4
De Voorzitter: Nogmaals, ik heb nog nooit een werkbezoek van een consul meegemaakt.
Het is wel zo dat ambassadeurs van tijd tot tijd hun opwachting plegen te maken als ze pas
geaccrediteerd worden bij het Nederlandse hof. Dat is echter een zeer incidenteel gebeuren.
Mocht ik verblijd worden met een bezoek van de Marokkaanse consul, dan neem ik aan dat de
eerste inzet zal zijn de wijze waarop de belangenbehartiging van in Nederland verblijvende
Marokkanen gestalte kan krijgen. Wellicht zal er van zijn kant - ik zit nu overigens wel erg
te fantaseren - behoefte bestaan om problemen aan te reiken - dat lijkt mij nogal voor de
hand liggend - waar landgenoten van hem mee geconfronteeerd worden. In een dergelijk ge
sprek zou ik er geen moeite mee hebben te signaleren dat er in de gemeenteraad geluiden heb
ben geklonken die stelling nemen tegen bepaalde ontwikkelingen. Mijns inziens moet het in
een normaal gesprek mogelijk zijn om zo een aantal onderwerpen de revue te laten passeren.
Ik zal dat ongetwijfeld in een juiste toonzetting en een juiste context formuleren, zonder de
heer Bijkersma in de grootst mogelijke verlegenheid te brengen. (De heer Bijkersma: Ik heb
volledig vertrouwen in u, mijnheer de voorzitter.)
De brief wordt in handen gesteld van b. en w. om preadvies.
Sub G en H.
De brieven worden in handen van b. en w. gesteld om preadvies.
Sub I.
It skriuwen wurdt yn hannen fan b. en w. jün om pree-advys.
Sub J en K.
De Voorzitter: Zoals u reeds schriftelijk is meegedeeld zijn deze punten van de medede-
lingenlijst afgevoerd.
Sub L.
Het beroepschrift wordt in handen van de Raadsadviescommissie voor de Beroep- en
Bezwaarschriften gesteld om advies.
Sub M en N
Besloten wordt overeenkomstig de voorstellen van b. en w.
Sub O.
De Voorzitter: Aan de orde is de brief van 22 april 198 7 van de heer H. Wagenaar inzake
hoorzitting ABW.
De heer Duijvendak: Enige tijd geleden is de Verordening Gemeentelijke Sociale Dienst
hier behandeld en vastgesteld waarnaar door b. en w. ook wordt verwezen in het antwoord
op de brief van de heer Wagenaar. Het zal u niet verbazen dat wij het niet eens zijn met de
strekking van het door u voorgestelde antwoord, omdat wij het ook niet eens waren met het
betreffende onderdeel van de verordening. Wij willen dan ook de aantekening dat wij tegen
het voorgestelde antwoord zijn.
De Voorzitter: Heeft mevrouw Vlietstra behoefte hierop te reageren? (Mevrouw Vlietstra
(weth.): De PAL-fractie handelt consequent. Ik heb hier verder niets aan toe te voegen.)
Besloten wordt overeenkomstig het voorstel van b. en w. met aantekening dat de PAL-
fractie wenst te worden geacht tegen te hebben gestemd.
Sub P en Q.
Besloten wordt overeenkomstig de voorstellen van b. en w
Punten 6 t.e.m. 12 (bijlagen nrs. 202, 201, 193, 192, 191, 194 en 190).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w.
Punt 13 (bijlage nr. 203).
De Voorzitter: Zoals u reeds schriftelijk is meegedeeld is dit punt van de agenda afge
voerd.
Punt 14 (bijlage nr. 196).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w.
Punt 15 (bijlage nr. 197).
De Voorzitter: Dit punt luidt: Voeren van een rechtsgeding tegen L. Smit te Leeuwarden.
De heer Bijkersma: In de raadsbrief staat "dat L. Smit het betrokken perceel reeds,
vooruitlopend op deze overeenkomst en met onze toestemming, in gebruik heeft genomen."
Ik wil graag weten waarom een en ander op deze manier is gedaan.
