20 Punt 30 (bijlage nr. 253). De Voorzitter: Dit punt luidt: Realisering van een projectbureau in het kader van de stadsvernieuwing ten behoeve van de gebieden Willem Loréstraat e.o./Indische Buurt. De heer Boelens Onze fractie gaat akkoord met de aankoop van het pand ten behoeve van het projectbureau. Wat betreft de verdere plannen met dit pand het volgende. Er is gesproken over het betrekken van dit pand bij de sociaal-culturele accommodatie in de Willem Loréstraat. Onze fractie wil dat plan te zijner tijd op zijn eigen merites beoordelen. De heer Heere (weth.): Wij nemen kennis van de opmerking van de heer Boelens en komen daar later op terug. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punt 31 (bijlage nr. 259). De Voorzitter: Dit punt luidt: Aanvullend krediet ten behoeve van uitbreiding van het gemeente-archief. De heer De Beer: In de derde alinea van de raadsbrief staat: "Tijdens de uitvoering van de hierbovenbedoelde werkzaamheden moesten extra, niet voorziene bouwkundige werkzaam heden worden uitgevoerd. Door het aanwenden van ruimte ontstaan door minderwerk, is getracht de toename van de bouwkosten zoveel mogelijk te beperken." Het blijkt dat er nog al wat meer geld nodig is. Mijn vraag is waarom de raad c.q. de betrokken commissie daar over niet is geïnformeerd. De heer Heere (weth.): Er is gedaan wat onderaan de raadsbrief staat, namelijk dat de Commissie voor Organisatie-, Personeels- en Informatie zaken schriftelijk is gehoord. (De heer De Beer: Ja, vorige week.) Maar dat heeft u niet gevraagd. De heer De Beer: Ik heb zojuist verwezen naar de derde alinea van de raadsbrief waarin staat dat tijdens de uitvoering enz. Op dat moment was bekend dat de zaak fout ging lopen en op dat moment is het college geïnformeerd. Waarom is de raad c.q. de desbetreffende commissie op dat moment niet geïnformeerd? De heer Heere (weth.): Ik kan alleen constateren dat dat niet is gebeurd. Wij hebben daar geen diepere redenen voor gehad. De Voorzitter: De commissie is, zij het wellicht ietwat laat, schriftelijk gehoord. De heer De Beer: Ik heb gevraagd waarom de raad c.q. de desbetreffende commissie niet eerder is geïnformeerd. De heer Heere (weth.): Ik heb daar geen argumenten voor. De heer De Beer: Wel, dat vind ik jammer. De Voorzitter: Zo blijkt dat veel vragen onbeantwoord kunnen blijven. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punten 32 en 33 (bijlagen nrs. 250 en 254). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w. Punt 34 (bijlage nr. 255). De Voorzitter: Aan de orde is thans Vaststelling Verordening leerlingenvervoer. De heer Krol Aan de orde is de vaststelling van de Verordening leerlingenvervoer. Deze verordening is uitgebreid aan de orde geweest tijdens de laatste vergadering van de Commissie voor het Onderwijs. Daarom wil ik mij thans beperken tot een tweetal elementen uit deze verordening waarover ik in de raad iets op wil merken. Allereerst wil ik iets zeggen over de eigen bijdrage van f. 200,én vervolgens wil ik ingaan op de 2 km-grens bij het speciaal onderwijs. 21 In de voorliggende verordening is sprake van een eigen bijdrage van f. 200,bij een belastbaar inkomen vanaf f. 27.000,wanneer het gaat om leerlingen van basisscholen, lom-scholen of mlk-scholen. Hoewel deze eigen bijdrage bij wet is geregeld wil ik daar toch een paar opmerkingen over maken. Omdat de eigen bijdrage niet geldt voor alle scholen voor speciaal onderwijs is er naar mijn mening sprake van enige rechtsongelijkheid. Want waarom geldt de eigen bijdrage bij voorbeeld niet voor de Buitenschool? De administratieve werkzaamheden - meer werkzaamheden bij de afdeling Onderwijs in verband met de inning van de eigen bijdrage - zouden wel eens toe kunnen nemen, waardoor het uiteindelijke effect van de eigen bijdrage teniet wordt gedaan. In hoeverre is het mogelijk om in probleemgevallen, bijvoorbeeld wanneer twee of