12
voorzieningen en uitbreidingsmogelijkheden - feitelijk niet meer is vol te houden. Ook binnen
de provincie realiseert men zich dat. Ik wil daarbij verwijzen naar de reactie van gedeputeer
de Van der Til bij de behandeling van het ontwerp-Streekplan in de Provinciale Planologische
Commissie. Feitelijk is het zo dat het spreidingsbeleid dat wordt voorgestaan in onze provin
cie niet tegemoet kan en nooit zal kunnen komen aan al die mooie doelstellingen die op de
verschillende terreinen worden voorgeschreven. Met andere woorden, men belijdt iets wat
politiek blijkbaar noodzakelijk is, maar waarvan men weet dat uiteindelijk over een aantal
jaren de uitkomst zal zijn dat hetgeen men had willen bereiken op de verschillende functionele
onderdelen niet bereikt is. Het een en ander maakt ook de reactie voor het gemeentebestuur
van Leeuwarden wat moeilijk. Je weet namelijk dat je gelijk hebt, maar je zult dat wellicht op
een groot aantal terreinen niet krijgen.
De heer Terpstra heeft opgemerkt dat, wanneer het gaat om het stellen van prioriteiten,
het versterken van het draagvlak een erg belangrijk onderdeel is. Ik wil wat dat betreft in
de richting van de heer Van der Wal opmerken dat het stadsgewest als zodanig niet is ge
baseerd op onbeperkte groeiverwachtingen. De stadsgewestfilosofie is juist geënt op het
vinden van het noodzakelijke draagvlak van voorzieningen. Het draagvlak van voorzieningen
moet groeien en in ieder geval minstens gelijk blijven wil er sprake zijn van instandhouding
van die voorzieningen. Ik denk dat er daarom in de Structuurschets Stedelijke Gebieden
gekozen is voor sterke stedelijke kernen in plaats van voor spreiding. Die keuze is niet ge
baseerd op het feit dat er onbeperkt gegroeid moet wordenMaar om te voorkomen dat er
draagvlakverlies/-verzwakking plaatsvindt zul je op zijn minst voldoende sterke kernen
moeten hebben.
De heer Terpstra heeft terecht geconstateerd dat er sprake moet zijn van een versterking
van het draagvlak. Een aantal voorzieningen dreigt zeker op langere termijn in moeilijkheden
te komen. Het college geeft in de ontwerp-reactie een onderbouwing van waar het fout loopt.
De heer Terpstra heeft opgemerkt dat een bodemcontingent van 16% en uitlopend naar 17% in
de praktijk feitelijk niet leidt tot draagvlakversterking van de gemeente. Ergens is er dus
iets mis. Wij constateren dat de contingentering zoals die op dit moment wordt gehanteerd
niet leidt tot wat de provincie zelf ook wil en daarom zeggen wij tegen de provincie dat zij
die percentages aan moet passen. Onze zwakte is - ik erken dat - dat wij op dit moment zelf
ook niet aangeven waarom wij vinden dat wij in plaats van een bodemcontingent van 16% een
bodemcontingent van 22,7% nodig hebben en wel verdeeld over een x-aantal premie A -
woningen en woningwetwoningen.
Ik kom straks nog even terug op het overleg met het provinciaal bestuur dat overigens
niet afgelopen vrijdag heeft plaatsgevonden maar is verplaatst naar vanochtend. Wil ons
verhaal duidelijker zijn, dan is het van het grootste belang dat wij op korte termijn aangeven
wat wij willenBinnen de organisatie zal daartoe tot een nadere analyse moeten worden geko
men. Die vraag is overigens al enige tijd geleden uitgezet, maar vanwege prioriteitsstelling
en capaciteit binnen de organisatie heeft die niet tijdig tot een antwoord kunnen leiden. Het
is mijns inziens nodig dat de organisatie op korte termijn prioriteit aan deze zaak gaat geven
en dat wij het antwoord dat de heer Terpstra bepleit in de richting van de provincie geven.
De heer Dubbelboer. Ik moet zeggen dat zijn verhaal mij wat in verwarring brengt.
