30
Datgene wat hierover in de stukken kortheidshalve staat kun je interpreteren op de wijze
zoals de heer Ybema dat doet, maar in de praktijk zijn er wellicht toch nog een aantal andere
mogelijkheden. Wij kiezen dus voor een heel duidelijke voorrangssituatie voor deze groepen.
De heer IJestra zegt dat bij zijn fractie de kwaliteit van het apparaat voorop staat. Ik
vraag dan: Waaruit blijkt dat de keuze die wij hebben gemaakt om dit principe te hanteren
haaks staat op de zijne? Ik vind dat dat niet bij voorbaat geconstateerd kan worden. Als je
kijkt hoe bijvoorbeeld de toepassing van dat principe voor vrouwen in de praktijk uitpakt
dan blijkt dat dat tot nu toe niet tot kwaliteitsverlies heeft geleid. In het andere geval hoeft
dat mijns inziens ook niet zo te zijn. Daarom ben ik het ook niet eens met die standpunt
bepaling van de heer IJestra.
De heer Bilker heeft nog eens gewezen op de taalproblemen en heeft daarbij met name
de tweede generatie naar voren gehaald. Ik ben het met hem eens dat dat een punt is dat
veel aandacht behoeft. Het gaat echter volgens mij niet aan om uitsluitend de aandacht te
richten op de tweede generatie. Het is mijns inziens juist de relatie tussen de eerste genera
tie ouders en de tweede generatie kinderen die hier zijn opgegroeid en onder andere omstan
digheden zijn grootgebracht die spanningen oplevert. Door alleen maar je aandacht te rich
ten op de tweede generatie en onvoldoende aandacht te geven aan de problematiek waar ook
de ouderen mee worstelen - ook met betrekking tot hun eigen kinderen - zou je weieens het
paard achter de wagen kunnen spannen. Ik constateer met de heer Bilker dat er veel aan
dacht aan deze problematiek gegeven zal moeten worden. Het college zal dat ook zeker doen.
Maar dat neemt niet weg dat wij de oudere mensen, die hier dan toch maar als eersten zijn
gekomen met de bedoeling om hier te komen werken en die nu door de economische problema
tiek waarin wij verkeren aan de kant staan en die bovendien ook nog vaak worstelen met
problemen met hun kinderen, niet in de kou mogen laten staan.
De heer Bilker heeft ook de opvang bij het KRIC genoemd. Hij heeft wat dat betreft ge
lijk. De opvattingen van het college op dat punt lijken mij echter duidelijk genoeg. Daar
waar wij het KRIC kunnen steunen en helpen hebben wij dat tot nu tot ook steeds gedaan.
Over de registratie van de etniciteit als het gaat om de volkshuisvesting wil ik het vol
gende opmerken. Het woord "registratie" heeft in dit geval een wat_ zware lading en daarom
zou je er natuurlijk, wetende dat dat problemen kan opleveren, ook óp een wat lichtere manier
mee kunnen omgaan. In gesprekken met mensen die zich melden voor huisvesting kun je vast
stellen dat zij kennelijk in aanmerking komen voor een zekere voorkeursbehandeling als het
gaat om een bepaalde zaak, maar dat hoeft nog niet te betekenen dat je dat voor nu en altijd
door middel van registratie in een computer of iets dergelijks vastlegt. Het is inderdaad nut
tig dat wij hierover in de externe Overlegcommissie etnische groepen nog eens met elkaar
praten, met name ook met de leden van die groepen zelf. Daarna kan deze zaak wellicht nog
een keer in de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting worden behan
deld om de concrete uitvoering daarvan wat nader te bezien.
De heer Van Olffen heeft gevraagd hoe reëel de planning is. De wedervraag zou kunnen
zijn: Hoe reëel is planning? Wel zo reëel als wij op dit moment kunnen overzien. Wij zijn stel
lig van plan om dat wat wij nu voornemens zijn te doen en waar het getal 1987 achter staat
ook in dat jaar tot uitvoering te brengen totdat het tegendeel blijkt. Dat laatste zal dan niet
worden veroorzaakt door het voornemen van het college om dat te doen maar door omstandig
heden die wij dan helaas blijkbaar niet voldoende in de hand hebben gehad. Op dit moment
- ik heb ook nog even overleg gepleegd met de ambtelijke medewerkers - wordt het echter
reëel geacht dat de planning eruit ziet zoals die nu is.
De hear Bilker: Ik haw it yn earste ynstansje han oer de twadde generaasje. Ik haw nea
bedoeld te sizzen - ik haw dat ek net sein - dat alle omtinken jün wurde moat oan de twadde
generaasje of dat dêr de klam op lein wurde moat. Ik haw sein: ferjit dy doelgroep net. De
problemen fan dy doelgroep komme hieltyd mear foar it fuotljocht. De wethalder seit dat it
dan om spanningen giet tusken generaasjes. Ja, kultuerferskillengeneraasjeferskillen,
noarmferskillenensfh., mar dat witte wy wol. Ik haw sein dat wy hieltyd mear konfrontearre
wurde mei de symptomen en dat ik dat net hieltyd düdlik werom fyn in it ütfieringsprogramma,
It giet my der om dat der wat mear omtinken jün wurdt oan de twadde generaasje. Wat de
earste generaasje oanbelanget, dêr haw ik net iens oer praat want dy is buten kiif dat is
düdlik
De heer Ybema: Ik heb gesproken over de werkgelegenheidspositie van de leden van
etnische groepen. In de commissievergadering van februari van dit jaar werd meegedeeld dat
er op dat moment drie leden van etnische groepen behoorden tot het gemeentelijk apparaat
en dat men op basis van evenredigheid eigenlijk recht zou hebben op 70 arbeidsplaatsen.
