32 Daartoe is nadrukkelijk overleg gepleegd met de Commissie Openbare Orde. Na een vrij grondige discussie in deze commissie is geadviseerd om het aantal lokaties te beperken tot twee, te weten één in het centrum in de Grote Hoogstraat en één aan het Kalverdijkje. Nogmaals, dat is een advies geweest dat noodgedwongen op grond van uitspraken van de Raad van State zo werd geformuleerd. Het is dus niet zo dat toen een principieel "twee- hallenbeleid" is gevoerd. Er werd echter ingespeeld op het oordeel van de Raad van State die op basis van de toen geldende wetgeving vond, dat ieder verzoek om een speelautomaten- hal te mogen vestigen op zijn eigen mérites moet worden bekeken, waarbij opnieuw keuzes gemaakt moeten worden. Inmiddels - dat is terecht door u geconstateerd en dat staat ook in de raadsbrief - is er een wijziging van de Wet op de kansspelen tot stand gekomen die een regime invoert waarbij automatenhallen verboden zijn, tenzij de gemeenteraad een kader schept om ze wel toe te staan. Daarbij staat het de raad ook vrij om een aantal te noemen. In zijn afweging heeft het college gezegd dat wij eigenlijk in het verleden altijd tegen deze hallen zijn geweest en inmiddels noodgedwongen ertoe zijn overgegaan om ze wel toe te staan. Eén hal is in dat kader gerealiseerd. Wij kunnen er niet omheen dat inmiddels een ondernemer met het exploiteren van de hal is begonnen. Als de vraag gesteld zou worden of wij, wanneer wij zouden voorstellen geen verorde ning in het leven te roepen, het gevaar lopen met schade-acties te worden overvallen, dan moet ik daar in alle eerlijkheid op antwoorden dat die vrees bij ons niet aanwezig is. Er is namelijk sprake van een vrije beslissing van de gemeenteraad. Alleen - en dat is de afwe ging - wij vinden dat wij er niet omheen kunnen dat er een ontwikkeling is geweest zoals die is geweest. Vandaar dan ook dat wij met een voorstel zijn gekomen om in ieder geval de hal die tot stand is gekomen met verwachtingen voor het toekomstige functioneren te hand haven. Wij zien geen aanleiding om het aantal hallen uit te breiden, omdat een sterke beper king in het regelrechte verlengde ligt van het beleid zoals dat in het verleden is gevoerd. Wel, er zijn door u verschillende argumenten voor en tegen aangevoerd. Voor wat de argumenten tegen betreft kunt u in redelijkheid van mij niet verwachten dat ik mij daar te vuur en te zwaard tegen ga verzetten. Ik signaleer dat het een afweging is, waarbij de een de afweging de andere kant uit laat vallen en de ander de ene kant. Er ligt een aantal me ningen op tafel voor wat betreft de beperking. Het CDA zegt in overgrote meerderheid dat er niet overgegaan moet worden tot het vaststellen van een verordening. De PvdA vindt dat het voorstel ook een stuk zorgvuldigheid ten aanzien van het bestaande aan de dag legt. D 66 zegt in de door haar ingediende motie dat de keus niet bepaald moet worden op één hal maar op twee hallen. Ik heb reeds aangegeven dat wij die mening niet delen. PAL tenslotte zegt dat wij het bij de verordening moeten houden en geen aantal moeten aangeven omdat er in de verordening voldoende toetsingscriteria zitten om beperking mogelijk te maken. Ook op dat punt is het college een andere mening toegedaan. Het lijkt ons gewoon goed om aan alle gegadigden die zich van tijd tot tijd bij de gemeente plegen te melden helder en duidelijk te maken dat met één hal de handel op is en dat wij het daar bij wensen te laten. Het zal u dan ook niet verbazen dat ik de ingediende moties ontraad. Wenst iemand in tweede termijn het woord? De heer Koopmans: Ik wil alleen ingaan op het verschil in opvatting tussen de CDA- fractie en de fractie van de PvdA. Mijn fractie heeft gezegd dat wij het algemeen