24 In de tweede plaats de 2 km-grens. Door het stellen van die grens krijgen wij weer veel gevallen van leerlingen die worden geconfronteerd met gevaarlijke verkeerssituaties. De heer Krol heeft alle bezwaren dienaangaande genoemd. De VVD-fractie zal gezien de argumenten die hij heeft genoemd derhalve de motie van het CDA steunen. Mevrouw Vlietstra (weth.): Alle sprekers zijn ingegaan op twee hoofdpunten uit de ver ordening, namelijk de eigen bijdrage van f. 200,en de 2 km-grens. Daarnaast is er nog een aantal andere opmerkingen gemaakt. Ik ben het eens met alle bezwaren die zijn aangevoerd tegen de eigen bijdrage van f. 200, Er zal inderdaad een rechtsongelijkheid ontstaan tussen leerlingen die aan ver schillende vormen van speciaal onderwijs deelnemen. Als ik de inkomsten die hier voor de gemeente mogelijk uit voortkomen afzet tegen het bedrag dat wij jaarlijks uitgeven aan leerlingenvervoer dan gaat het om peanuts. Die zelfde peanuts leiden ertoe dat wij veel meer administratief werk moeten verrichten dan wij op dit moment doen. In die zin ben ook ik niet erg gelukkig met de eigen bijdrage. Die eigen bijdrage is ons echter imperatief opgelegd en wij zullen die regeling dus moeten uitvoeren. Wij hebben nagegaan - ik maak deze opmerking ook even in de richting van de heer Krol- hoe de grens van een belastbaar inkomen van meer dan f. 27.000,zich verhoudt tot de grens die wij hanteren voor het kwijtscheldingsbeleid. Die grens ligt momenteel op ongeveer f. 24.000,en dat betekent dus dat mensen met een belastbaar inkomen van f. 27.000,of meer buiten de termen van het kwijtscheldingsbeleid vallen. Dan de kwestie van de 2 km-grens waarover in de commissie ook uitvoerig is gediscus sieerd. De heer Krol zegt daarvan dat het CDA vindt dat die grens uit de verordening moet. Hij heeft daar een motie voor ingediend. De heer Krol heeft een opmerking gemaakt waar ik het mee eens ben, namelijk dat speciaal vervoer alleen zou moeten als het echt noodzakelijk is omdat je kinderen toch vaak een stempeltje opdrukt door ze voor hun huis in een busje of een taxi te laten stappen. Hoe zo iets vorm moet krijgen daar denk ik anders over dan de heer Krol. Je kunt twee dingen doen. Je kunt uitgaan van een voedingsgebied. Alle kinderen die binnen dat gebied wonen geven wij dan een collectieve ontheffing. Je kunt ook uitgaan van de 2 km-grens en vervolgens bekijken - op basis van verzoeken om ontheffing - of daar een redelijke grond voor aanwezig is. Wij hebben gemeend voor het laatste te moeten kiezen, met name ook op basis van financiële overwegingen. Want laten wij wel wezen, de overheveling van de middelen in het gemeentefonds leidt ertoe dat wij als gemeente f. 165.000,minder aan inkomsten van het rijk terugkrijgen. Het lijkt mij dus terecht dat wij heel kritisch kijken naar de noodzaak van aangepast vervoer en dat wij proberen de kosten te beperken tot die gevallen waarin vervoer inderdaad noodzakelijk is. Dat betekent natuurlijk niet zoals in de CDA-motie staat dat dit zal leiden tot feitelijke onbereikbaarheid voor een aantal leerlingen die een school voor speciaal onderwijs moeten bezoeken. Ik vind dat een beetje onzin, want daar gaat het natuurlijk niet om. Het gaat er om dat de ouders van wie de kinderen vervoer echt nodig hebben voor een vergoeding in aanmerking komen. Wij willen echter heel kritisch kijken of dat vervoer echt noodzakelijk is. Op basis van de cijfers van het vervoer zoals dat op dit moment plaatsvindt hebben wij de indruk dat er in ieder geval door een aantal scholen wellicht toch wat