meer kinderen uit een gezin gebruik moeten maken van de vervoersregelingeen aanvraag te doen in het kader van het gemeentelijk kwijtscheldingsbeleid? Dan de 2 km-grens. Waar gaat het eigenlijk om in het leerlingenvervoer? Het gaat om leerlingen die op grond van hun handicap en /of sociaal-emotionele factoren gebruik moeten maken van een school voor speciaal onderwijs. Hierdoor is de kans groot dat zij ten opzichte van vriendjes/vriendinnetjes in een uitzonderingspositie terechtkomen. Ik benadruk nog maals ongewild. Deze uitzonderingspositie zal versterkt kunnen worden wanneer deze leer lingen ook nog gebruik zouden moeten maken van speciaal vervoer zoals busje, taxi of open baar vervoer. Met andere woorden, mijnheer de voorzitter, speciaal vervoer moet ook in het belang van de kinderen niet lichtvaardig worden toegestaanalleen in die gevallen waarin het noodzakelijk is en waar het niet anders kan. Ik meen te weten dat de verschillende commissies van onderzoek van de diverse scholen voor speciaal onderwijs aangevuld en/of in overleg met de desbetreffende ambtenaar van de gemeente ook op deze manier te werk gaan of deze mening delen. In deze visie past de 2 km- grens niet. Vergoeding voor vervoer, gebruik maken van speciaal vervoer ten behoeve van leerlingen die dat nodig hebben en voor wie dat nodig is, moet niet afhankelijk zijn van een vrij willekeurig afstandscriterium en moet ook niet afhankelijk worden gemaakt van een ont heffingenbeleid. Zo'n grens is eveneens in tegenspraak met het uitgangspunt van de wet, namelijk dat bij eventuele versobering een en ander niet mag leiden tot feitelijke onbereik baarheid van scholen Het kiezen voor de 2 km-grens zal leiden tot een niet gering aantal aanvragen om ont heffing op grond van artikel 18 van de verordening. Ongetwijfeld zal dat eveneens kosten verhogend werken Overigens, mijnheer de voorzitter, de invoering van de 2 km-grens leidt volgens de raadsbrief tot een besparing van f. 60.000, Je zou ook kunnen: f. 60.000,minder meer. De meerderheid van de CDArfractie is van mening dat deze besparing niet mag worden afge wenteld op deze groep leerlingen. Daar komt dan nog bij dat ook het collegeprogram hierin duidelijk is. Ik citeer: "Aan voorzieningen voor achtergestelde en kwetsbare groepen zal prioriteit worden gegeven; deze zullen bij bezuinigingen worden ontzien." Daarom willen wij de afschaffing van de 2 km-grens bepleiten en in plaats daarvan uitgaan van de zogenoemde voedingsgebiedende directe omgeving van de school, en rekening houden met gevaarlijke verkeerssituaties zoals een rondweg. Eigenlijk een formalisering van de huidige situatie. Daartoe willen wij de volgende motie indienen "De raad van de gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 29 juni 1987, behandelende de Verordening leerlingenvervoer, overwegende dat - invoering van de 2 km-grens bij het specieel onderwijs zal leiden tot feitelijke onbereikbaarheid voor een aantal leerlingen die een school voor speciaal onderwijs moeten bezoeken; - zulks te meer klemt waar het gaat om een kwetsbare groep leerlingen; - invoering van de zogenoemde voedingsgebieden rondom de scholen voor speciaal onderwijs, rekening houdend met verkeerssituaties zoals bijvoorbeeld een rondweg en dergelijke, beter hanteerbaar is dan de voorgestelde 2 km-grens; - bovendien invoering van de 2 km-grens zal leiden tot nogal veel aanvragen om ontheffing op grond van artikel 18 van de Verordening leerlingenvervoer besluit artikel 14, lid 1, sub a, van de Verordening leerlingenvervoer als volgt vast te stellen: "De leerling een school voor speciaal onderwijs bezoekt en woonachtig is buiten het door b. en wvast te stellen voedingsgebied van de voor hem toegankelijke school.", en gaat over tot de orde van de dag." De motie is mede-ondertekend door de heer Koopmans.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1987 | | pagina 11