belang af wegen tegen het bijzonder belang. Wij vinden dan in het algemeen belang dat er in onze stad geen speelautomatenhallen zullen zijn. Overigens is dat niets nieuws, want dat is het beleid dat wij tot 1984 steeds hebben gevoerd. Mevrouw De Haan zegt dat zij het ten opzichte van de ene burger die begonnen is met een dergelijke hal eigenlijk onfatsoenlijk vindt als wij ervoor zouden zorgen dat die zaak moet verdwijnen. Wellicht komt dat zo over, maar aan de andere kant wijs ik er op dat de wetgever ons de mogelijkheid geeft om dat beleid te voeren. In dit land is het meestal zo dat, als de wetgever dit soort zaken regelt, er meestal een regeling bij is ten aanzien van de schadevergoeding. De wetgever heeft dat kennelijk in dit geval niet nodig geacht. Tot slot, mijnheer de voorzitter, deel ik u nog mee dat de moties van PAL en D66 niet door ons zullen worden gesteund. De heer Bijkersma: Ik ben in eerste instantie al op het voorstel van het college ingegaan. Ik wil mij nu beperken tot de moties die zijn ingediend door PAL en D66. De overwegingen in de PAL-motie lijken een beetje op datgene dat wij in de Commissie voor Algemene Zaken hebben betoogd, namelijk dat je de zorgvuldigheid in de uitvoering zult moeten vastleggen en dat je niet naar één of twee hallen toe moet. De voorzitter heeft gezegd dat, als je dat wel doet, er een vorm van rechtsonzekerheid ontstaat en dat hij voorziet dat er binnen de kortste keren iemand een aanvraag om een vergunning doet welke dan op grond van een aantal feiten toch zou kunnen worden verkregen. Er zou dan sprake zijn van een veel ruimer beleid. Het antwoord van de voorzitter heeft ons doen besluiten niet met die ruimere inter pretatie mee te gaan. Wij zullen de motie van PAL dan ook niet steunen. 33 De motie van D66. D66 wil het aantal hallen vaststellen op twee op grond van datgene wat in de afgelopen jaren in onze gemeente aan beleid is gevoerd op dat punt. Ik constateer dat men wat dat betreft wel een koers heeft uitgezet, maar dat dat nergens realiteit heeft gekregen. De realiteit is echter wel dat er een speelautomatenhal in de Grote Hoogstraat is. Ik vind dat je die toestand maar rustig zo moet laten, zeker op grond van het feit dat dat gene wat wij in de afgelopen periode zouden willen doen ons is opgelegd door de situatie. Mevrouw De Haan-Laagland: De heer Bijkersma heeft de discussie in de commissie aan gehaald waarbij het ging om de vraag of er wel zo nodig een straatnaam in de verordening moet worden opgenomen. Wij zijn inmiddels overtuigd dat het beter is die straat wel te noe men. Ook lijkt het ons goed om dan tevens het huisnummer te noemen. In het voorstel van het college wordt heel nadrukkelijk over de hal in de Grote Hoogstraat gesproken. Het gaat ons ook om die hal. Het lijkt ons zinvol om in de verordening naast de straatnaam Grote Hoogstraat ook het huisnummer 3 te noemen. Het verhaal van de heer Ybema en de door hem ingediende motie. Hij wijst nadrukkelijk op het beleid zoals dat tot nu toe is gevoerd. Ik wil wat dat betreft de woorden van de bur gemeester ondersteunen die heeft gezegd dat het huidige beleid in wezen onder druk vanuit de Raad van State tot stand is gekomen. Dat was nu niet bepaald het beleid waar wij zo principieel voor kozen. In die zin wil ik het huidige beleid niet als uitgangspunt hanteren voor datgene wat wij nu vastleggen. Om die reden zullen wij de motie van D66 niet steunen. De reactie van PAL. De PAL-fractie vraagt zich af waarom in dit geval anders wordt gehandeld dan bijvoorbeeld ten aanzien van cafés. De situatie is momenteel zo dat er in de stad in verschillende cafés en snackbars speelautomaten staan. Het is niet zo dat er vanaf nu nergens meer met dergelijke automaten