men, dan zou een en ander misschien nog eens in commissieverband aan de orde kunnen worden gesteld. De heer Kessler (weth.): Ik kan op dit moment die cijfers inderdaad niet noemen, maar ik denk dat het vrij gemakkelijk is een en ander uit te zoeken. Ik zeg dan ook toe dat deze cijfers in de komende commissievergadering aan de orde zullen worden gesteld. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. met inachtneming van de toezegging van de wethouder. Punt 21 (bijlage nr. 342). De Voorzitter: Aan de orde is thans Reorganisatie gemeente Leeuwarden. De heer Den OudstenHet besluit dat wij op basis van de voorliggende raadsbrief moeten nemen is omvangrijk en ingrijpend. Omvangrijk omdat nog nooit eerder in de ge schiedenis van Leeuwarden zo fundamenteel de gemeentelijke organisatie onder de loep wordt genomen als op basis van het voorliggende plan van aanpak. Ingrijpend omdat veel medewerkers van de gemeente zich geplaatst zullen zien voor verandering van taken en van de wijze waarop zij die taken zullen moeten uitvoeren. Het doel van deze hele operatie, het komen tot een betere dienstverlening, zal moeten worden bereikt door het aanpassen van de gemeentelijke organisatie. De uitgangspunten daarvoor en de noodzaak daartoe zijn niet voor niets in het collegeprogramma opgenomen. Wij vinden dat het college met dit raadsvoorstel op de goede weg is en dat het de reor ganisatie voortvarend aanpakt. Wij hebben dan ook vertrouwen in de uitkomst ervan, hoewel er ongetwijfeld nog heel wat hobbels zijn te nemen voordat de positieve gevolgen van het hele proces merkbaar zullen zijn. Het zal duidelijk zijn dat wij derhalve van har te instemmen met dit raadsvoorstel. Toch wil ik bij de raadsbrief nog enkele korte opmer kingen plaatsen. In de eerste plaats een opmerking over het hoofdlijnenmodel. Het gekozen model dat als uitgangspunt voor de organisatieverandering moet dienen wordt in veel gemeenten toegepast. Wij zijn het op zich zelf eens met dit model, omdat de positieve effecten van een hogere efficiëntie aanzienlijk zijn. Het belangrijkste element van dit model, het inte greren van de beleidsvoorbereiding en -uitvoering, zal onder meer tot gevolg hebben dat de secretariefunctie in de toekomst heel anders zal zijn dan nu het geval is. Veel taken die nu bij de secretarie horen zullen worden overgeheveld naar nieuwe diensten. Dat vereist veel van de ambtelijke medewerkers, maar ook van de raad voor wat betreft de wijze waarop hij met de zaken omgaat. Het verleggen van verantwoordelijkheden lager in de organisatie, het ontwikkelen van systemen zoals budgetmanagement en zelfbeheer, enz. dwingen ons als raad om ons daadwerkelijk met de hoofdlijnen bezig te houden. Het is niet alleen noodzakelijk dat ambtenaren aan hun cultuur werken, ook wij zullen dat moe ten doen Dat brengt mij, mijnheer de voorzitter, op een tweede aspect dat mijn fractie erg be langrijk vindt, namelijk de verandering van de werkcultuur of de ambtelijke cultuur. Het is overigens wel een van de meest ongrijpbare elementen van de voorstellen. Immers, het gaat hier niet om een nieuwe indeling van taken maar om de wijze waarop deze taken worden uitgevoerd en dat laat zich moeilijk omschrijven. Wij denken dat het werken aan het cultuurveranderingsproces samen op moet gaan met het werken aan de organisatie. Het een zal niet zonder het ander slagen. In de derde plaats is het volstrekt duidelijk dat reorganiseren in eerste instantie geld kostUit het voorstel blijkt wel dat het moeilijk is daar een exact bedrag voor te ramen. De kosten van het reorganisatieproces zijn hoger dan wij begin dit jaar dachten. Het risico is niet ondenkbeeldig dat de zaak volgend jaar meer blijkt te kosten dan wij nu denken. Mijn fractie vindt dat overigens wel een punt van zorg. Hoewel het gaat om een investering die zich zelf in feite moet terugverdienen door een hogere kwaliteit van de dienstverlening is het zaak ook hier kritisch de uitgaven die in dit kader worden gedaan in de hand te houden. Zuinigheid die wij van anderen verlangen zal ook op dit punt voor ons zelf moeten gelden. In de vierde plaats is het van belang dat er een duidelijk tijdspad wordt uitgezet. Het college heeft dat ook gedaan, maar het zal moeite genoeg kosten de gestelde termij nen ook daadwerkelijk te halen. Toch denken wij dat het van groot belang is de planning niet te overschrijden. Te veel voorbeelden zijn er van processen die vele jaren voortkab belen zonder dat er van daadwerkelijke verbetering sprake is. In de vijfde plaats de betrokkenheid van het personeel. In overleg met de bonden en de medezeggenschapscommissies is gekozen voor een model waarbij het personeel via een eigen stuurgroep kan inspreken en meespreken over het organisatieveranderingsproces. Wij denken dat met deze opzet, met de aanpassingen die inmiddels zijn doorgevoerd, op 29 zich zelf een goede basis is gevormd voor samenwerking. Het model staat of valt echter met de noodzaak dat beide partijen constructief meewerken om de doelen die met de reor ganisatie worden beoogd te halen. Het is niet alleen de verantwoordelijkheid