8 De heer Duijvendak heeft nog een opmerking gemaakt over de schorsing door de Kroon. De brief - ik neem die wel letterlijk, want je moet weten wat je schrijft - gaat verder door te stellen dat het beroep op dit artikel onjuist moet worden geacht omdat uit de parlementaire behandeling zou blijken dat dit anti-discriminatie artikel grondrechten aan individuen en niet aan rechtspersonen geeft. Nu is de Kroon niet bepaald een orgaan dat niet zou weten waarover het gaat dacht ik. De briefschrijvers vergissen zich, om mij parlementair uit te drukken. Uit de parlementaire behandeling blijkt namelijk nergens dat dit artikel alleen natuurlijke personen op het oog heeft. Bovendien heeft de regering bij monde van de minister aan onder andere het Verbond van Nederlandse Ondernemers kenbaar gemaakt dat artikel 1 van de Grondwet wel degelijk ook voor rechtspersonen geldt. Ik verzoek het college derhalve de zaak niet op te tuigen met een preadvies waarmee ambtenaren van de afdeling Kabinet en Algemene Zaken zich weer bezig moeten houden en er strijd zou zijn met beoogd efficiënt handelen, maar een kort antwoord te concipiëren in de zin zoals ik heb aangegeven. Het kan tijdens de pauze wel! De redactie is immers heel een voudig, mijnheer de voorzitter. Mevrouw Vlietstra (weth.): Er is nog niet eens een antwoord van b. en w. of de discus sie laait al op, mijnheer de voorzitter. De heer Duijvendak zou willen dat wij ja zeggen en de heer Buurman vindt dat wij meteen maar nee moeten zeggen. Zo simpel ligt het niet. Wij hebben als raad een uitspraak gedaan dat wij willen dat Leeuwarden een kernwapenvrije gemeente is. Wij hebben ook andere uitspraken gedaan over kernbewapening. Het is ons bekend dat het besluit dat de raad van Arnhem heeft genomen vernietigd is door de Kroon. Het lijkt mij dan ook weinig zinvol om te doen wat de briefschrijvers aan ons vragen, namelijk om hetzelfde als Arnhem te doen. Een dergelijk besluit wordt immers vervolgens toch vernietigd. Om die redenen hebben wij gemeend wat meer tijd te moeten nemen om hier een weloverwogen antwoord op te kunnen geven. Dat antwoord is op dit mo ment nog niet voorhanden, maar zal in de volgende raadsvergadering worden voorgelegd. Ik denk, als ik de geluiden zo hoor, dat wij de discussie dan wel weer opnieuw zullen krijgen, Wij zullen ons zeker niet in de pauze over de kwestie buigen, mijnheer Buurman, want wij hebben daar wel iets meer tijd voor nodig. De heer Duijvendak heeft gevraagd of wij de brief van BIVAK ruim willen interpreteren. Ik denk dat hij dan doelt op een aantal moties die in gemeenten zijn aangenomen en die niet zijn vernietigd en dus kennelijk wel door de beugel kunnenIk zeg de heer Duijvendak toe dat wij het door hem gevraagde in onze afwegingen zullen betrekken. De heer Buurman: Het college kan de brief wel optuigen met een preadvies - ik ben daar tegen -, maar dat is gewoon water naar de zee dragen. De Kroon vernietigt dat besluit heel eenvoudig De heer Bijkersma: Het was niet de bedoeling van mijn fractie om te reageren op de brief van BIVAK-Fryslénmaar nu er vragen zijn gesteld en het college daarop heeft geantwoord is er voor mij aanleiding om een opmerking te maken. Ik sluit mij wat de brief van BIVAK- Fryslan betreft helemaal aan bij datgene wat de heer Buurman heeft gezegd. Deze zaak be hoeft helemaal geen uitvoerige discussie, want degenen die in Woensdrecht deelnemen aan de bouw van de kruisrakettenbasis voeren technisch datgene uit wat regering en parlement hebben besloten. Ik ben het met de heer Buurman eens dat je discrimineert