26
gewoan yn mei gean? (De heer Krol: U moet geen vooronderstellingen doen. Wij zullen de
uitkomst van dat onderzoek afwegen.) Ik wol der mar mei sizze dat it dochs frij normaal
is om de finansjele oerweagings mei telle te litten? Ek yn dit gefal sil men it ien en oar weagje
moatte. Wy fine it net raar om dan ek de finansjele oerweagings mei te nimmen. (De heer Krol:
Kennelijk denken wij anders.) Ja, yndied.
De heer Buurman: Ik wil alleen opmerken dat wat mijn eerste vraag betreft ik gevraagd
heb of de wethouder in dat verband een bevestiging wil geven. In bijzondere gevallen kun
nen b. en w. namelijk op grond van artikel 23 van de verordening afwijken van de bepalingen
in die zin dat er dan ten gunste van de ouders wordt beslist.
De heer De Beer: De reden waarom wij ons achter de motie van het CDA scharen is het
gevolg van opmerkingen in de commissievergadering. Tijdens die vergadering is duidelijk
door een woordvoerder van het speciaal onderwijs gezegd dat, wanneer wij de 2 km-grens
gaan invoeren, dan tussen de 50% en 70% van de kinderen die binnen de straal van 2 km
wonen in aanmerking komt voor een ontheffing. Een erg hoog aantal vinden wij. Daarom heb
ben wij gezegd dat, om onder meer het papier gedoe te voorkomen, wij de situatie zoals die
in het verleden is geweest moeten formaliseren en per school een voedingsgebied moeten
aanwijzen. Dat voorkomt een heleboel ellende.
In de richting van de heer Heidstra wil ik tot slot nog zeggen dat ik van meet af aan
- ook tijdens de commissievergadering - tegen de grens van 2 km ben geweest.
Mevrouw Vlietstra: (weth.): Wij zien wel of er inderdaad meer dan 30 verzoeken om ont
heffing komen. Er zal dan zeker sprake zijn van meer administratieve rompslomp, maar dat
is denk ik niet zo erg.
Ik heb ook wat moeite met de wijze waarop de heer Krol de zaak stelt. Kinderen die het
speciaal onderwijs bezoeken zijn niet op voorhand zielig. Die vooronderstelling zit mij toch
een beetje te veel in zijn verhaal, evenals de vooronderstelling dat wij het die kinderen on
mogelijk zouden maken om het speciaal onderwijs te bezoeken. Degene die is aangewezen op
speciaal onderwijs en op vervoer die krijgt dat vanzelfsprekend. Wij zullen dan gelet op
artikel 18 van de verordening een ontheffing verlenen. Er is volgens mij niets op tegen om
als gemeente heel kritisch te kijken of vervoer inderdaad noodzakelijk is en om heel kritisch
te kijken hoe de kosten van dat vervoer gedrukt kunnen worden. Zeker waar wij als gemeen
te daar een fors bedrag op toe moeten leggen denk ik dat dat alleen maar heel verstandig is.
Nogmaals, het is niet de bedoeling om voor wie dan ook het speciaal onderwijs ontoegankelijk
te maken. Ik denk dat de heer Krol dat met mij eens zal zijn.
De heer Heidstra en mevrouw Westra hebben met name gereageerd in de richting van de
heer Krol.
De heer Buurman vraagt mij om te bevestigen dat in die uitzonderlijke gevallen dat men
sen hun kind naar een school laten gaan die buiten de 20 km grens ligt toch een beroep ge
daan kan worden op de vergoeding van vervoerskosten. Heb ik u zo goed begrepen, mijnheer
Buurman? (De heer Buurman: Artikel 23 van de verordening.) Ja, maar er hoeft helemaal
geen beroep op artikel 23 te worden gedaan want die ouders komen in principe ook in aan
merking voor vervoerskosten. Wat er uitgezonderd is is dat die mensen boven het bedrag
van f. 200,nog eens een eigen bijdrage moeten gaan betalen naar draagkracht. Daarvan
hebben wij gezegd dat dat zo weinig voorkomt dat wij iedereen f. 200,laten betalen.
Op de opmerking van de heer De Beer ben ik via mijn antwoord in de richting van andere
sprekers al ingegaan.
De Voorzitter: Aan de orde is de stemming. Ik breng eerst in stemming de motie inge
diend door de heer Krol.
De motie van de heren Krol en Koopmans wordt verworpen met 22 tegen 11 stemmen.
(Voor de motie stemmen van de fractie van het CDA de heren Bilker, Boelens, Koopmans,
Krol, Pruiksma en Sijbesma, alsmede de leden van de VVD-fractie.
De Voorzitter: Aan de orde is de stemming over agendapunt 34.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. met inachtneming van
de toezeggingen van de wethouder.
De Voorzitter: Ik zou nu willen gaan pauzeren. Ik stel u voor om weer te beginnen om
kwart over zeven.
De Voorzitter schorst, om 18.15 uur, de vergadering voor de pauze.
De Voorzitter heropent, om 19.15 uur, de vergadering.
27
De Voorzitter: Ik heropen de vergadering.
Punt 35 (bijlage nr. 251).
De Voorzitter: Aan de orde is thans Vaststelling percentageregeling voor beeldende
kunstopdrachten. Op uw tafels is neergelegd het Cultureel Paspoort voor Leeuwarden dat
recentelijk is uitgegeven. Ik vraag daar uw bijzondere aandacht voor want het is erg leuk en
zeer de moeite waard.
