iü van deze school. Onze fractie heeft daar moeite mee. Verder bedraagt de boekwaarde van deze voormalige kleuterschool 90.000,Er zit derhalve een verschil van 37.000, tussen het verkoopbedrag en de boekwaarde. Het voorstel is deze 37.000,af te boe ken op verliezen bij afstoten van schoolgebouwen. De gereserveerde middelen hiervoor zijn voldoende. Wel wil ik er op wijzen dat deze gereserveerde middelen bestemd zijn om verliezen op te vangen als er bij verkoop afwijkingen ontstaan tussen het verkoopbedrag en de marktwaarde; dat verkoopbedrag moet dan echter wel door onderhandelingen zijn ontstaan. Daarvan is hier geen sprake. Taxatie door het Grondbedrijf leert ons dat de marktwaarde vrij te aanvaarden ca. 160.000,— bedraagt. Slechts door het uitgaan van de boekwaarde van 90.000,en het daarna toepassen van enige kunstgrepen - 60-jarige afschrijvingssystemen veranderen in 40-jarige afschrijvingssystemen - is de verkoopprijs bepaald op 53.000,en kan er voor het verlies van 37.000,dekking worden gevonden bij de door mij al eerder ge noemde gereserveerde middelen voor verliezen bij afstoten van schoolgebouwen. Ook hier heeft onze fractie moeite mee. Wij vinden dat uit de raadsbrief duidelijker naar voren had moeten komen dat kiezen voor dit raadsvoorstel tevens betekent kiezen voor een subsidie geven aan de SKBI. Kiezen voor dit raadsvoorstel betekent echter ook kiezen voor het belang van kinder opvang. Voor onze fractie heeft in dit geval, mede gezien ons verkiezingsprogramma en het collegeprogramma, het kiezen voor goede kinderopvangmogelijkheden de doorslag ge geven, maar dan wel onder een aanvullende verkoopvoorwaarde. Reeds aan het begin van mijn betoog heb ik gewezen op de moeite die onze fractie heeft met de manier waarop de prijs van 53.000,tot stand is gekomen. Wij wensen dan ook de mogelijkheid uit te sluiten dat de niet in de raadsbrief genoemde maar wel degelijk aanwezige verstrekte subsidie bij verkoop van de Kievit binnen een nader vast te stellen periode ten goede zal komen aan de SKBI. Wij vragen het college dan ook ons toe te zeggen dat bij verkoop het volgende beding wordt opgenomen; „De gemeente heeft gedurende een nader vast te stellen periode, waarbij gedacht kan worden aan in ieder geval 10 jaar, het voorkeurs recht voor terugkoop van het voormalige schoolgebouw de Kievit tegen het oorspronkelij ke verkoopbedrag, eventueel vermeerderd met het bedrag dat door de stichting in het gebouw is geïnvesteerd, uiteraard verminderd met de gebruikelijke afschrijvingen op deze investeringen". Voor het niet nakomen van deze verplichting dient een boeteclausule in de overeenkomst te worden opgenomen. Mocht de gemeente geen gebruik maken van haar voorkeursrecht, dan is de SKBI uiteraard vrij in haar handelen. Uiteraard is het college vrij om dit beding in het juiste bij dit soort overeenkomsten gebruikelijke juridische vak jargon te gieten, als onze intentie maar duidelijk is. Hoewel het ons ook duidelijk is dat de SKBI niet de bedoeling heeft de Kievit nu goedkoop in handen te krijgen om daarna met winst te verkopen, kunnen omstandigheden dit noodzakelijk maken. Ik noem: de snel le groei zet zich door, nog betere of goedkopere huisvestingsmogelijkheden dienen zich op korte termijn aan, de stichting besluit zich te ontbinden omdat er geen belangstelling meer is, enz. enz. De eventuele winsten bij de verkoop van de Kievit behoren dan weer terug te vloeien naar de gemeente. Tot slot het volgende. Mocht de verkoop doorgaan, dan is onze fractie akkoord met het afgeven van de gemeentegarantie voor de