26
fraach yn it ferlingde dêrfan is dan: Wêr bringe jo dy eigen ynhalden under? Of is it
miskien sa dat ós feründerstelling dat fredesünderwiis eigen ynhalden hat net sünder
me ar opgiet en dat de ferwêzentliking fan de doelen folie earder socht wurde moat yn in
bepaalde methodyk. En ta slot, hoe leit krekt de relaasje tusken fredesünderwiis en oare
foarmingsgebietenlykas bygelyks roltrochbrekkend ünderwiis en ynterkultureel ünder-
wiis. Der is in oerlaping yn doelstellings, mar net foar neat fiere wy dan dochs ek noch
fredesünderwiis op. Wy soenen graach in reaksje hawwe wolle op it léste. Kinne dizze
fragen eksplisyt yn de evaluaasje weromkomme?
De heer Pruiksma heeft inmiddels de vergadering verlaten.
De heer De Beer: Na de behandeling eerst in de raad en later in de commissie heb ik
niet zoveel behoefte om weer op allerlei punten in te gaan. Ik heb tijdens de besprekin
gen in de commissie en ook daarvoor duidelijk gemaakt hoe wij over verschillende punten
denken. Wat mij overigens wel opvalt is dat er wordt gezegd dat het vredesonderwijs
wordt ingevoerd. Alsof er in het verleden nooit aandacht aan zou zijn geschonken! Ik
vraag mij ook in allen gemoede af of alle geschiedenis- en aardrijkskundelessen zo verlo
pen als mevrouw Doevendans heeft geschetst. Ik denk dat de meeste mensen die in het
onderwijs werkzaam zijn niet zo gelukkig zijn met dergelijke opmerkingen.
Mijn laatste opmerking gaat in de richting van de manier waarop wij de zogenaamde
voortrekkersfuncties in de scholen moeten brengen. Het is moeilijk om dat in werkelijk
heid ook goed naar voren te brengen. Ik heb er op aangedrongen en ik wil dat nu nog
maals doen dat niet met een kil, koel, koud zakelijk briefje af te doen. Het is erg be
langrijk een en ander in het directeurenoverleg aan de orde te stellen.
Mevrouw Vlietstra (weth.): Ik begin bij de heer Rozema, die tot de conclusie, komt
dat zijn fractie geen behoefte heeft aan vredesonderwijs omdat daar een te politieke la
ding aan zou zitten. Het zal de heer Rozema duidelijk zijn dat zowel het college als de
meerderheid van de raad daar anders over denken, dat is ook in het verleden wel geble
ken. Een van de taken van het onderwijs is mijns inziens om kinderen kennis en inzicht
bij te brengen met betrekking tot maatschappelijke vraagstukken en die zijn per definitie
politiek geladen. Ik zie ook niet in wat daar op tegen is. Dat geldt ook als men het heeft
over vraagstukken van arm en rijk, over milieuproblemen of over emancipatie. Veel be
langrijker is hoe dit soort onderwerpen binnen het onderwijs aan de orde worden gesteld.
Ik ben het met de heer Rozema eens dat dat niet op een eenzijdige manier moet gebeuren
en dat er ook aandacht moet zijn voor het er bij betrekken van de ouders. Naar mijn me
ning is de nota daarover heel duidelijk en is die ook zeker niet geënt op het idee dat
dergelijke zaken op wat voor manier dan ook eenzijdig moeten worden aangepakt. Ik ben
het dus volstrekt niet met de heer Rozema eens. Er ligt hier mijns inziens wel degelijk
een heel belangrijke taak voor het onderwijs en ik ben blij dat alle andere fracties het
college daarin steunen. Overigens vraag ik mij af wat er op tegen is om te streven naar
een wereld zonder geweld. Dat is mij uit het verhaal van de heer Rozema niet helemaal
duidelijk geworden. Los van de vraag of dat ooit bereikt zal worden is dat toch een goe
de zaak, want geweld lijkt mij niet iets dat nastrevenswaardig is.
Mevrouw Doevendans heeft haar waardering uitgesproken voor de nota en eigenlijk
aan mij geen nadere vragen gesteld. De naar voren gebrachte waardering neem ik uiter
aard in dank aan, hetgeen ook geldt voor de andere sprekers die waardering voor de no
ta hebben uitgesproken.
De heer Ybema constateert dat wij geen zeggenschap hebben over het bijzonder on
derwijs. Ik hoorde iemand aan de rechterzijde mompelen: Dat is maar goed ook!:Het is
juist, mijnheer Ybema, dat wij daarover geen zeggenschap hebben. Wat wij wel hebben is
regelmatig overleg met de besturen van het bijzonder onderwijs. Wij zijn gewend in dat
overleg ook beleidsnota's van het openbaar onderwijs aan de orde te stellen. Dat is bij
voorbeeld ook gebeurd met de Nota Onderwijs en Emancipatie. Ik ben van plan om dat
ook met deze nota te doen, omdat ik denk dat het bijzonder onderwijs daar ook het nodi
ge aan kan hebben. Van enkele andere steden zijn ervaringen bekend waarbij door open
baar en bijzonder onderwijs gezamenlijk wordt gewerkt aan vredesonderwijs. Ik zou hele
maal niet willen uitsluiten dat die mogelijkheden hier ook zouden kunnen groeien. Dat
Heerenveen al langer ervaring hiermee heeft onder begeleiding van het GCO is bekend.
Wij hebben in de commissie ook al geconstateerd dat het belangrijk is om bij onze scholen
die ervaringen produktief te maken en 'er gebruik van te maken.