kritischer naar gekeken zou kunnen worden. Of een en ander zal leiden tot een heel groot aantal aanvragen om onthef fing zullen wij wel merken. Mevrouw Westra heeft gevraagd of de commissie - ik neem althans aan dat zij de commissie bedoelt - op de hoogte gehouden kan worden van het aantal verzoeken om ontheffing en van het aantal dat is toegewezen. Ik wil die toezegging wel doen. Als inderdaad het aantal ont heffingen overeenkomt met het aantal van 61 zoals dat nu geldt dan zou dat wellicht een reden kunnen zijn om nog eens opnieuw naar het desbetreffende artikel te kijken. Ik ga daar echter niet op voorhand van uit. Wat dat betreft heb ik geen behoefte aan de CDA-motie, mijnheer de voorzitter. Ik ben denk ik in voldoende mate met het voorgaande ingegaan op de opmerkingen van de heer Heidstra. Mevrouw Westra snijdt het probleem aan wat gedaan moet worden met al die mensen die niet zozeer kiezen voor een school op levensbeschouwelijke grondslag maar kiezen voor een school op basis van pedagogische overwegingen. Het college is daar op dit moment nog niet uit. Ik wil mevrouw Westra wel toezeggen dat wij nog nader naar dit punt zullen kijken. De vraag is natuurlijk welke school wel en niet onder idie termen valt. Het is vrij gemakkelijk om te zeggen dat bijvoorbeeld Montessori-scholenFreinet-scholen en Jenaplan-scholen daar onder vallenmaar er zijn ook allerlei andere scholen die proberen zich te profileren en voor een eigen onderwijsconcept kiezen en die toevallig geen bestaand etiketje hebben. Moeten die scholen daar nu wel of niet onder vallen? Dat is een wat grijs gebied ten aanzien waarvan ik nu niet de uitspraak wil doen dat de verordening voor dat hele gebied uitgewerkt moet worden. Wij zullen heel kritisch moeten kijken waar de grenzen moeten worden gelegd en wat de kosten zijn die daarmee gepaard gaan. Ik wil mevrouw Westra dus wel toezeggen dat wij daar nader onderzoek naar zullen verrichten. Of een en ander ook zal leiden tot gelijk 25 schakeling is wat mij betreft afhankelijk van de uitkomst van het onderzoek. Ik stel voor dat wij die zaak opnieuw aan de Commissie voor het Onderwijs voorleggen. De heer Buurman heeft niet kunnen volgen hoe wij de stap hebben gemaakt wat die 20 km betreft van de model-verordening van de VNG naar onze eigen verordening. Er is volgens mij ergens een fout ingeslopen. Het gaat hier om een zaak die uitdrukkelijk in VFG- verband is overlegd. Het advies van dat overleg was om.die bepaling niet op te nemen omdat het zich zo weinig voordoet. De heer Buurman is ingegaan op de eigen bijdrage. Als ik hem goed heb begrepen lost hij een schot voor de boeg door te zeggen dat het feit dat wij nu zelf deze regeling zo moeten uitvoeren en ook de middelen rechtstreeks krijgen er niet toe mag leiden dat wij daar her waarderingen op gaan toepassen. Dat kan nooit de bedoeling zijn. Iedereen die recht heeft op aangepast vervoer/openbaar vervoer moet dat hebben en heeft ook recht op een tegemoet koming. Nogmaals, wij zullen heel kritisch moeten kijken om de kosten zo laag mogelijk te houden Op de opmerking van de heer De Beer ben ik reeds voldoende ingegaan. Hij steunt de motie van het CDA. Ik neem daar kennis van. Ik wil het hierbij laten, mijnheer de voorzitter. De heer K rolEr zullen denk ik nogal wat aanvragen worden ingediend en wel meer dan 30. Ook zal er meer administratieve rompslomp op scholen en op de afdeling ontstaan met alle gevolgen vandien. Bovendien denk ik dat er barrières worden opgeworpen voor ouders om te kiezen voor. In de richting van de heer Heidstra wil