Dat betekent dus dat er sprake is van een zeer forse achterstand. Wat dat betreft ben ik
het ook helemaal eens met de woorden van de wethouder dat er op het punt van de werkge
legenheid, voor zover dat uiteraard binnen onze mogelijkheden ligt als gemeentelijk apparaat,
niet alleen passende maar ook forse maatregelen nodig zijn. Die opvatting brengt mijn fractie
tot het standpunt dat wij de genuanceerde benadering die in de stukken staat verwoord en
31
waar de heer Duijvendak aan heeft gerefereerd niet ver genoeg vinden gaan. D66 is van
mening dat in die sectoren waar vrouwen wel zijn ondervertegenwoordigd er toch een voor
keursbehandeling zou moeten zijn voor het aanstellen van leden van etnische groepen. En
dat alleen - dat is op zich al voldoende - op grond van het argument dat de relatieve positie
van die groepen zoveel slechter is. Ik heb nog enige hoop geput uit de woorden van de wet
houder dat er in de praktijk misschien toch meer mogelijk is dan in de stukken wordt aange
geven. Ik heb daar een zeer positieve grondhouding uit geproefd en dat geeft mij dan nog
wat hoop voor de toekomst.
De heer Duijvendak: Ik wil alleen nog ingaan op de registratie van de etniciteit. Het
antwoord van de wethouder geeft mij alleen maar meer reden om daar wat dieper op in te
gaan, omdat het een heel ander soort antwoord is dan in het uitvoeringsprogramma staat.
In dat programma wordt juist verwezen naar een geobjectiveerd, geautomatiseerd systeem
waar dat soort dingen er keurig uit rolt. Ik kan mij voorstellen dat dit soort vormen van
registratie aan de ene kant "eng" is omdat de gegevens in de computer komen. Aan de
andere kant kan de zaak meer geobjectiveerd worden, losgekoppeld worden van de concrete
mensen aan de balie. Het antwoord van de wethouder is een beetje dat de ambtenaar achter
de balie maar eens moet kijken of hij voor de concrete persoon - waarop toets je eigenlijk of
iemand zich wel of niet tot een bepaalde groep rekent - in positieve zin iets kan doen. Een
dergelijke subjectieve behandeling lijkt mij voor etnische groepen eigenlijk nog gevaarlijker.
Ik vind dat wij over deze twee benaderingen maar eens verder moeten praten, ook met
de etnische groepen. Bovendien lijkt het mij een goede zaak dat de afdeling Ruimtelijke Orde
ning en Volkshuisvesting hierover eens een notitie maakt, omdat ik mij afvraag in hoeverre
überhaupt registratie van etniciteit relevant is bij volkshuisvesting. Ik vind dat die relevan
tie eerst moet worden aangetoond en dat er dan over gepraat moet worden wat wij verder
gaan doen
De heer Heere (weth.): De nadere uitleg die de heer Bilker aan zijn eerste instantie
heeft gegeven toont aan dat wij het met elkaar eens zijn.
In de richting van de heer Ybema merk ik op dat ik het over "fors" heb gehad; daar zijn
wij het wel over eens. De heer Ybema vindt het echter nog niet fors genoeg, maar daar kun
je van mening over verschillen. Wij doen een voorstel dat ook blijkens andere reacties uit
deze raad redelijk ver gaat en dat hopelijk ook voldoende zoden aan de dijk zal zetten. Op
een gegeven moment zullen wijnet als de heer Ybema gedaan heeftmaar eens moeten gaan
tellen. Dan zal wel blijken of datgene wat wij willen ook werkt. Als blijkt dat het niet werkt
dan zullen wij moeten bezien welke maatregelen er dan opnieuw zullen moeten worden over
wogen
Tot slot de opmerking van de heer Duijvendak over geobjectiveerd en gesubjectiveerd.
Ik zit wat in de moeilijke positie, mijnheer de voorzitter, dat wethouder Timmermans er om
overigens begrijpelijke redenen op dit moment niet meer is. Ik kan namens hem geen toe
zegging doen dat deze zaak tot een notitie in het kader van de volkshuisvesting zal leiden.
Ik heb echter wel goed begrepen wat de heer Duijvendak bedoelt en ik zal dat nog eens een
keer met wethouder Timmermans bespreken en daar nader op terugkomen.
De Voorzitter: Aan de orde is de stemming.
De heer IJestra: Wij willen de aantekening dat wij wensen te worden geacht te hebben ge
stemd tegen het punt voldoende geschiktheid onder het hoofdstuk Selectie.
De heer Buurman: Ik ga akkoord met het raadsvoorstel met inachtneming van de door
mij gemaakte opmerkingen.
De heer Ybema: Dat geldt ook voor mij.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. met inachtneming van
de toezegging van de wethouder en de door de heren IJestra, Buurman en Ybema gewenste
aantekeningen
Punt 29 (bijlage nr. 297).
De Voorzitter: Dit punt luidt: Gemeentelijke medewerking bij het realiseren van een
project etnische randgroepjongeren Leeuwarden.
De heer IJestra: In de commissievergadering van 6 juli jl. is mijn fractie akkoord gegaan
met de gemeentelijke medewerking bij het realiseren van een projectgroep etnische randgroep
jongeren. Wij hebben toen de welzijnsaspecten beoordeeld. Dat neemt niet weg dat ook de
problemen die kunnen ontstaan bij de huisvesting van enkele instellingen aan het Noordvliet