wanneer je deze mensen zou uitsluiten op grond van het volgen van een regeringsbeslissing. Ik had dit eigen lijk pas willen zeggen wanneer het preadvies op tafel zou liggen. De heer Duijvendak heeft gevraagd of het college de brief van BIVAK ruimer wil inter preteren, omdat het antwoord op grond van wat briefschrijvers willen eigenlijk nee zou moe ten zijn. Nu moet er op eens een ruimere interpretatie worden gegeven! Ik maak daar bezwaar tegen, mijnheer de voorzitter. Het zou best eens kunnen zijn dat mensen in de gemeente Leeuwarden worden uitgesloten op grond van wat het college straks misschien zal voorstellen - ik hoop dat dat niet zal gebeuren - en welk voorstel de raad dan misschien zal aanvaarden. Ook dat laatste hoop ik niet. In ieder geval vind ik dat je dan geen basis hebt wat het uit gangspunt is. Ik vind dat recht recht is. Briefschrijvers hebben geschreven wat zij hebben geschreven. Ik vind niet dat het college op enigerlei wijze ruimte moet geven om de heer Duijvendak zijn zin te geven omdat briefschrijvers hun werk niet goed hebben gedaan. De heer Koopmans: Ik zal mij pas boos maken als ik het voorstel van het college heb ge zien, althans de mogelijkheid bestaat dat ik dan boos word. Overigens vind ik het vreemd dat wij over een brief waarvan het college slechts zegt dat het daar een preadvies over zal maken toch inhoudelijk gaan discussiëren. Ik begrijp dat niet helemaal. Mevrouw Vlietstra (weth.): Ik zou mij bij de laatste opmerking van de heer Koopmans willen aansluiten. Naar aanleiding van het preadvies is er alle gelegenheid om daarover te 9 discussiëren en dat zal ook ongetwijfeld gebeuren. Ik wil in de richting van de heer Buurman nog opmerken dat wij zeker geen preadvies zullen geven waarvan wij op voorhand weten dat dat door de Kroon wordt vernietigd. (De heer Buurman: Dan wens ik u sterkte toe.) Dank u wel, mijnheer Buurman. De brief wordt in handen gesteld van b. en w. om preadvies met inachtneming van de toezegging van de wethouder. Punt 21 (bijlage nr. 256). De Voorzitter: Dit punt luidt: Voorontwerp Herziening Streekplan Friesland. De heer Terpstra: De aanwijzing van Leeuwarden tot stadsgewest, de notitie Ruimtelijke Perspectieven en ook het voorontwerp Herziening Streekplan Friesland zijn van groot belang voor de toekomstige ontwikkeling van onze stad en onderhouden ook een nauwe relatie met elkaar. Het is opmerkelijk dat de uitwerking van de stadsgewestelijke status niet helder over eenkomt met de RPD-notitie Ruimtelijke Perspectieven en het provinciale voorontwerp. De hoofdlijnen van de stadsgewestelijke status zijn inmiddels bekend. De notitie Ruimtelijke Pers pectieven plaatst de toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen van ons land in een internationaal kader en verliest vervolgens in een hang naar modellen de regionale potenties op verschillen de gebieden uit het oog. Het Noorden wordt, zwart/wit geredeneerd, gezien als een soort buitenland waar het goed recreëren is, waar een enkele autochtoon er een boerderij op na kan houden en waar bij voorkeur één stad als economisch trekpaard kan fungeren. De reac ties op de vooronderstelde uitbreiding van de Ommelanden waren dan ook niet mis. Gelet op de inzet en mede-verantwoordelijkheid van het provinciaal bestuur voor het verkrijgen van de stadsgewestelijke status wekt dit voorontwerp twijfel. Twijfel omdat het enerzijds de status van Leeuwarden onderschrijft maar dat vervolgens niet in concrete daden vertaalt. De reac tie van het college geeft dit helder en zakelijk aan en wordt door mijn fractie ook