De heer Timmermans (weth.): Het antwoord is vrij eenvoudig. Het was zo dat de heer
Smit bij zijn eigen terrein onvoldoende ruimte vond om zijn handel te kunnen plegen. Het ge
volg daarvan was dat ook de openbare weg en aanliggende percelen werden aangewend voor
het deponeren van de autowrakken. Dat leidde niet alleen tot een visueel probleem, maar
heeft milieu-technisch gezien ook geleid tot een nogal risicovol probleem. Er waren nadrukke
lijk afspraken gemaakt met de advokaat van de heer Smit met betrekking tot de voorwaarden
waaronder het naastgelegen perceel door hem zou kunnen worden aangewend. Gelet op deze
duidelijke afspraken en passend in de lijn van de discussie die wij in het verleden over deze
kwestie hebben gevoerd om toch zo goed en zo snel mogelijk te komen tot een oplossing is,
vooruitlopend op de behandeling van de erfpachtsvoorwaarden in de commissie, het besluit
genomen om de heer Smit toestemming te verlenen dat terrein te gebruiken.
De heer Bijkersma: Het antwoord van de wethouder zou, als deze zaak helemaal los van
de voorgeschiedenis stond, bevredigend zijn. Ik wil u echter de uitvoerige discussie in her
innering roepen die hier in november/december 1981 is gevoerd. Toen betrof het het ontrui
men door bedoelde firma van een terrein bij de ijsbaan. Mij is gebleken - een en ander is ook
in de stukken terug te vinden - dat men in deze in de loop der jaren ontzettend lankmoedig
is geweest ten aanzien van het niet volgen van regels die anderen wel worden opgelegd. Daar
door is de gemeente op dat moment in een bijzonder nadelige positie geraakt. Door gebrek aan
toezicht van het toen zittende college, dat verantwoordelijk was voor de gang van zaken daar,
heeft de gemeente Leeuwarden vrij veel geld moeten investeren om de zaak weer recht te brei
en. Dat wetende had men mijns inziens thans voorzichtiger moeten zijn en had men niet weer
toestemming moeten geven om een terrein te betrekken voordat de papieren waren onderte
kend. Men kende de geschiedenis en ik vind dat men nu weer een lankmoedigheid heeft be
toond die de gemeente Leeuwarden vermoedelijk geld gaat kosten, al was het alleen maar voor
het rechtsgeding. Ik vind dat een kwalijke zaak en ik heb daarover in de richting van het
college ernstige kritiek. Het college moet immers de regels uitvoeren. Zeker in deze zaak had
men er op toe moeten zien dat die regels werden uitgevoerd. Dan waren wij niet in een situatie
terecht gekomen zoals nu en dat kost de gemeente Leeuwarden weer geld. Ik wil nogmaals
onderschrijven dat het reilen en zeilen van dit college op financieel gebied niet het allerbeste
is.
De heer Timmermans (weth.): De heer Bijkersma heeft gelijk als hij constateert dat in
november 1981 tijdens de begrotingsbehandeling over dit onderwerp is gesproken, waarbij
door hem ook een motie is ingediend. Gelet op de consequenties die de situatie voor omliggen-
den had, heeft de heer Bijkersma het college toen voorgesteld met voortvarendheid te werk
te gaan. Wij hebben niet onzorgvuldig gehandeld. De heer Bijkersma doet nu net alsof er
geen afspraken met de heer Smit zijn gemaakt. Er ligt een concrete afspraak met de advokaat
ten aanzien van de voorwaarden. Met andere woorden, in financiële zin valt het college in
dit verband niets te verwijten. Nu gaat het om het feit dat iemand zijn wettelijke afspraken
niet nakomt. Mijns inziens is het college dus voortvarend opgetreden, hetgeen in de lijn van
de opstelling vanuit het verleden is gebeurd, terwijl de financiële positie van de gemeente
niet in gevaar is gebracht.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w.
(De heer Pruiksma was tijdens de stemming niet in de raadzaal aanwezig
Punt 16 (bijlage nr. 204).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w.