16 gin jaren tachtig vrij grote dure woningen zijn gebouwd waar op dit moment geen markt voor is. De leegstand is momenteel permanent in de sector met woningen met een inhoud van 450 m3 en met vier slaapkamers voor een huur tussen de 600,en 700, Momenteel wordt door de afdeling een studie verricht naar een oplossing voor de wo ningen die continu boven de markt zweven, continu het beleid verzieken en continu veel geld kosten. Los daarvan is er een vrij grote vraag naar goedkopere huurwoningen. Het is volstrekt reëel om een paar honderd huurwoningen voor een lagere prijs te bouwen. De ervaring van de laatste jaren is ook dat geen enkele woning in die sector leeg staat. Wij zullen dus inderdaad voor een markt moeten bouwen die duidelijk is begrensd. De heer Stassen heeft een pleidooi gehouden voor een groter contingent vrije sector koopwoningen. Ook de heer Ybema is van mening dat wij ons meer moeten richten op de koopsector. Ik wil in dit verband even verwijzen naar het op bladzijde 7 van de raads- brief opgenomen overzicht Kwalitatieve woningbehoefte naar subsidiecategorie. Onder het jaar 1988/1989 wordt gesproken over premie-A 59 woningen, premie-B 27 woningen en premie-C+D 27 woningen. Deze contingenten met een bijdrage van de rijksoverheid zijn ook voor onze gemeente verschrikkelijk belangrijk. Daarnaast is er ook nog sprake van woningen in de sfeer van premiehuur-beleggers. Als wij zien dat wij een aantal jaren ge leden nog 700 a 800 woningen in de huursector - woningwetwoningen - bouwden en dat wij nu gedaald zijn tot 270 in 1988/1989, 255 in 1990 en 240 in 1991/1992 dan is er sprake van een heel redelijke daling. Wij doen dat met de bedoeling om de mensen met de laagste inkomens nog een redelijke woning te kunnen bieden. De toename, voor zover het contin gent dat toelaat, moeten wij echter heel duidelijk zoeken binnen de sectoren premie-A premie-B en premie-C+D. Dat is ontzettend moeilijk, want door het beleid van de rijks overheid worden de contingenten steeds schaarser. Daar komt nog bij - dat is ook een beetje ons probleem - dat men van de kant van de rijksoverheid de noodzaak om deze woningen te bouwen zwaarder onderlijnt dan hier in het Noorden. Mevrouw Jongedijk houdt daarom ook het pleidooi: probeer dit rond te maken. De heer Stassen zegt dat er sprake is van 60 bouwvergunningen en dat er slechts 50 woningen zijn opgenomen voor de vrije sector. Hij vindt dat een veel te krappe inschat ting en is van mening dat dat aantal naar een hoger niveau moet. Wij proberen ook in dit voorstel de realiteit zo goed mogelijk te benaderen. Wij hebben heel duidelijk geconsta teerd dat de gebieden die beschikbaar zijn voor vrije sectorbouw het laatste jaar vrij snel zijn geslonken. De realiteit is dat wij misschien niet eens de mogelijkheid hebben om dit jaar meer dan 50 kavels uit te geven. Daarnaast is de afdeling Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting bezig met het verrichten van een onderzoek naar een nieuw gebied dat specifiek voor de vrije sector beschikbaar dient te komen. De studies daarover zijn bijna afgerond. Het is de bedoeling dat de Commissie voor Ruimtelijke Ordening en Volkshuis vesting rond de jaarwisseling in dat verband een aantal modellen krijgt voorgeschoteld. Wij moeten natuurlijk rekening houden met de periode die de besluitvorming over het bestemmingsplan in beslag neemt en met het bouwrijp maken van de grond. Maar - ik ben het met de heer Stassen eens dat er meer zou moeten gebeuren - de realiteit gebiedt mij te zeggen dat wij, als wij een en ander in 1989 of 1990 halen, dan een heel grote presta tie hebben geleverd. Op dat model koerst het college, maar omdat in de contingentenaan- vraag naar provincie en rijk de vrije sector geen rol speelt is het aantal van 50 inge vuld. Het is evenwel de vraag of er in dit verband in deze beleidsperiode meer ruimte gegeven kan worden. De doelstelling en de inspanning zijn er, maar het komende halfjaar zal moeten blijken waar die toe leiden. De heer Stassen vraagt om een groter aantal vrije sector woningen. Wij zijn dat van harte met hem eens en wij zullen proberen hoe ver wij het in dat verband kunnen brengen. Mevrouw Westra heeft gesproken over het onderzoeksrapport van de NWR over de kwantitatieve woningbehoefte. Ik ben daar reeds op ingegaan. Zij besluit haar betoog met de opmerking dat de aannames beter onderbouwd moeten worden. Ik neem die opmerking tot mij, mijnheer de voorzitter. De heer Ybema heeft ook aangedrongen op meer en betere aandacht voor de koopsec tor gelet op bepaalde ontwikkelingen. Op de overige opmerkingen van de heer Stassen ben ik in de loop van mijn antwoord al ingegaan. Ik wil het hierbij laten, mijnheer de voorzitter. De Voorzitter schorst, om 20.55 uur, de vergadering voor de eerste pauze. De Voorzitter heropent, om 21.25 uur, de vergadering. De Voorzitter: Ik heropen de vergadering. 