volledig ondersteundDe conclusie van het college dat de provincie niet onvoorwaardelijk voor de versterking van Leeuwarden heeft gekozen is juist. De zin in het voorontwerp dat de provin cie er vanuit gaat dat het gemeentebestuur het initiatief neemt voor de invulling van de stads gewestelijke status is tekenend. De mede-verantwoordelijkheid van de provincie komt hiermee niet tot uitdrukking. Het is verheugend dat de gemeentelijke reactie die het voorontwerp van de nodige lucht ontdoet op diverse onderdelen ondersteund wordt door de Regio Friesland-Noord. Een duide lijk signaal naar de provincie dat de noordelijke regio vanuit het belang van gunstige ontwik kelingen in haar gebied mede afhankelijk is van een in economisch en cultureel opzicht sterke centrumplaats. Dat geldt overigens niet alleen voor het noordelijk deel van Friesland en is bovendien slechts mogelijk indien deze centrumplaats een breed draagvlak en een goed voorzieningenniveau bezit. Een en ander is in belangrijke mate afhankelijk van bevolkings groei en woningbouwbeleid dat op deze behoefte is afgestemd. Als top van de kernenhiërarchie dient aan Leeuwarden een boven-trendmatige groei van 5,9% te worden toegekend. Indien de provincie het top-basis model als uitgangspunt kiest is dit de consequentie die gevolgd zal moeten worden door het stellen van prioriteiten ten gunste van die keuze. Al was het alleen maar om geen valse verwachtingen te wekken hetzij aan de top hetzij aan de basis. Het is inmiddels een gegeven dat Leeuwarden van zijn praktische bodemcontingent van 17% in de afgelopen jaren te weinig overhoudt om de bevolkingsgroei te ontwikkelen. Het in lopen op het woningtekort en de vervanging van de bestaande woningvoorraad vergt te veel. Om de argumenten de nodige kracht bij te zetten is het wenselijk dat deze van onderbouwd cijfermateriaal worden voorzien. Hoeveel woningen zijn er nodig en in welke sectoren om de groei van de bevolking te stimuleren? Een wellicht eenvoudig gestelde vraag die gelet op de vele complicerende factoren minder eenvoudig is te beantwoorden. Het lijkt ons noodzakelijk, om de in de reactie van het college genoemde argumenten te benadrukken, hierover duidelijk heid te verkrijgen. Dit is niet enkel van belang in verband met het voorontwerp, maar even zeer met betrekking tot de weinig florissante vooruitzichten die de staatssecretaris van Volks huisvesting ons de komende jaren wil presenteren. Een apart probleem in dit verband spelen overigens de geringe sturingsmogelijkheden ten aanzien van de ontwikkelingen in de vrije sector. Ook hieraan zal in het voorontwerp meer aandacht moeten worden besteed. Mijn frac tie constateert een duidelijke beleidslijn in de gemeentelijke nota Stadsgewest, de reactie op de notitie Ruimtelijke Perspectieven en in deze reactie op het voorontwerp Herziening Streek plan Friesland. Een beleidslijn die is gebaseerd op het verder ontwikkelen van in onze stad aanwezige mogelijkheden. De provincie laat zich te veel leiden door de vaak ongrijpbare invloeden van buiten de provincie, hetgeen leidt tot ongeloof in eigen kunnen, het terecht geconstateerde defaitisti sche karakter en het niet stellen van prioriteiten in het voorontwerp. Hierom blijft een ver taling in concreet beleid achterwege. Het gevolg daarvan is dat in het voorontwerp sterk de nadruk is gelegd op globaliteit en flexibiliteit. Wanneer er evenwel sprake is van zogenaamd hard beleid dragen deze uitspraken evenzeer een globaal en abstract karakter.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1987 | | pagina 5