8
of soenen de geskilpunten ta beslütfoarming oan de gemeenteried foarlein wurde moatte?
Dan de beoardieljende rol fan de gemeente. Yn de kommisje haw ik al sein dat der in be-
oardielingsramt komme moat dêr't neier yn oantsjut wurdt hokker punten foar üs wêzentlik
binne by de beoardieling fan it basisedukative programma. Om dat ramt yn te foljen sille wy
under oaren fierder prate moatte oer it eventueel oanbringen fan in neiere prioriteitsfolch-
oarder yn it rychje doelgroepen en oer de ferhalding tusken ünderdielen fan de basisedukaasje
Moatte de trije ünderdielen rekkenfeardichheidtaalfeardiehheid en sosjale feardichheid gelyk-
weardich oan bod komme of fertsjinnet it ien mear aksint as it oar? Bygelyks kennis boppe
foarming of krekt net?
In léste punt dat yn dat ramt ütwurke wurde moatte soe is de fraach hoe't ynspile wurde
moat op de spesifike situaasje fan doelgroepen yn Ljouwert. Wat moat it eigene wêze fan it
oanbod yn üs gemeente neist de algemiene aktiviteiten dy't lannelik omskreaun binne foar de
basisedukaasje? Yn de kommisje haw ik al sein dat wat üs oanbelanget de meartalichheid fan
doelgroepen yn Ljouwert dêrby beoardiele wurde moat.
As léste it folgjende. Wolle wy üs rol wier meitsje kinne, dan sil it üntwerp-programma
tenei op in tal punten ynformativer wêze moatte as it earste programma. Alderearst sil der
wat üs oanbelanget in beskriuwing jün wurde moatte fan it ferrin fan diskusjes yn it eduka-
tive beried en mooglik ferskil yn stênpunten yn dat beried. Yn it twadde plak sil der in
kwantitative fertaling jün wurde moatte fan de ütgongspuntenDêrmei bedoele wy dan it
aktiviteitenoersjoch dêr't ek de hear Heidstra al foar pleite hat. Hy hat sein dat wat de PvdA-
fraksje oanbelanget ien en oar realisearre wurde moat yn it programma foar 1989, wy soenen
wol witte wolle oft de punten dy't troch üs oandroegen binne al yn de proseduere foar 1988
behelle wurde kinne.
De heer De Beer: Onze fractie heeft waardering voor de afdeling die in een vrij kort
tijdsbestek een toch zo ingrijpend rapport heeft gemaakt. Gezien ook de vele onduidelijkhe
den die er nog liggen op het terrein van de basiseducatie gaan wij akkoord met dit programma.
Wij vinden dit een goed uitgangspunt voor een eventuele verdere ontwikkeling. Ik denk dat
wij in het najaar, wanneer deze zaak weer terugkomt in de commissie, over de punten, die
overigens ook in de vorige commissievergadering al op tafel zijn geweest, een duidelijk stand
punt kunnen innemen
Onze fractie gaat ook akkoord met de institutionele vormgeving en zou graag, indien
mogelijk, nog wat informatie willen hebben over het overleg dat er geweest is tussen Het
Baken, het VJV en het Fries Avondcollege.
De heer Ybema Ook D66 kan akkoord gaan met het ontwerp-programma basiseducatie
1987. Ook wij willen onze waardering uitspreken voor de totstandkoming van dit programma,
zeker gelet op de tijdsdruk die hierbij een grote rol heeft gespeeld. In het thans voorliggen
de programma zijn veel zaken globaal aangeduid, zou je kunnen zeggen. Dat kon ook moeilijk
anders, gelet op de tijdsdruk waarover ik het zojuist al had. Toch denk ik dat het, gelet op
de situatie waarin wij nu zitten ten aanzien van de ontwikkeling van de basiseducatie, ook
voordelen heeft. Het is een terrein dat volop in beweging is en dat geeft zeker mogelijkheden
om bij de opstelling van het programma voor 1988 op de ontwikkelingen in te spelen. Een
tweede voordeel van het programma zoals het er nu uitziet is dat er door het er bij betrekken
van de verschillende participanten in dit proces goede mogelijkheden aanwezig zijn om voor
1988 de inbreng van het veld concreet vorm te geven. Dat vinden wij een belangrijke zaak.