17 Punt 2 (vervolg). Sub L. De Voorzitter: Aan de orde is de stemming over de motie van mevrouw Jongedijk. Mevrouw Jongedijk-WellesWij hebben in de pauze even overleg gepleegd. Gezien ook de discussie die momenteel gaande is, zijn wij van mening dat de motie enigszins veran derd moet worden. Het gedeelte dat komt na: „verzoekt het college daarom dringend:" vervalt in zijn geheel en daarvoor komt in de plaats: „de brief van de heer Drent als een nieuwe aanvraag te beschouwen en binnen een maand de gevraagde vergunningen alsnog te verlenen." Een en ander moet worden gezien in het licht van de discussie in de raad. De Voorzitter: Dat is duidelijk. Aan de orde is de stemming over deze gewijzigde mo tie. De heer Pruiksma: Ik wil graag een stemverklaring afleggen, mijnheer de voorzitter, want nu blijkt mijn handtekening te staan onder een motie die zodanig van karakter is veranderd dat ik en de rest van mijn fractie zich daar niet meer in kunnen vinden. Ik meen in eerste en tweede instantie voldoende duidelijk te hebben gemaakt welk standpunt wij innemen en waarom wij dat doen. Het gaat om het principiële standpunt dat je hier niet over personen en bedrijven moet spreken, omdat het gaat om het beleid en het sys teem van beleid dat eraan ten grondslag ligt. Wij zitten kennelijk nu op een heel ander spoor dan de PvdA-fractie. Ik vraag mij af of procedureel gezien de motie kan worden gewijzigd, omdat die na twee rondes van discussie is ingediend. (De heer Ten Hoeve: U kunt natuurlijk alles heel formeel benaderen, maar het gaat er vanzelfsprekend om dat dit soort zaken zo zuiver mogelijk wordt behartigd.) Ik begrijp deze interruptie niet erg goed. Ik heb in tweede instantie duidelijk uitgelegd waarom wij principieel op een andere manier van redeneren zitten en die lijkt mij op zijn minst even honorabel als die van de PvdA. De motie zoals die nu is „ingediend" door mevrouw Jongedijk zullen wij niet steu nen. De heer Van der Wal: Ik handhaaf mijn handtekening onder de motie hoewel de in houd daarvan inderdaad kernachtig is veranderd. De PAL-fractie blijft de motie steunen. De heer Ybema: Het zal u niet verbazen, mijnheer de voorzitter, dat ook mijn fractie de motie zal steunen want er wordt precies in uitgedrukt wat ik al in eerste en tweede termijn heb beoogd. De heer De Beer: Ook mijn fractie zal deze motie steunen. De heer RozemaIk zal deze motie blijven ondersteunen, alhoewel de woordkeus mis schien iets anders had gekund. De Voorzitter: Aan de orde is de stemming over de door mevrouw Jongedijk ingedien de en vervolgens door haar gewijzigde motie. De motie van mevrouw Jongedijk-Welles en de heren J.F. Janssen, De Beer, Van der Wal, Pruiksma, Rozema en Ybema wordt aangenomen met 25 tegen 8 stemmen. (Tegen de motie stemmen de leden van de CDA-fractie. Punt 10 (vervolg). De Voorzitter: Aan de orde is de voortgezette behandeling van agendapunt 10, twee de termijn. Mevrouw Jongedijk-Welles: In tegenstelling tot het vorige punt ben ik nu heel erg te vreden over het antwoord van de wethouder, want hij heeft zelfs nog meer toegezegd dan ik gevraagd heb. Ik heb namelijk gevraagd of de SVK ook betrokken zou kunnen worden bij het onder de aandacht brengen van particuliere verhuurders van de subsidiemogelijk heden. De wethouder heeft daar echter ook de energiebesparing aan gekoppeld. Op zich zelf vind ik dat een heel goed idee. Ik denk dat het mede komt door de achtergrond van de wethouder dat hij deze koppeling legt. Nogmaals, ik ben heel erg tevreden. Mefrou Westra: Ik bin noch net sunder mear tefreden. Ik wol it earst hawwe oer de sifers ut it NWR-ündersyk. It is wat us oanbelanget mei de beantwurding fan de wethal- der der net better op wurden. Dy sifers binne der en binne foar de fakansje al ris in

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1987 | | pagina 9