14
ende behoefte van woningen met name in de koopsector. Het is volgens D66 de enige mo
gelijkheid om, wat wethouder Timmermans wel eens heeft genoemd de onzichtbare stroom
mensen die via het circuit van de koopwoningen toch ieder jaar weer verdwijnt naar de
randgemeenten binnen onze gemeente te houden en, voorzover dat mogelijk is, de mensen
terug te krijgen in onze gemeente. D66 is ervan overtuigd dat wij, als wij het beleid
meer in die richting sturendan ook van de al meer dan tien jaar durende stagnatie van
ons inwonertal afkomen.
Als wij wat de volkshuisvesting betreft doorgaan zoals in de voorliggende planning is
opgenomen, dan zal het volgens ons niet lukken om het inwonertal van onze gemeente
echt weer substantieel te laten groeien. Wij weten allemaal dat een groeiend inwonertal
heel belangrijk is voor het vergroten van het financiële draagvlak van onze voorzienin
gen. En gelet op onze financiële positie is dat bittere noodzaak.
Tot slot, mijnheer de voorzitter. Ook het collegeprogramma spreekt over het bevorde
ren van het eigen woningbezit. Ook op dat punt is er dus alle ruimte om deze lijn te on
dersteunen
De heer Stassen: Ik zou aandacht willen vragen voor een aantal aspecten dat ik na
mens de CDA-fractie naar voren wil brengen bij de planningslijsten ten behoeve van de
woningbouw en de woningverbetering 1988-1992.
Het lijkt mij van groot belang dat wij als gemeente ons gedegen gaan bezig houden
met de bronnen die ten grondslag liggen aan de planningslijsten. Eén van de belangrijk
ste bronnen is de Nota Uitgangspunten Volkshuisvesting 1984. Een bron van drie jaar
oud. Deze nota moet de planperiode tot en met 1992 mede gaan bepalen. Ik vind dat der
gelijke bronnen voor zover ze nu al niet bezig zijn uit te drogen, dan in ieder geval zijn
opgedroogd. Als wij bijvoorbeeld naar de effecten zien die deze bronnen hebben op de
planningslijst 1987 ten opzichte van die van 1988, dan vraag ik mij af of deze plannings
lijsten wel betrekking hebben op dezelfde gemeente. Ik wijt dat aan een min of meer vrij
blijvend gebruik van de bronnen, maar ook aan de slijtage die daarin is te onderkennen.
Documenten als Woningbehoefte-Onderzoek Leeuwarden 1984 zijn eveneens zaken - ik wil
dat duidelijk stellen - die aan vernieuwing/actualisering toe zijn. Namens mijn fractie
dring ik er dan ook op aan dat dat basismateriaal op korte termijn onder handen wordt
genomen
Met instemming heeft de CDA-fractie er kennis van genomen dat het college gestreefd
heeft naar een woningcontingent dat betrekkelijk onafhankelijk is van datgene wat in to
taliteit aan Friesland wordt toegekend. Wat dat betreft is er sprake van een betere ver
houding tot de omvang van de werkelijke woningbehoefte. Politiek-strategisch is er op af
te dingen dat de taakstelling van het ontwerp-Streekplan ten aanzien van de bevolkings
omvang voor een deel is losgelaten. Zijn wij ook zelf aan het terugkeren van de stadsge
westgedachte? Anderen nemen die gedachte met genoegen over!
Van dit uitgangspunt bij de berekening van de kwantitatieve woningbehoefte over
naar een punt dat ook al de aandacht heeft gekregen van andere fracties, namelijk de
handhaving van de leegstand. Blijkens de raadsbrief wordt het handhaven van de leeg
stand gezien als een kennelijk niet te wijzigen ongerief. Volgens tabel VI in een van de
ter inzage gelegde stukken is er sprake van een almaar oplopende leegstand, van 2,6% in
1984 tot 3,5% in 1987. Percentages die ruim boven het gemiddelde van Friesland liggen. In
absolute cijfers uitgedrukt is de feitelijke leegstand in Leeuwarden nu 1.300 woningen,
terwijl de leegstand die voor een goed functioneren van de woningmarkt noodzakelijk zou
zijn voor Leeuwarden - ik doel op de zogenaamde normatieve leegstand - op zo'n 850 wo
ningen zou mogen liggen. Ik vraag mij af of daar niets aan te doen is. Is er wel vol
doende overleg met de Federatie van Woningcorporaties? Ongeveer 450 woningen - de fei
telijke leegstand minus de normatieve leegstand - zijn in de tabel over de kwantitatieve
woningbehoefte tot en met 1992 buiten beschouwing gelaten. Zijn deze woningen soms be
stemd voor de sloop of voor asielzoekers?