door de SKBI aan te trekken geldlening. De heer Burg; Voor wat betreft de welzijnsaspecten vindt mijn fractie het een uitste kende zaak dat de Stichting Kinderopvang voor Bedrijven en Instellingen een nieuwe huisvesting zou krijgen in het gebouw van de voormalige kleuterschool de Kievit. Meer moeite hebben wij met de prijs waarvoor dit gebouw door de gemeente aan bedoelde stich ting zou kunnen worden verkocht. Hoewel de boekwaarde van het gebouw 90.000,is, wordt deze via een 40-jarige in plaats van een 60-jarige afschrijvingstermijn verlaagd tot 53.000,Hoewel wij daarvoor wel begrip hebben, wordt echter ons bezwaar tegen deze transactie er nog door versterkt. Ik citeer de woorden van wethouder Timmermans tijdens de behandeling van dit onderwerp in de commissievergadering. „Belangrijk is niet de vraag wat de boekwaarde is, maar wat de marktwaarde is. Normaal is de taxatiewaarde het uitgangspunt. Nadrukkelijk is wel gekeken naar de achtergrond." Bij informatie bleek de taxatiewaarde f 160.000,te zijn en kreeg de commissie ook de indruk dat er niet of nauwelijks een poging is gedaan te peilen of er via het normale circuit belangstelling voor koop van het gebouw zou zijn. Uitgaande van een koopsom van 53.000,is er een ver schil met de taxatiewaarde van meer dan een ton. Hiervan zegt de wethouder: Wij hebben gekeken naar de achtergrond en dan niet van het gebouw maar van de stichting. Daarte gen maken wij bezwaar. Ten eerste wordt hierover met geen woord gerept in de raads brief, het zou ten tweede een precedentwerking kunnen hebben in komende vergelijkbare transacties en ten derde praten wij hier dan toch maar, afgezien van de hoogte van het verkoopbedrag aan een willekeurige andere koper, over een aanzienlijke extra - in de commissie werd het woord „verkapte" gebruikt - subsidie. In plaats van inleveren zou dit dus een extra subsidie zijn ten koste van andere instellingen. Wij denken dat hier een 11 zorgvuldiger afwegen en een meer open procedure op zijn plaats zou zijn. Hierbij zou ik het in eerste instantie willen laten. De heer RozemaZoals bekend staat mijn fractie op het standpunt dat de oprichting en instandhouding van kinderdagverblijven en peuterspeelzalen aan het particulier initia tief moet worden overgelaten. Alleen als het gaat om de tijdelijke opvang van kinderen, die op grond van medische of sociale factoren niet thuis kunnen blijven, kan financiële medewerking van de gemeente verantwoord zijn. Wij stemmen als regel uit bestuurlijke overwegingen niet tegen bestaand en voortgaand beleid, mijnheer de voorzitter. Wat voor ons ligt is echter een nieuw voorstel tot verkoop van een school aan een stichting, waar in een indirecte subsidie verscholen ligt. Deze kant van de zaak mag met recht boeiend genoemd worden. Een subsidie van 37.000,heet afboeking. Het geheel onttrekt zich aan de vrije markt. De getaxeerde marktwaarde ad 160.000,als uitgangspunt nemend zou een winst geboekt kunnen worden van 70.000,namelijk 160.000,min 90.000, De totale subsidie kan dus oplopen tot 107.000,En dan niet te vergeten de precedentwerking! Het ziet er dus naar uit dat ik mijn stem niet aan het voorstel zal kunnen geven. De heer Van der Wal: Mijn fractie kan instemmen met het voorstel, hoewel er bij ons vooral over de presentatie van het voorstel, vooral met betrekking tot de achtergronden, wel enige twijfels leven. Ik kan mij in grote lijnen aansluiten bij hetgeen de heer Schade daarover heeft gezegd. De heer Schade heeft een motie aangekondigd. Ik vind dat altijd een beetje lastig praten, want waarom dien je hem