30 op bevordering van betrokkenheid, mede-verantwoordelijkheid, mobiliteit, flexibiliteit, projectmatig werken, enz., is zeer zeker ook een voldoende investering op zijn plaats voor training, opleiding en bijscholing. Dat een belangrijk deel van het reorganisatiebud get - als ik de heer Sikkema goed heb verstaan dan gaat het om zo'n 35% - aan dat laat ste doel zal worden uitgegeven, wordt met volle overtuiging door de CDA-fractie ge steund De heer Bijkersma: De VVD-fractie heeft vorig jaar tijdens de algemene beschouwin gen van ganser harte de motie ondersteund waarin werd aangegeven dat wij onze gemeen telijke organisatie willen veranderen. Het is helaas zo dat, wanneer reorganisatieproces sen aan de orde zijn, iedereen wel zegt dat er gereorganiseerd moet worden maar het doel daarvan wordt niet benadrukt. Ik hoop dat de stuurgroep die het reorganisatiepro ces begeleidt het doel duidelijk voor ogen houdt. Wij willen een efficiënter werkend appa raat dat bovendien gemakkelijker voor een ieder bereikbaar is. Wij hopen dan ook nog datals het enigszins kande kosten van ons apparaat verlaagd kunnen worden waar door onze uitgaven dus verminderen. De VVD-fractie houdt de doelstellingen van de re organisatie in gedachten als het college met nadere rapportages daarover komt. Uit de reeds ontvangen stukken blijkt dat een heleboel zaken ingrijpend aan een nadere be schouwing zullen worden onderworpen. Ik ben er van overtuigd dat dat, zoals bij veel reorganisatieprocessen het geval is, ook in ons ambtelijk apparaat grote weerstanden zal oproepen Wij hebben vorig jaar voorgesteld deze zaak in eerste instantie te laten onderzoeken door een extern bureau. De raad heeft dat voorstel toen niet aangenomen en dat staat dan nu uiteraard ook niet meer ter discussie. Ik wil het college er echter wel op wijzen dat juist het intern begeleiden van het reorganisatieproces en het intern doen van voor stellen ter zake grote spanningen in het apparaat met zich meebrengt. Het college moet daar goed aandacht aan besteden. Wij hebben begrepen dat de voorgestelde uitbreiding van het budget onder andere betrekking heeft op de kosten voor een personeelskrant waarin informatie over de reorganisatie wordt gegeven. Ik heb al gezegd dat interne be geleiding van dit proces spanningen veroorzaakt, maar dat is helemaal niet verwonderlijk. De praktijk heeft dat ook bewezen. Eén van de zaken die het college in de notitie aanhaalt is dat er nagegaan zal moeten worden of er in het ambtelijk apparaat een cultuurverandering teweeggebracht kan wor den. De grenzen van die cultuurverandering komen uiteraard niet goed tevoorschijn, maar dat kan vaak ook niet omdat mensen het begrip „cultuurverandering" op verschil lende manieren uitleggen. Eén ding is natuurlijk zeker: het dagelijks werk in onze ge meente is een zaak van het college/de politieke ambtsdragers. Als wij van het personeel in onze organisatie vragen dat er een cultuurverandering tot stand moet komen dan vind ik dat het college daar zelf ook stuur aan moet geven in het dagelijks handelen ten op zichte van het personeel, opdat men onder andere weet wie de leiding in een sector heeft. Ook deze cultuurverandering wil ik sterk benadrukken. Overigens heb ik dat al vaker gedaan. Wie is verantwoordelijk? Het zijn niet de ambtenaren tegen wie wij spre ken, het zijn de leden van het college van b. en w. tegen wie wij spreken. Ook wat dat betreft is er sprake van een cultuurverandering ten aanzien waarvan ik het college wil vragen dat goed ter harte te nemen. Het college vraagt ons of wij akkoord kunnen gaan met datgene wat het in het reor ganisatieplan naar voren brengt. Wij hebben deze zaak uitvoerig besproken in de Commis sie voor Georganiseerd Overleg en in de Commissie voor Organisatie-, Personeels- en In formatiezaken (OPI). De reacties daar van onze zijde hoef ik hier niet te herhalen. Ik wil nog wel een opmerking maken over de uitbreiding van het budget waarover ik met de wethouder van Financiën de degens heb gekruist. Er is sprake van een over schrijding van het budget met ongeveer 30%. De wethouder zei dat de hoogte van het budget destijds natte vingerwerk was. Ik begrijp dat wel, maar een overschrijding van 30% is natuurlijk nogal wat. Het college moet er op letten dat het budget goed bewaakt wordt. (De heer Duijvendak: Door bijvoorbeeld een duur extern bureau zeker!) Als u mij uitnodigt om daar weer over te discussiëren dan wil ik dat wel doen, maar ik heb al ge zegd dat de discussie daarover vorig jaar is gevoerd en dat die nu niet meer ter zake is. Ik stel gewoon dat er een overschrijding van het budget van 30% is. De wethouder heeft in de commissie daarvoor argumenten aangedragen waarmee ik akkoord ben gegaan. Ik heb echter wel tegen de wethouder gezegd: Een overschrijding van 30% is geen kleinig heid, wilt u het budget bewaken. Ik heb in het voorgaande een aantal zaken naar voren gebracht. De kosten die een reorganisatie met zich mee zullen brengen zijn vaak groter dan gedacht wordt. Het colle ge vraagt vanavond een eenmalige verhoging van het budget. Ik vraag mij af of dat wel eenmalig is. Zal een dergelijke verhoging zich niet ieder jaar weer herhalen? De reorgani satie zal namelijk nog wel een hele tijd in beslag nemen en er zullen ieder jaar wel weer bepaalde kosten zijn, bijvoorbeeld de kosten van informatie aan het personeel. 