Een laatste punt, waarover ook door andere fracties al is gesproken, betreft het toetsings
kader dat op dit moment niet aanwezig is. Mijn fractie zou toch wel graag willen dat dit bij
het opstellen van het programma voor 1988 wordt gerealiseerd. Hierover hoor ik graag een
reactie van het college.
Mevrouw Vlietstra (weth.): Ik begin bij de heer Heidstra, die terecht als eerste de op
merking maakte dat er in heel korte tijd heel veel moest worden geregeld en overlegd en dat
dat er toe heeft geleid dat er nog geen programma voor ons ligt zoals wij dat op termijn
graag zouden willen. Ik zou die opmerking graag willen onderstrepen. Wij mogen blij zijn dat
het gelukt is om toch binnen de door het ministerie gestelde tijd het programma op tafel te
hebben. Bij volgende programma's zullen wij tot een verdere perfectionering kunnen komen.
Dat heeft inderdaad te maken met de tijdsdruk, maar ook met het feit dat de ontwikkelingen
nog steeds niet duidelijk zijn. Wij hebben het hier nog over de Rijksregeling Basiseducatie.
Intussen hebben wij ook al toegestuurd gekregen een Invoeringswet Kaderwet Volwassenen
educatie (KVE)die, als hij op deze manier wordt aangenomen in de Kamer, de hele rijksrege
ling weer overbodig maakt. Met dat voorbeeld heb ik denk ik aangetoond dat de zaak enorm
in ontwikkeling is en dat er wat ons betreft voor de toekomst nog steeds geen duidelijkheid
is. Het kan best zijn dat wij over twee jaar niet eens meer een programma hoeven te maken,
omdat er dan weer een andere regeling ligt en een en ander zelfs regionaal geregeld zal
moeten worden, terwijl wij nu nog discussiëren over de wenselijkheid van regionalisering.
Dit even in algemene zin.
9
Dan een aantal specifieke opmerkingen van de heer Heidstra. Hij mist het activiteiten
overzicht. Daarin heeft hij gelijk. Dat maakt de beoordeling over vragen als: hoe is de afwe
ging tussen doelgroepen, hoe worden de verschillende onderdelen verdeeld over de doelgroe
pen, praktisch onmogelijk. Er is meer sprake van een raamprogramma dat in verder aanbod
naar deelnemers nog zal moeten worden uitgewerkt. De heer Heidstra vraagt een toezegging
om dit overzicht in 1989 wel bij het programma te voegen, terwijl andere sprekers er op heb
ben aangedrongen dit reeds bij het programma 1988 te doen. Ik heb mijn twijfels of het ons
lukt om in het programma 1988 zo verte zijn dat een compleet activiteitenoverzicht kan worden
aangeboden. Een en ander is namelijk voor een heel groot gedeelte niet van ons afhankelijk,
maar van wat de nieuwe instelling voor de basiseducatie aanlevert. Op dit moment heeft men
er de handen vol aan om een nieuwe instelling van de grond te tillen. Of het zal lukken het
activiteitenoverzicht in het programma 1988 mee te nemen is dus zeer de vraag. Zoals de
heer Heidstra al heeft gezegd moet het volgende programma al in oktober bij het ministerie
zijn. Daar tussen zit nog de zomervakantie, dus ik heb zo mijn twijfels. Ik denk dat wij wel
kunnen toezeggen dat het activiteitenoverzicht bij het programma 1989 zal worden gevoegd.