dan niet in. Als b. en w. de motie overnemen, kun je hem zonder meer terugtrekken. Nu moet over een motie worden gesproken die niet is in gediend, maar goed. (De Voorzitter: Het is een goed parlementair gebruik - wij hanteren het hier echter nooit - dat eerst eens vragen worden gesteld en het college de gelegen heid wordt gegeven om te reageren en dat pas daarna, als die reactie niet naar genoegen is, met moties en andere voorstellen wordt gekomen.) (De heer Schade: Dat had ik ook willen zeggen, mijnheer de voorzitter.) Het is ook een goed parlementair gebruik dat er fractievergaderingen worden gehouden, tijdens welke de argumenten over tafel gaan. Wat dat betreft is er weinig nieuws onder de zon, want een en ander is in de fractie waar mogelijk de motie uit voortkomt natuurlijk al dubbel en dwars besproken. Ik ben het ove rigens wel met de strekking van de aangekondigde motie eens. Ik vind het alleen een beetje vreemd waarom het recht van terugkoop door de gemeente aan een termijn moet worden gebonden. Daar zie ik eigenlijk de noodzaak niet zo van in; 10 jaar is zo voorbij. (De heer Schade: Ik heb gezegd: „....gedurende een nader vast te stellen periode...." Ik wilde hiermee inbreng vanuit de raad mogelijk maken.) Die termijn hoeft voor mij niet zo. Over de taxatiewaarde het volgende. Ik twijfel echt sterk aan de hoogte van dit be drag. Er is in dat gebied een rechtsgeldig bestemmingsplan, waarin dit gebouw zal zijn opgenomen onder onderwijsdoeleinden. Voor dat doel is het zeer de vraag of dan over een vrije marktsituatie kan worden gesproken. In dat geval zou er door de gemeente een andere bestemming aan moeten worden gegeven. Volgens mij moet dus de taxatiewaarde van 160.000,met een korreltje zout worden genomen. De heer Heere (weth.): Over de opmerkingen van de heer Schade, die hier en daar in een ietwat andere toonzetting ook door anderen zijn gemaakt met betrekking tot de aard van de presentatie, wil ik het volgende naar voren brengen. Nu het eenmaal zo ge lopen is als het gelopen is en er ervaringen met de presentatie zijn opgedaan, denk ik inderdaad dat er wat een uitvoeriger toelichting had moeten worden gegeven. Overigens ben ik van mening dat het voorstel daar inhoudelijk niet anders van zou zijn geworden. Tevens zou het begrip van de raad over het voorstel ook niet zijn veranderd, want ie dereen heeft goed begrepen dat het hier om een subsidievoorstel gaat. Zo verdekt is dat kennelijk niet opgesteld dat het er niet uitgekomen is! Voor wat betreft de concrete aanbeveling die de heer Schade heeft gedaan om een kettingbeding op te nemen moet ik zeggen dat dat het college een goede gedachte lijkt. Wij hadden zelf wel op die gedachte willen komen, maar dat is nu eenmaal niet het geval en daarom is het goed dat een en ander nu uit de raad naar voren komt. De juridische vormgeving er van kan inderdaad het beste aan de deskundigen worden overgelaten. In de richting van de heer Van der Wal zou ik nog willen opmerken dat ik de motie ook niet heb gezien, maar dat ik wel heb begrepen wat de heer Schade bedoelt. Met recht kan men zich inderdaad afvragen of er een bepaalde termijn in moet worden opgenomen. Ik wijs er echter wel op dat er, als een contract wordt gemaakt, twee part ners zijn. Het zou wel eens kunnen zijn dat, met die partners sprekend, tot een andere conclusie zou kunnen worden gekomen. Die opening moet ik nog wel even houden; wij kunnen niet dicteren wat er in een contract staat dat ook door een ander moet worden

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1987 | | pagina 6