Enerzijds zegt hij dat er sprake is van een redelijk ontwerp-Streekplan en anderzijds is hij
het eens met de voorliggende raadsbrief. Ik ben het met hem eens dat, voordat je iets stelt,
de allure van je af moet stralen. Wij constateren nu juist dat op een aantal punten de allure
van de stad dreigt te gaan vervallen of het draagvlak afneemt. Om die stedelijke allure dus
te bereiken - dat is overigens niet iets wat op zich zelf staat, maar functioneel is aan goed
kunnen wonen en werken in een stad - zal er iets meer moeten gebeuren dan het voortmod
deren zoals wij dat in de provincie de afgelopen jaren hebben gedaan. Dat betekent dat wij
het ontwerp-Streekplan niet moeten volgen als het gaat om het spreidingmodel waarbij
iedereen wat moet kunnen krijgen. In tijden van teruggang is dat een zeer slecht model. In
die zin vind ik ook dat er niet gesproken kan worden van een redelijk ontwerp-Streekplan
maar van een redelijk zwak ontwerp-Streekplan.
De heer Sijbesma heeft namens zijn fractie in grote lijnen de visie van het college onder
schreven. Hij heeft gevraagd wat het contact met de provincie heeft opgeleverd. Zoals ge
zegd heeft dat overleg vanochtend plaatsgevonden. Ik kan in zijn algemeenheid stellen dat
de door ons gemaakte opmerkingen door het provinciaal bestuur althans door de vertegen
woordiger daarvan niet als onlogisch werden ervaren. Op een aantal punten zal trouwens
concreet invulling worden gegeven aan door ons gemaakte opmerkingen. Uit de krant heeft
men wellicht vernomen dat het heel nadrukkelijk de bedoeling is dat de provincie bijvoorbeeld
de hoogste prioriteit zal geven aan de realisering van een golfbaan in het stadsgewest Leeu
warden. Een motivering aangaande de vuilstortplaats kon van de zijde van de provincie niet
worden gegeven. Een en ander moet worden aangemerkt als een fout. Wat betreft de infra
structuur worden onze opmerkingen daarover door de provincie onderschreven, met uitzon
dering van het Prinses Margrietkanaal. Inhoudelijk kan de provincie die zaak wel onderschrij
ven, maar zij ziet geen kans, gelet op de investeringen, dat als een redelijke eis te ontwik
kelen. Financiële overwegingen zijn dan het motief.
Realisme, dat is de vlag waaronder het provinciaal bestuur het herziene Streekplan wenst
te zien. Een realistisch Streekplan in plaats van, zoals wij dat hebben genoemd, een defai
tistisch Streekplan. In overwegende mate had men van de kant van de provincie begrip voor
onze argumenten. Ik kan niet zeggen dat op echt veel terreinen een duidelijke contrareactie
werd gegeven. Men neemt die zaken mee en men was vooral ook geïnteresseerd in de nadere
analyse waarover ik in de richting van de heer Terpstra al heb gesproken. Wij zullen komen
met een concrete analyse van oorzaken, wat de huidige gang van zaken is en op welke wijze
wij denken hoe daar verbetering in aangebracht kan worden.
Er is door verschillende raadsleden opgemerkt dat de provincie niet zo afhoudend moet
zijn als het gaat om het trekken van het stadsgewest. Ook wij hebben vanochtend geconsta
teerd dat de provincie inhoudelijk instemt met de aanwijzing van Leeuwarden tot stadsgewest
en het ook van belang vindt dat dat goed wordt ingevuld, maar anderzijds voor wat betreft
de invulling ervan de volledige verantwoordelijkheid bij de gemeente legt die zich dan met de
randgemeenten maar moet profileren in die zin dat er een samengesteld programma, een een
duidige visie met betrekking tot het Streekplan, moet komen. Wij hebben aangegeven dat wij
daar hard mee bezig zijn, maar dat het niet zo mag zijn dat de provincie dan maar achterover
leunt en kijkt wat er uit komt om vervolgens te gaan zeggen dat zij het resultaat onderschrijft.
De provincie heeft in de richting van Den Haag aangegeven dat het van essentieel belang
voor Friesland is dat Leeuwarden en het gebied daaromheen wordt aangewezen als stadsge
west. Ook de provincie heeft er belang bij dat de status stadsgewest goed wordt ingevuld.