De heer HerremaIn de commissie zijn wij uitvoerig ingegaan op de percentageregeling
en hebben toen al waardering uitgesproken voor de regeling zelf. Wij zullen dat in dit ver
band niet nog eens een keer doen. Er zijn twee punten blijven liggen.
Het eerste punt betreft de manier waarop de bevolking, met name de bewonersorganisaties,
betrokken zal worden bij de keuze van de ontwerpen op dit terrein. Het college zou daar nog
eens nadrukkelijk naar kijken en tevens bekijken op welke wijze dat ingepast zou kunnen
worden in de regeling. Kan de wethouder daar al iets meer over zeggen?
Het tweede punt is de openbaarheid. Wij hebben er in de commissie voor gepleit om ook
de vergaderingen, althans een deel daarvan, van de werkgroep openbaar te doen zijn. De
wethouder was daarover in eerste instantie wat afhoudend. Ik wil thans opnieuw op die
openbaarheid aandringen en wel om twee redenen. In de eerste plaats draagt de openbaar
heid een beetje bij aan de inzichtelijkheid van het gebeuren naar de kunstenaars toe: Op
welke wijze wordt de opdracht verleend en geformuleerd.
In de tweede plaats heeft de openbaarheid een duidelijke publieksfunctie. In het geval de
vergaderingen van de werkgroep openbaar zijn kan er een publieksdiscussie ontstaan over
de verschillende ontwerpen die uit de diverse opdrachten naar voren komen. Het cultuurbe
leid is namelijk niet iets van de achterkamer maar iets wat juist naar de mensen toe moet. Ik
zou daarom graag aan artikel 7 van de percentageregeling toegevoegd willen zien dat de
werkgroep in het openbaar vergadert als het gaat om de opdrachtformulering en de opdracht
verlening. Ik wil in dit verband ook wijzen op hetgeen ten aanzien van het Hoeksterend is
gebeurd. Ik vond het erg positief dat er een publieksdiscussie heeft plaatsgevonden over de
vormgeving van de eigen omgeving.
Ik wilde deze punten nog even speciaal onder de aandacht van het college brengen.
De hear Bilker: Wy hawwe ien punt wat de persintaazjeregeling oanbelanget en wol de
ynspraak fan de bewenners. Op hokker wize kinne de bewenners by de kar fan in keunst-
wurk belutsen wurde? Neffens üs hoecht dat no net direkt fêstlein te wurden yn it regie-
mint. Op side 2 fan de riedsbief wurdt yn de earste alinea sein dat de bewenners heard
wurde sille. Kin de wethèlder wat konkreter oanjaan wat dêrmei bedoeld wurdt? Fierders,
mynhear de foarsitter, fine wy it in prima ütstel en binne wy it dêr fan herte mei iens.
De heer Buurman: Ik wil ook ingaan op het punt van het betrekken van de bewoners bij
deze zaak. Het is bekend dat ik in de vergadering van de Commissie voor Openbare Werken
en Milieu het voorstel heb gedaan om dit ook op te nemen in de regeling. De wethouder zei
daarop dat dat via de normale kanalen zou gebeuren, dus via inspraak. In de Commissie
voor Welzijnsaangelegenheden kon men daar echter niet zozeer uitkomen. Ik zou graag een
reactie van de wethouder hierop willen horen.
De heer Duijvendak: Ik zou mij met name willen aansluiten bij het tweede punt van de
kant van de PvdA, namelijk de mate waarin de vergaderingen openbaar zijn. Ik heb in de
commissie aangegeven dat ook wij voor die openbaarheid zijn.
Ik wil ook nog iets zeggen over artikel 9 van de percentageregeling. In de commissie heb
ik daar ook vragen over gesteld. Het gaat daarbij om projecten waarin de gemeente voor
minstens 50% deelneemt. De wethouder heeft in de commissie aangegeven dat, wanneer
anderen niet deelnemen, dat niet betekent dat zo'n project helemaal niet doorgaat. Wij be
grijpen natuurlijk ook wel dat kunst nu ook weer niet zo'n belangrijke zaak is dat hele pro
jecten niet door zouden gaan. Maar in artikel 9 staat wel geformuleerd dat, wanneer de
anderen niet betalen, wij dan misschien ook niets doen. Ik zou dat jammer vinden. Het gaat
er natuurlijk om dat je eerst anderen onder druk zet om met jou mee te doen. Wanneer
anderen niet meedoen dan moet dat volgens ons niet betekenen dat wij dan ook niets doen.
Ik hoop dat de wethouder het daarmee eens is.
De heer Kessler (weth.): Er zijn in totaal drie punten waar ik op in zal gaan. Het eerste
punt betreft de openbaarheid. De heer Herrema heeft gelijk dat ik daar in de commissie in
eerste instantie wat afhoudend op heb gereageerd. Ik heb op dit moment echter het functio
neren van de werkgroep wat beter voor ogen dan toen. De werkgroep ontwikkelt heel veel
beleid, terwijl de vergaderingen vaak heel open zijn. Ik heb in de commissie gezegd dat het
mij niet zo voor de hand liggend leek om in dat verband echt openbaarheid te creëren.