verder te gaan met bezuinigen in de onderwijssector. (De
heer Koopmans: De wethouder vergist zich toch niet in mijn naam? Ik ben namelijk niet mijn
heer Deetman.) Nee, ik weet heel goed dat u mijnheer Koopmans bent.
Ook de heer Buurman is nog ingegaan op de kwestie van het GPC. Ik heb dacht ik zijn
opmerkingen daarover voldoende beantwoord in mijn antwoord in de richting van de heer
Koopmans. Ook de door de heer Buurman ingediende motie zullen wij niet overnemen.
De heer Timmermans (weth.): De heer Koopmans heeft in motie 4 een drietal mogelijke
dekkingsvoorstellen gedaan dat betrekking heeft op de sector ruimtelijke ordening.
In de eerste plaats wordt gesuggereerd dat het mogelijk moet zijn aan de taakstelling
van de DSO f. 100.000,structureel per jaar toe te voegen. De DSO heeft in het verleden
met name in het kader van de reorganisatie al een omvangrijke taakstelling gekregen. Met
de nadere herwaarderingsvoorstellen gaat het toch om een bedrag van f. 900.000, Iets
anders is dat je bij een dienst als de DSO te maken hebt met rendabele en onrendabele func
ties. Willen de besparingen ten gunste komen van de algemene dienst dan betekent dat dat
je zult moeten bezuinigen op niet rendabele functies bij de DSO. Het aantal niet rendabele
functies is relatief ondergeschikt bij deze dienst en dat heeft dan met name betrekking op
de afdelingen Stedebouw en Verkeer. Het CDA zou er dan nog een keer boven de taakstel
ling die er al ligt f. 100.000,aan toe willen voegen. Het college is van mening dat de taak
stelling zoals wij die nu voorstellen vooralsnog als maximaal moet worden geacht.
De heer Koopmans zegt vervolgens dat het mogelijk moet zijn op de stadsvernieuwing
nog een keer f. 250.000,structureel extra te bezuinigen en doet het voorstel om alles
nog één jaar uit te stellen tot 1993. Het voorstel van het college waarin het gaat om een be
drag van f. 500.000,wordt niet gehaald door uitsluitend de zaken te verschuiven. Daarbij
moet ook een bedrag van twëe miljoen gulden aan activiteiten worden geschrapt. Ik blijf aan
de voorzichtige kant als ik zeg, gelet op het feit dat het CDA f. 250.000,-- extra wil bezui
nigen op de stadsvernieuwing, dat er voor 1987 meer dan drie miljoen gulden op het activi-
31
tekenpakket moet worden bezuinigd. Een en ander wordt dan niet één jaar vooruit geschoven,
maar 7 jaar en wel naar 1993. Een dergelijke maatregel zal on zes inziens geweld doen aan de
hoofdprioriteit stadsvernieuwing
Ik wil in dit verband gelijk reageren op een opmerking van de heer Buurman op het punt
van de stadsvernieuwing. Hij constateert dat, wanneer je 5 ton structureel op jaarbasis be
zuinigt, dat ten koste gaat van werkgelegenheid. Ik ben dat met hem eens. Ik denk alleen
dat dat probleem altijd aan de orde is. Of je nu wel of niet deze f. 500.000,op jaarbasis
bezuinigt, direct of indirect betekent het gewoon f. 500.000,minder uitgeven wat ten
koste gaat van ongeveer 10 arbeidsplaatsen. Wat dat betreft denk ik dat er hooguit sprake
is van een verschuiving van het probleem. Wij kunnen met elkaar als gemeente minder beta
len en dat betekent dat wij geen positieve bijdrage aan de werkgelegenheid kunnen leveren.
Dan het laatste voorstel van het CDA, het schrappen van de post nieuw beleid van
f. 100.000,voor de realisatie van verkeersluwe gebieden. Ik moet u zeggen, mijnheer de
voorzitter, dat dat voorstel mij wel zeer verbaast. Ik wil in dit verband wijzen op het college
programma waarin met nadruk hoge prioriteit wordt gegeven aan de verbetering van de
verkeersveiligheid en waarin met name ook wordt uitgesproken dat alle woongebieden ver
keersluwe gebieden zouden moeten worden en dat wij dat in deze beleidsperiode zouden moe
ten realiseren. Wij hebben een plan gemaakt waarin wij integraal alle woonwijken voor deze
maatregel in aanmerking zouden willen laten komen. De kosten daarvan zouden 20 miljoen
gulden bedragen. Wij hebben daar een bezuiniging op toegepast van 10 miljoen gulden.