Zij kan zich niet permitteren om dan maar een afwachtende houding in te nemen. Dat is het
geen wij vanochtend naar voren hebben gebracht. De provincie moet in het Streekplan in de
richting van Leeuwarden en zijn randgemeenten aangeven wat zij, als invulling van het be
grip stadsgewest, in het belang van geheel Friesland noodzakelijk vindt.
De heer Van der Wal heeft de voorliggende raadsbrief onderschreven. Hij heeft gemoti
veerd waarom de nieuwbouw van woningen volgens hem met name geconcentreerd moet worden
in stedelijke gemeenten. Als criterium noemt hij bijvoorbeeld de aanwijsbare groei van de
werkgelegenheid. Macro gezien bestaat er op langere termijn wel een relatie tussen die zaken,
maar om zo direct een koppeling daar tussen te leggen - ik heb dat al eens eerder in de
richting van de heer Van der Wal gezegd - gaat mij wat te ver. Woningbouw kent niet alleen
een directe relatie met werkgelegenheid maar met veel meer aspecten die van groot belang zijn
zoals recreëren, een goed woonmilieu en dergelijke. Het criterium dat de heer Van der Wal
noemt zou ook betekenen dat daar waar sprake is van stagnerende werkgelegenheid niet meer
gebouwd gaat worden, terwijl er natuurlijk nog wel steeds sprake zal zijn van enige natuur
lijke bevolkingsgroei. Het leggen van een enkelvoudige relatie tussen die zaken is dus niet
zo eenvoudig.
Ik heb hiermee ook voldaan aan het verzoek van de heer Buurman door in het kort ver
slag te doen van de bespreking vanochtend met de provincie.
Ik wil het hierbij laten, mijnheer de voorzitter.
De heer Van der WalIk wil nog een opmerking maken over de koppeling uitbreiding
werkgelegenheid-verdeling woningcapaciteit. Die verdeling kan gebeuren door middel van
woningcontingenten maar op langere termijn ook via goedgekeurde bestemmingsplannen. De
verdeling van de woningcapaciteit moet voor de niet-aandachtsgemeenten worden gekoppeld
aan de groei van de werkgelegenheid. Leeuwarden is wat dat betreft uitdrukkelijk uitgezon
derd, omdat die een extra stimulans in centrumpositie, draagvlak, enz. zal moeten hebben.
Ik heb mijn opmerkingen in eerste instantie op deze manier bedoeld. Ik had de indruk dat
de wethouder dacht dat Leeuwarden dus ook eerst moet bewijzen dat er meer werkgelegen
heid is/komt voordat wij meer contingenten krijgen.
Natuurlijk moet er een verfijning worden aangebracht. De allerkleinste dorpen die echt
een draagvlak moeten houden om bijvoorbeeld hun school te behouden kunnen van het door
mij genoemde criterium worden uitgezonderd. Het gaat mij vooral om de middengroep die
Leeuwarden grote concurrentie aandoet en het pendelsaldo steeds maar vergroot waardoor
bijvoorbeeld de noordtangent nog steeds in de plannen staat. Het door mij genoemde criterium,
uiteraard verfijnder toegepast, kan een beleidsinstrument zijn om de verdeling te hanteren
met als doelstelling het versterken van de centrumpositie, het terugbrengen van de pendel,
enz.
Mevrouw Visscher-Bouwer is inmiddels ter vergadering gekomen.
De heer Timmermans (weth.): De heer Van der Wal pleit nogmaals voor het koppelen van
groei aan de uitbreiding van de werkgelegenheid. Hij komt vervolgens met een aantal rand
voorwaarden, bijvoorbeeld de kleine kernen uitzonderen van het door hem genoemde criterium.
Ik heb de opmerking van de heer Van der Wal in dit verband echt niet opgevat zoals hij denkt.
Als het zo zou zijn dat werkgelegenheid het criterium is dan moet je daar consequent in zijn.
Los van het gegeven dat er in Leeuwarden op nogal wat terreinen nog steeds sprake is van
groei van de werkgelegenheid denk ik dat dat probleem feitelijk niet aan de orde is. Ik zou