ik het volgende zeggen. Het valt mij tegen wan neer er vanuit de PvdA-fractie gesproken wordt over "slechts 41 kinderen". Ik noem dat nogal wat en dan met name voor wat betreft de kinderen over wie wij het nu hebben. Verder begrijp ik dat financiële overwegingen de boventoon hebben gevoerd bij de besluitvorming. Ik betreur dat vooral als wij het hebben over kinderen die naar het speciaal onderwijs moeten. Ik heb inderdaad gesproken over de feitelijke onbereikbaarheid. Er zouden 41 kinderen niet voor aangepast vervoer in aanmerking komen. In de raadsbrief wordt gezegd dat grof weg wordt aangenomen dat voor 6 7 kinderen ontheffing moet worden verleend. Onder de kinderen voor wie dan geen ontheffing geldt zit een aantal dat dan buiten de boot valt. Daar slaat de feitelijke onbereikbaarheid op Wij blijven van mening dat het verstandiger is, met name gezien en gelet op de kwetsbare groep waar wij het hier over hebben, om te kiezen voor voedingsgebieden en niet voor de 2 km-grens. De heer Heidstra: Wij zijn het in grote lijnen eens met het antwoord van wethouder Vlietstra. In de richting van de heer Krol het volgende. Het kan inderdaad zo zijn dat er een ad ministratieve rompslomp zal ontstaan, maar als ik het lijstje bekijk dan is er in Leeuwarden één school waar 26 kinderen straks een ontheffing zullen moeten aanvragen. Ik vraag mij af of dat zo veel is. De heer Krol zegt dat ik het heb gehad over "slechts 41 kinderen". Ik relateer dat aan tal aan het totale bestand van leerlingen in het speciaal onderwijs in Leeuwarden. De manier waarop de heer Krol op dit moment in mijn ogen omgaat met kinderen in het speciaal onder wijs geeft mij het vermoeden dat wij weer bezig zijn, net zoals in de commissievergadering, om juist die kinderen een etiketje op te plakken dat zij volgens mij helemaal niet hoeven te hebben. Vandaar dat wij bij ons standpunt blijven. Ik vind de manier van optreden van de heer Krol op dit moment enigszins overtrokken naar kinderen van het speciaal onderwijs toe. (De heer Krol: Ik wil even opmerken, mijnheer de voorzitter, dat de heer Heidstra het had over "slechts 41 kinderen".) Ja, ten opzichte van het totale bestand van leerlingen in het speciaal onderwijs in Leeuwarden kan dat getal "slechts" genoemd worden. (De heer Pruiksma: Jo moatte net telle, mar jo moatte weagje.) Dat zou ik in een ander opzicht wel eens van u kunnen vragen. Een opmerking in de richting van de VVD-fractie. Ik meende tijdens de commissieverga dering gehoord te hebben dat de VVD akkoord ging met de 2 km-grens. Vandaar mijn ver bazing dat men nu meegaat met de motie van het CDA. Ik kan mij echter vergist hebben, maar ook de heer De Beer kan zich vergist hebben. Mefrou WestraIk fiel my dochs ek wol roppen om noch even yn te gean op it ferhaal fan it CDA. Ik fyn ek dat it CDA in wat üneigentlike tsjinstelling skept dat wa't kiest foar it 2 km-gebiet de knikkers boppe de bern stelle soe. Dat is net oan'e oarder. Ek by de 2 km- grins is it hieltyd noch sa dat der üntheffing mooglik is en dat der dus perfoarst gjin site- waasjes üntsteane dat de bern it slachtoffer wurde fan dy grins. Ik fyn it ek opmerklik dat it CDA einliks oer alle finansjele oerweagings hinne stapt en him ek tsjin oare partijen keart dy't dy oerweagings wol meispylje litte. Seis bin ik benijd wat de opstelling fan it CDA wêze sil wannear't de ütkomst fan it ündersyk dêr't üs fraksje om frege hat bekend is. Sil it CDA dan ek nettsjinsteande de finansjele konsekwinsjes dêr

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1987 | | pagina 13