Het voorstel dat nu voorligt, inclusief de f. 100.000,structureel per jaar gedurende
10 jaar, betekent dat wij voor het maken van verkeersluwe gebieden 5 miljoen gulden beschik
baar hebben. Een en ander betekent voor de planvorming dat deze integrale maatregel alleen
kan worden gerealiseerd in de stadsvernieuwingsgebieden waarvoor in het kader van het
Fonds stadsvernieuwing al gelden zijn gereserveerd. Voor alle overige wijken geldt dat die
niet verkeersluw gemaakt kunnen worden. Wij kunnen daar slechts volstaan met het oplossen
van knelpunten. Het voorstel van de heer Koopmans zou er op neerkomen dat in zeven wijken,
waaronder Bilgaard en Nijlan, niet eens ruimte zou zijn om knelpunten op te lossen in het
kader van de verkeersveiligheid. Het college acht een dergelijk voorstel niet acceptabel.
De heer Miedema (weth.): De PAL-fractie heeft gevraagd een onderzoek te doen naar de
mogelijkheid van een gedifferentieerde afvalstoffenheffing. Bij stijging van de heffing is dat
een interessante gedachte. Er is al veel eerder over gesproken om het scheiden aan de bron
te belonen. Als je gezamenlijk wilt pogen om de totale hoeveelheid afval te verminderen en
als je dat met een financiële prikkel zou kunnen realiseren, dan wordt de kans op succes
volgens mij groter. Wij hebben ons in dat kader op de mogelijkheden georiënteerd. In Neder
land ken ik geen gemeenten die een gedifferentieerde afvalstoffenheffing hebben. In het buiten
land ken ik wel gemeenten die zo'n systeem hebben en dat gebeurt daar dan op basis van
inwonersequivalenten. Wij hebben de zaak aan de hand daarvan eens nagerekend. De admi
nistratieve rompslomp die op ons afkomt zal vrij groot zijn. Nu mag dat feit natuurlijk niet
alleen bepalend zijn. Wij zijn echter ook van mening dat, wanneer je uitgaat van inwoners
equivalenten, de onrechtvaardigheden toenemen aangezien wij hebben te maken met een
grote verscheidenheid aan type woningen zoals flats en eengezinswoningen. Wij vinden dat
niet verantwoord. Wij blijven echter alert op deze zaak. Op dit moment moeten wij het bij
dit onderzoekje laten. Wij wijzen de motie van PAL af, mijnheer de voorzitter.
De Voorzitter Tot slot van mijn kant nog een opmerking over het door enkele sprekers
genoemde infocentrum. Ik wil er op wijzen dat in het collegeprogramma de voorlichting een
vrij stevig accent heeft gekregen. Wij zijn bezig met het maken van een nieuwe opzet van
het voorlichtingswerkAl enige malen heeft er een bijstelling plaatsgevonden van de bedra
gen die nodig zijn om te komen tot een herverkaveling van de Hofschool. Voor verbouwing
en inrichting is een bedrag geraamd waarvan wij denken dat dat nodig is. Wij ontraden de
raad een verdere vermindering daarvan, althans wanneer men het tot stand brengen van
een infocentrum niet wezenlijk in gevaar wil brengen.
Wij zijn er in geslaagd binnen het geplande tijdschema het zover te brengen als wij nu
zijn. Het is alleen de kunst om dat vol te houden. Thans beginnen wij met de tweede termijn.
Ik zou u in overweging willen geven deze termijn vooral toe te spitsen op de voorstellen van
het college die in behandeling zijn. Ik kan mij voorstellen, maar ik wil u die gelegenheid
uiteraard niet ontnemen, dat het erg verleidelijk is om op elkaar te reageren. Enige beper
king daarin zou dan wel gewenst zijn. Voor de spreektijd in de tweede termijn zijn geen af
spraken gemaakt, omdat er vanuit gegaan wordt dat de tweede termijn altijd beduidend kor
ter kan zijn dan de eerste termijn. Helaas leert de ervaring dat daar waar geen voorbereide
speeches worden voorgedragen het zicht op de tijd wel eens verdwijnt. Met dit appel op uw
spaarzaamheid in spreken wil ik thans graag gelegenheid geven vour de tweede termijn.
Mevrouw De Haan-Laagland: Ik zal mij beperken tot een reactie op de ingediende moties,