Ik wil dan nu, mijnheer de voorzitter, aandacht vragen voor het overzicht dat is op
genomen op bladzijde 5 van de raadsbrief. Het gaat mij om de cijfers in dat staatje voor
1988. Ik heb de omvang van het gevraagde contingent 1988 trachten te bepalen aan de
hand van dat staatje. Ik kom echter op een contingent uit dat ongeveer 80 woningen la
ger ligt. Ik hoop dat mijn berekening fout is, maar laten wij het aan de provinciale com
missie voor de volkshuisvesting over om een eventuele fout eruit te halen? Ik wil graag
een toelichting hebben waarop het contingent van 450 is gestoeld.
Tot slot iets over de kwalitatieve woningbehoefte. De percentages in de woningdiffe
rentiaties zijn in de planperiode strak aangehouden. Met veel verschuivingen wordt hier,
anders dan buiten Leeuwarden het geval is, geen rekening gehouden. Om te voorkomen
dat straks weer „enige herinterpretaties" nodig blijken te zijn, dringt mijn fractie aan op
een nieuw onderzoek naar de kwalitatieve woningbehoefte. Ik vind onder meer dat een
percentage van 60 voor de sociale huursector wat uit de lucht is gegrepen althans niet is
onderbouwd.
15
Wat de vrije sector betreft sluit ik mij bij de opmerking van de heer Ybema aan dat
er sprake is van een slecht onderbouwde contingentering voor 1988. Voor de jaren 1988/
1989, 1990 en 1991/1992 is steeds een aantal van 50 woningen ingevuld. Het vreemde is
dat er in 1986 in de ongesubsidieerde vrije sector 60 bouwvergunningen zijn afgegeven.
Niettemin wordt er van een contingent van 50 woningen uitgegaan. Ik begrijp die logica
niet. Bovendien wordt met bepaalde zaken die de komende jaren aan de orde kunnen zijn
te weinig rekening gehouden. Ik noem dan bijvoorbeeld conjuncturele zaken als rente
stand, enz. - dus geen structurele zaken zoals het planningsverhaal zegt - en de mogelij
ke instroom van bedrijven met werknemers. Kennelijk wordt met dat laatste geen rekening
gehouden voor de vrije sector. Mijn fractie dringt erop aan dat voor 1988/1989 het con
tingent woningen in de vrije sector zeker op het niveau van 80 per jaar wordt gebracht.
Voor de jaren daarna ziet de CDA-fractie een hernieuwd kwalitatief woningbehoefteonder
zoek als richtinggevend voor de contingenten vrije sector.
De heer Miedema (weth.): Mevrouw Jongedijk heeft de voorliggende raadsbrief gekwa
lificeerd als een goed onderbouwd en duidelijk stuk. Ik heb daar met genoegen kennis
van genomen. Zij vraagt van het college om de richtlijnen en de beleidsuitgangspunten
die hierin staan verwoord zo duidelijk mogelijk te maken bij provincie en rijk, opdat een
en ander ook gerealiseerd kan worden. Ik zeg dat van harte toe en wij gaan dat met al
les wat in ons is bespoedigen.
Mevrouw Jongedijk spreekt vervolgens over de energiebesparende maatregelen. Er is
wat dat betreft momenteel een aantal stagnerende invloeden, zoals de stijging van de
bouwkosten en de daling van de energieprijzen. Er zijn bovendien nieuwe voorstellen van
de NEOM bekendgemaakt. Deze voorstellen zijn reeds besproken in de Commissie voor
Economische Zaken en Bedrijven en wij komen daar hopelijk begin volgend jaar op terug.