De heer Krol heeft in feite zijn instemming betuigd met de nota. Hij heeft nog eens
gewezen op het belang van het er bij betrekken van de ouders. Dat ben ik met hem
eens.
Mevrouw Westra betuigt ook haar instemming en waardering. Zij vindt dat enkele
punten bij de evaluatie terug zouden moeten komen. Dat ben ik met haar eens. Mijns in
ziens zou bij de evaluatie inderdaad moeten worden gekeken naar wat de inhoud zou moe
27
ten zijn van het vredesonderwijs, op welke plekken dat het beste aan de orde zou kun
nen komen, waar in dat verband verschillen zitten tussen het basisonderwijs en het
voortgezet onderwijs. Al dat soort zaken zullen in de evaluatie aan de orde komen en die
zullen te zijner tijd ook zeker aan de Commissie voor het Onderwijs worden voorgelegd.
Tenslotte de heer De Beer. Natuurlijk is er in het verleden ook wel het nodige ge
daan aan vredesonderwijs. Ik denk dat wij niet moeten doen alsof er nu opeens helemaal
opnieuw begonnen wordt. Dat is niet zo. Uit de schoolwerkplannen blijkt ook wel dat
hieraan binnen verschillende scholen de nodige aandacht is geschonken. Wat nu aan de
orde is is dat wij als raad uitspreken dat het een belangrijk beleidsterrein is en dat wij
willen proberen om dat systematisch binnen alle scholen gefaseerd ingang te doen vinden.
Wij creëren nu de voorwaarden om dat mogelijk te maken. De voortrekkerscholen zullen
door ons zeker niet door middel van een „koel" briefje worden benaderd. Wij zullen via
het directeurenoverleg, maar wellicht ook aansluitend bij schoolwerkplannen en activitei
tenplannen die bij ons bekend zijn bekijken welke scholen hiervoor in eerste instantie in
aanmerking zouden kunnen komen. Een en ander zal dus zeker via de weg van overleg
gaan.
De heer RozemaDe wethouder suggereerde zojuist dat ik geen behoefte aan vredes
onderwijs zou hebben. Ik heb in eerste instantie gezegd: Niet op deze wijze en niet op
deze plaats! Verder vroeg de wethouder wat er tegen streven naar vrede is. Daar is
niets op tegen, dat is zelfs een plicht, zoals de heer Krol ook stelde. Alleen de formule
ring in de nota is zodanig absoluut dat daaruit kan worden gelezen dat alle geweld is
uitgesloten. Ik heb ook geen reactie gekregen op hetgeen ik daarover in eerste instantie
heb gezegd.
Mevrouw Doevendans: Ik wil graag reageren op de opmerking die de heer De Beer in
mijn richting heeft gemaakt. Ik zou voorop willen stellen dat de opmerkingen die ik heb
gemaakt over aardrijkskunde- en geschiedenislessen bepaald niet beschuldigend zijn be
doeld. Ik heb de door mij naar voren gebrachte wijsheid opgedaan uit een onderzoek, ge
daan door studenten van de Theologische Hogeschool in Kampen, naar verschillende me
thodes op aardrijkskundig gebied en uit een onderzoek door studenten van de Universi
teit van Amsterdam. Het totale onderzoek heb ik niet gelezen, maar wel het boekje dat
naar aanleiding daarvan enkele jaren geleden is uitgekomen, getiteld Racisme in school
boeken. Ik zou de heer De Beer willen aanraden dat ook eens te lezen.
Mevrouw Vlietstra (weth.): Alleen de heer Rozema heeft nog een opmerking geplaatst
waarover ik iets wil zeggen. Hij zegt dat de formulering in de nota ten aanzien van de
noodzaak om geweld uit te bannen zo absoluut is. Wij hebben in de nota een visie gege
ven op de vraag hoe een vreedzame, rechtvaardige wereld er uit zou moeten zien. In on
ze visie is dat een wereld waarin geweld niet meer nodig is, omdat mensen op een andere
manier in staat zijn om conflicten, tegenstellingen enz. op te lossen. Ik heb zojuist al ge
zegd dat dat een soort ideaalbeeld is, waarvan men zich af moet vragen of dat überhaupt
ooit bereikt zal worden. Dat laat echter onverlet dat er naar gestreefd moet en kan wor
den. Ik ben het dus niet met de heer Rozema eens dat er op voorhand van moet worden
uitgegaan dat een en ander dan maar niet moet plaatsvinden. Onze plicht is naar dat ide
aalbeeld te streven.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. met aantekening dat
de fractie van GPV/RPF/SGP wenst te worden geacht tegen te hebben gestemd.
Punt 19 (bijlage nr. 343).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w.
Punt 20 (bijlage nr. 341).
De Voorzitter: Aan de orde is het Projektenplan Automatisering 1987.
De heer Duijvendak: De PAL-fractie kan instemmen met dit plan. Er is één punt dat
in de commissie niet aan de orde is geweest. Er zal namelijk bij de evaluatie van de sti
mulering van automatiseringskennis bij ambtenaren met name aandacht worden gegeven
aan de positie van vrouwen. In deze raadsbrief komt niet naar voren hoe groot het aantal
vrouwen is geweest dat gebruik heeft gemaakt van de regeling en hoe dit aantal zich in
percentages uitgedrukt verhoudt tot het aantal mannen. Dat is jammer, want er is met
betrekking tot deze kwestie gezegd dat zou worden overwogen vrouwen extra te stimule
ren wanneer zou blijken dat het percentage vrouwen achterblijft bij het aantal mannen,
bijvoorbeeld door een hogere tegemoetkoming. Als de wethouder nu geen cijfers kan noe-