Met betrekking tot het feit dat er in Leeuwarden is gekozen voor één instelling voor de
uitvoering van de basiseducatie vraagt de heer Heidstra hoe de stand van zaken op dit mo
ment is. Vorige week is er een gesprek geweest met de besturen van het Fries Avondcollege,
Het Baken en het VJV, tijdens hetwelk in principe overeenstemming is bereikt over de vorm
geving van'de nieuwe instelling voor basiseducatie. Er is overeenstemming bereikt over de
wijze waarop het personeel van de drie instellingen die nu al bij een en ander betrokken zijn
binnen de nieuwe instelling een plek moet krijgen. Waar inhoudelijk verschil van mening over
bestaat - ik kom nu meteen op het derde punt van de heer Heidstra - is de ondersteuning
binnen de nieuwe instelling. De besturen van Het Baken en het VJV zijn er voorstanders van
de ondersteuning onder te brengen in de nieuwe stichtingvolgens het voorstel zoals dat in
de raadsbrief staat en door de stuurgroep is ontworpen. Het bestuur van het Fries Avond
college is daar geen voorstander van, evenmin als het college. De heer Heidstra heeft daar
voor een aantal punten genoemd die ik graag zou willen onderschrijven, zoals bijvoorbeeld
vermenging van takenDe bedoeling is dat de ondersteuning regionaal georganiseerd gaat
worden, dus niet alleen op Leeuwarden gericht. De ondersteuning zal op termijn een veel
breder bereik moeten hebben dan alleen de basiseducatie. Zij zal zich ook op het dag/avond
onderwijs en het hele terrein van de volwasseneneducatie moeten richten. Kortom, er zijn
argumenten te over om die functies gescheiden te houden. Het probleem is alleen dat het niet
aan ons is om daarover besluiten te nemen, maar aan de provincie. De provincie heeft dan
ook een provinciale werkgroep in het leven geroepen, waarin ook de Vereniging van Friese
Gemeenten participeert. Die werkgroep zal uiteindelijk aan de provincie voorstellen moeten
doen over de organisatie van de ondersteuning van de basiseducatie. Wij hebben daar als
gemeente dus geen directe invloed op, evenmin als de drie instellingen. Die kunnen dus wel
hun mening en hun voorkeur kenbaar makenmaar ook zij nemen daarover uiteindelijk geen
besluit. Op dit moment is de stand van zaken zo dat de provinciale werkgroep nog geen voor
stel heeft. Men heeft de minister geadviseerd om de zaak voorlopig te laten zoals die is en de
mensen te laten zitten waar ze nu zitten, in afwachting van een definitief plaatje. Wij hebben
gezegd dat wij daar voorlopig mee kunnen leven. Hetzelfde geldt overigens voor het bestuur
van het Fries Avondcollege, dat zich voorlopig ook bij een en ander heeft neergelegd.
Dan de financiën. Een discussie hierover is hier al eerder gevoerd. De verevening leidt
tot een zeer nadelige financiële rijksvergoeding voor Leeuwarden. In feite worden wij - het
geldt overigens voor meer gemeenten - voor het actieve beleid dat wij in het verleden hebben ge
voerd gestraft in plaats van beloond. Wij hebben reeds een voorlopig standpunt ingenomen
over de vraag wat wij als gemeenteraad nodig achten voor de basiseducatie. Bij een nadere
rapportage komen wij daarop nog terug, hetgeen reeds door de heer Krol is gememoreerd.
Dan kom ik bij de heer Buurmandie voor het grootste gedeelte instemming betuigt met
het voorstel. Hij gaat nog even in op de doelgroepen en geeft aan dat vrouwen wat hem be
treft niet de grootste prioriteit hebben.. Wij hebben in het rijtje doelgroepen overigens geen
prioriteiten aangegeven, mijnheer Buurman. Het is toevallig dat gehandicapten als laatste
groep zijn genoemd. Over de vraag welke doelgroep de meeste of meer aandacht zal moeten
hebben binnen de basiseducatie dan een andere is op dit moment nog geen uitspraak gedaan.
Ik denk dat dat ook pas kan op het moment dat er een toetsingskader is ontwikkeld waarin
wij ook duidelijk als gemeenteraad prioriteiten hebben gelegd. Die discussie zal hier onge
twijfeld nog worden gevoerd. Gehandicapten komen er verderop in het programma karig af,
aldus de heer Buurman. Dit programma is eigenlijk niet veel meer dan een bundeling van
activiteiten die op dit moment al door de voorlopers van de basiseducatie worden verricht
Daar vinden dus de activiteiten ten behoeve van gehandicapten plaats zoals ze nu in dit pro
gramma staan. Dat zijn met name jongeren die bij het VJV deelnemen aan activiteiten voor
DSW-werknemers. Het VJV bereikt groepen tot 30 jaar. Men zit dus met een leeftijdsbeperking.
Het betekent niet dat in de toekomst die activiteiten niet kunnen worden uitgebreid, als daar
vanuit groepen gehandicapten vraag naar komt.