Wij zijn bereid de SVK in te schakelen bij de vernieuwing en verbetering van het
particuliere woningbezit die dat dan wel moet doen in samenwerking met het energiebe
drijf, want anders ontstaat er een frictie. Als er een plan wordt gemaakt voor een parti
culier - dat geldt ook voor de SVK - en men zegt: mijnheer, mevrouw, als u dat en dat
en dat doet dan zijn de kosten zoveel en de jaarlijkse lasten zoveel, dan zullen de men
sen natuurlijk vragen wat de besparingen zijn. De SVK zal in samenwerking met het
energiebedrijf een voorstel moeten doen, zodat de voorschotnota direct verlaagd kan wor
den met de geraamde besparing. Het voordeel voor de mensen is dan optimaal en boven
dien is de scoringskans veel groter. Wij zijn bereid te bevorderen dat de SVK in de tota
le werkzaamheden die zij binnen deze sector doet deze zaak meeneemt en de link legt
naar het energiebedrijf, zodat de kring optimaal gesloten is.
De andere sprekers zijn iets minder gelukkig met de voorstellen en hebben met wat
wisselende accenten een aantal aanpassingen van het nu aan de orde zijnde raadsvoorstel/
beleid bepleit.
Mevrouw Westra en de heer Stassen vinden de onderbouwing op basis waarvan de cij
fers tot stand zijn gekomen dusdanig zwak dat daar in feite het totale beleid niet op ge
stoeld kan worden. Zij hebben voor een deel gelijk. Namens de federatie en de gemeente
is er aan de NWR opdracht gegeven om een kwantitatief woningbehoefteonderzoek voor
onze gemeente te plegen, zodat wij zicht zouden krijgen op de vraag van de markt en op
de problemen. Daar zijn richtlijnen voor opgesteld en er zijn gesprekken gevoerd met de
NWR. Deze zaak is echter nog niet rond. Wij hadden gehoopt dat wij de gegevens van
het onderzoek konden gebruiken bij de opstelling van de aanvraag voor 1988, maar dat is
niet gelukt. Er is vertraging ontstaan. Het rapport is niet officieel door de NWR uitge
bracht en wij kunnen de cijfers dan ook niet volledig gebruiken. Het lijkt mij een goede
zaak - maar ik moet uiteraard voorzichtig zijn met het doen van toezeggingen voor mijn
collega - dat het rapport over de kwantitatieve woningbehoefte in de commissie aan de
orde wordt gesteld. Mijn inschatting is dat dat tegen het eind van dit jaar zal zijn. Wij
kunnen dan als commissie kennis nemen van dit onderzoek en wij hoeven daar dan niet
een jaar op te wachten. Dat lijkt mij reëel.
De prognoses over de aantallen zoals die in de raadsbrief zijn neergelegd. Mevrouw
Westra en de heer Stassen leggen de vinger bij de leegstand die groeiende is. Daar zal
inderdaad een nadere studie naar verricht moeten worden. En als ik dan zeg „een nadere
studie"dan denk ik dat wij heel duidelijk moeten inventariseren wat er met de woning
markt in Leeuwarden aan de hand is, voor zover daar wat mee aan de hand zou zijn. Er
is een duidelijke stijging van de leegstand. (De heer Van der Wal: Dan heeft de NWR...)
Ja, wacht even, die stijging bedraagt - de frictieleegstand moet dan worden afgetrokken
van de werkelijke leegstand; de heer Stassen en mevrouw Westra hebben dat ook al bere
kend - 450 woningen. Hoe zit dat? Er is een aantal probleemgebieden die wij heel duide
lijk zelf kennen. Een aantal woningen, ik spreek dan over zo'n 75 stuks, is op dit mo
ment niet verhuurd omdat dat gewoon niet lukt. Een veel moeilijker probleem binnen ons
hele woningbestand is dat er in een aantal wijken aan het eind van de jaren zeventig be-