gespeeld zou mogen wordenWij willen alleen het tot stand komen van hallen waarvan wij negatieve effecten verwachten tegengaan. Wij zijn namelijk bang dat wij ten aanzien van de negatieve effecten van dergelijke hallen niets via een verordening of vergunning kunnen regelen. Het is overigens zo dat, als wij ervan over tuigd waren dat dat wel zou kunnen, wij een dergelijke hal dan nog niet zouden willen. Ik wil er ook op wijzen dat overlast van cafés niet zo eenvoudig is op te lossen door middel van een vergunning. Wij maken ook niet voor niets een horeca-nota, mede gelet op die overlast. De heer Koopmans en ik zullen het niet eens worden over het behoorlijk of onbehoorlijk bestuur. Ons standpunt daarover is wel duidelijk. De heer Duijvendak: Ik wil in de richting van een aantal fracties een korte reactie geven. Het spijt mij zeer dat de VVD-fractie onze motie niet blijkt te kunnen steunen. Op grond van de discussie in de commissie had ik wat dat betreft andere verwachtingen. Ik begrijp overi gens de argumentatie van de heer Bijkersma ook niet erg goed, hoewel de voorzitter daar wel gunstig van afkomt. Ik zal proberen te reconstrueren wat de heer Bijkersma als argumenten noemt. Hij zegt dat de rechtsonzekerheid zal toenemen wanneer de PAL-motie wordt aange nomen. (De heer Bijkersma: Ik heb de woorden van de voorzitter van de commissie herhaald, namelijk dat de rechtsonzekerheid dan zijn intrede doet.) Ja, maar het herhalen van een paar woorden is niet per se een argument. (De Voorzitter: Het moet beargumenteerd worden!) Ik wil niet direct zeggen dat datgene wat de heer Bijkersma heeft gezegd geen argument zou zijn, maar ik begrijp alleen niet wat het verschil is tussen zijn woorden en onze motie. Hetgeen nu wordt vastgesteld, is volgens mij uiterst anti-liberaal. De ene ondernemer van de speelautomatenhal krijgt namelijk per decreet van de gemeenteraad een monopolieposi tie. Ik vind dat de VVD direct zou moeten opspringen en zeggen: Wij zijn het daar niet mee eens. Laten wij een verordening maken waarbij iedereen de kans krijgt om onder de voor waarden die wij vaststellen een hal te beginnen. Er is dan geen enkele rechtsonzekerheid. Iedereen weet dat, wanneer men aan de voorwaarden voldoet - die zijn gelukkig heel streng -, men dan voor een speelautomatenhal in aanmerking kan komen. Rechtsonzekerheid exit, naar onze mening. Wij vinden het dus onbegrijpelijk dat de VVD onze motie niet steunt. De motie van D66 zal, wanneer die na onze motie in stemming wordt gebracht, door ons worden gesteund. Het is niet zo dat wij de argumentatie van D66 zo sterk vinden - er is namelijk op dit moment geen praktijk van twee hallen -maar de mogelijkheid voor twee hal len in onze stad is in ieder geval beter dan de meest strakke normering van één hal. Wij zullen, hoewel niet enthousiast, voor de motie van D66 stemmen. De heer Ybema: Ik heb met aandacht naar uw woorden geluisterd, mijnheer de voorzitter, en met name geprobeerd de argumenten voor de voorstellen die er nu liggen te vinden. Ik wil daar toch even wat langer bij stilstaan. U heeft gezegd dat het huidige beleid ons min of meer is afgedwongen door uitspraken van de Raad van State en dat de Commissie Openbare Orde de twee lokaties heeft geadviseerd. Is het zo dat de uitspraken van de Raad van State destijds de commissie dwongen om verder te gaan dan het aanwijzen van één lokatie? (De Voorzitter: Ja.) Het voorliggende voorstel zou dan namelijk betekenen dat het beleid van voor 1984 weer ter hand wordt genomen en dat is op zich, als er sprake is van het afdwingen door derden, een consistente redenering. U heeft dat zojuist bij interruptie bevestigd en dan

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1987 | | pagina 17