31 Op grond van de argumenten die de wethouder in de commissie naar voren heeft ge bracht hebben wij gezegd, met de reeds genoemde waarschuwing erbij, dat wij met de verhoging van het budget akkoord gaan. De heer Ybema: D66 vindt het een goede beslissing van het college om deze Evalua tienota c.a. als afsluiting van fase 1 in de raad aan de orde te stellen. Het brengt tot uitdrukking dat ook de raad op belangrijke momenten wordt ingeschakeld en ook mede verantwoordelijk is bij het reorganisatieproces waar wij nu al een tijdje mee bezig zijn. Het laat onverlet dat het college van b. en w. primair verantwoordelijk is voor de vorm geving van het ambtelijke apparaat. De raad echter zal zich zeker op hoofdlijnen moeten uitspreken over die nieuwe organisatie waarvan nu de eerste contouren zichtbaar zijn. De aanpak die tot nu toe is gevolgd verdient wat mijn fractie betreft grote waarde ring. Wij vinden dat er sprake is van een praktische doelgerichte aanpak. Er wordt goed gebruik gemaakt van ervaringen die al bij vele gemeenten zijn opgedaan. Bovendien wordt op een goede manier getracht om gebruik makend van die ervaringen zo snel moge lijk de zaak toe te snijden op de verhoudingen zoals wij die in onze gemeente kennen. Ik wil dan ook volstaan met een drietal opmerkingen over wat ik dan hoofdpunten vind van de stukken die nu voorliggen. Allereerst de relatie tussen de organisatie en het bestuur. Na lezing van de stukken is de conclusie van mijn fractie dat de relatie tussen de organisatie en het bestuur niet voldoende uit de verf komt. Het is natuurlijk zo dat het gemeentelijke apparaat, en met name de vormgeving daarvan, niet een doel op zich is. Het is een middel om het besturen van deze gemeente op een goede manier mogelijk te maken. Dat betekent dat ook bij de beoordeling van de vormgeving van het apparaat steeds gekeken moet worden of die vormgeving wel functioneel is gezien van uit het bestuur. De centrale toetsing is: Kan het bestuur goed met het apparaat in die organisatorische vormgeving werken? Daarom wil ik met name nog een keer pleiten voor aandacht voor de relatie organisatie en het be stuur, in eerste instantie b. en w. maar in het verlengde daarvan de raad. Dan kun je denken aan zaken als beheersbaarheid van het apparaat - het gaat dan om de schaal - de toegankelijkheid van het apparaat - dan heb je het over een platte of een minder plat te organisatie - en - dat element wordt ook in de stukken genoemd - bestuursopdrachten Mijn tweede opmerking gaat over de in de stukken genoemde organisatie in hoofdlij nen. Er wordt gekozen voor een beperkt aantal diensten en een secretarie nieuwe stijl. Bij de diensten is dan sprake van integratie van de beleidsvoorbereiding en de beleids uitvoering. Een keuze waar wij ons helemaal in kunnen vinden. Die keuze brengt echter wel het risico van een zekere verkokering binnen het apparaat met zich mee. Wij willen dan ook met name pleiten voor een belangrijk element dat in de secretarie nieuwe stijl is gedacht, te weten de politiek-bestuurlijke toetsing van de produkten die uit de nieuw te vormen diensten aan het college zullen worden voorgelegd. Het is denken wij met name van belang dat de secretarie nieuwe stijl kijkt of de produkten die uit de diensten naar boven komen voor het bestuur voldoende toegankelijk zijn en of er op een voldoende wij ze sprake is van politieke keuzes, met andere woorden of ook gekeken is naar eventuele alternatieven Mijn derde en laatste opmerking betreft de bijdrage en de mede-verantwoordelijkheid van het personeel bij deze hele operatie. D66 stemt van harte in met de vorm die reeds door de vakorganisaties in overleg met de mzc's is gekozen, te weten de stuurgroep Per sonele inbreng, Organisatie-ontwikkeling en Informatievoorziening (POI) voor wat betreft de afstemming en de vormgeving van de personele inbreng in deze hele reorganisatie. Daarnaast vinden wij het een heel goede gedachte om ook een aantal vertegenwoordigers van het personeel op te nemen in de stuurgroep MOI. Op die manier wordt het personeel direct betrokken bij de vormgeving die met name hen ook zo direct raakt. Het is nog steeds zo dat participatie in een proces ook bepalend is voor de acceptatie van de uit komst van dat proces. Ik wil het hierbij laten, mijnheer de voorzitter. De Voorzitter: Ik schors de vergadering voor een korte pauze. De Voorzitter schorst, om 22.55 uur, de vergadering voor de tweede pauze. De Voorzitter heropent, om 23.10 uur, de vergadering. De heer Dubbelboer heeft inmiddels de vergadering verlaten. De Voorzitter: Ik heropen de vergadering. Aan de orde is de voortgezette behande ling van agendapunt 21, eerste termijn. Het woord is aan de heer Duijvendak. De heer Duijvendak: Ik wil vier punten aan de orde stellen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1987 | | pagina 16