van het col lege van b. en w., maar ook van de medewerkers die zich in de stuurgroep hebben ver enigd. Tenslotte nog het volgende. Wij beogen met dit alles te komen tot een betere dienst verlening. Beter omdat wij goedkoper, sneller en klantgerichter willen werken. Beter ook omdat wij willen laten merken dat wij er voor de bewoners van onze gemeente zijn en niet andersom. En beter omdat wij sneller en effectiever willen kunnen inspelen op de ontwik kelingen in onze gemeente. Het is daarom belangrijk dat groepen uit de gemeentelijke sa menleving wordt gevraagd naar hun ervaringen met het gemeentelijke apparaat zodat die verwerkt kunnen worden in de plannen die nu moeten worden uitgewerkt. Het is daarom ook belangrijk, mijnheer de voorzitter, dat wij als raad dit voorstel zo breed mogelijk steunen. Ik wil het hierbij in eerste instantie laten. De heer StassenDe gevoelens in mijn fractie vertolkend, mijnheer de voorzitter, zal ik mij in hoofdzaak beperken tot de reacties op de Evaluatienota c.a. voorzover die be trekking hebben op de hoofduitgangspunten van de nieuwe organisatievorm. Wij onderschrijven de redenen van het college voor het veranderen van de organisa tievorm. De huidige gemeentelijke organisatievorm met de daarin gehanteerde procedures vertoont ook naar de mening van mijn fractie zodanige knelpunten dat een organisatiewij ziging van het totale apparaat op zo kort mogelijke termijn noodzakelijk is te achten. De CDA-fractie is dan ook van mening dat de onderbouwing van de noodzaak tot reorganisa tie zodanig stevig is dat er in deze fase geen uitgebreide inventarisatie en analyse van knelpunten nodig en wenselijk is. De formulering van de desbetreffende waslijst van knelpunten laat immers toe dat eventueel vergeten of gechargeerde punten in een volgen de fase met een kleine retouche van de tekst toegevoegd of afgevoerd kunnen worden. Bovendien is het voor alle betrokkenen van groot belang dat de doorlooptijd van het re organisatieproces niet zonder evidente noodzaak wordt verlengd. Met zo'n verlenging zou alleen maar een extra knelpunt aan de reeds gesignaleerde knelpunten worden toege voegd. De relatie secretarie-diensten zoals die in de Evaluatienota c.a. is omschreven achten wij als vertrekpunt juist. Bij een zinvolle en hanteerbare - het zijn wel zware eisen - uitwerking van de hoofdlijnen kan zulks niet alleen tot verduidelijking van de organisa tie-opbouw leiden, maar ook tot „upgrading" van de diensten en de secretarie nieuwe stijl. Overigens wordt er in de voorstellen tot nu toe geen richting aan gegeven langs welke weg het ambtelijk apparaat meer dan thans ondersteuning zou kunnen bieden aan het raadslid/de raadsleden dat/die, zoals genoemde nota op bladzijde 4 zegt, voor een goede taakvervulling bestuurshulp van ambtelijke zijde nodig heeft/hebben. Valt er bij voorbeeld niet te denken aan een spreekuurtje waarbij de coördinerende secretarie nieuwe stijl eventuele ingewikkelde zaken van hun wikkels ontdoet? Of is deze gedachte u te mo nistisch? Dan het hoofduitgangspunt c, namelijk het verminderen van het aantal diensten. Stond in het collegeprogramma en de raadsmotie van december 1986 niet voorop: verbete ring van de coördinatie, verhoging van efficiëntie, effectiviteit en flexibiliteit, alsmede meer projectmatig werken? Mij dunkt dat bij dit aldus geëxpliciteerde hoofduitgangspunt c een op voorhand niet zo probaat lijkend middel om tot die verbeteringen te komen tot doel is verheven, met het risico dat de door dat doel gevorderde concentratie van dien sten te sterk zal zijn en tot onbeheersbare creaturen zal leiden. Bij alle in dit verband gehoorde organisatieslogans, die overigens hooguit tien jaar valide blijken te blijven, komt men tegen: cliëntgericht in plaats van introvert, taakge richt in plaats van rolgericht, ondiepe in plaats van diepe organisatie, projectmatig wer ken, kwaliteitsdenken, moderne stijl van leidinggeven met participatie van medewerkers, maar óók: het pleidooi voor kleinschaligheid van de organisatie zijnde een organisatie-op zet die nauw aanleunt tegen voornoemde items. Mijn vraag is derhalve: Mist het college misschien de laatste supplementen van het handboek voor moderne bedrijfsorganisatie? Want waarom heeft het voor het goede doel van allerlei organisatieverbeteringen op voor hand het dubieuze middel van schaalvergroting zo luid aangeprezen? Met uw reactie, mijnheer de voorzitter, op een aantal standpunten van de vakorgani saties kunnen wij meegaan. De gedachte van het college om de stuurgroep Managementbe- geleiding, Organisatie-ontwikkeling en Informatievoorziening (MÖI) uit te breiden met en kele vertrouwenspersonen uit de hoek van de medewerkers spreekt ons als een blijk van een moderne stijl van leidinggeven aan. Wellicht is dit laatste, een moderne stijl, ook een stap in de richting van de cultuur verandering. Om deze culturele evolutie op gang te brengen is overigens méér nodig. Naast bijvoorbeeld een nieuwe structuur die daartoe prikkelt en niet verstikkend werkt

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1987 | | pagina 15