2 Punt omschrijving bijlage blz. 10. Sanering grondwater terrein voormalige rijwielfabriek Phoenix aan de Zuidergrachtswal te Leeuwarden. 345 10 11. Aangaan van een overeenkomst met de NV Nederlandse Spoorwegen in zake het uitvoeren van werken en voorzieningen ten behoeve van de gecombineerde bediening van de spoorwegbrug bij km 24.026 van de spoorweg Harlingen-Nieuwe Schans en de naastgelegen wegverkeersbrug. 359 10 12. Verlenen van gemeentelijke medewerking bij het ontwikkelen van commer ciële activiteiten langs de zuidoever van de Grote Wielen. 360 11 13. Verzoeken om medewerking ingevolge artikel 74 van de Wet op het basisonderwijs. 347 n 14. Programma Basiseducatie. 352 11 15. Wijziging Algemeen Ambtenarenreglement. 350 13 16. Wijziging Algemeen Ambtenarenreglement, artikel E32. 351 13 17. Aanvulling artikel Fll, Algemeen Ambtenarenreglement. 356 13 18. Verordening WWV-vervangende maatregel. 355 13 19. Wijzigen van de gemeentebegroting en van de begroting van de Dienst voor het Marktwezen en de Frieslandhal voor het dienstjaar 1987. 361 13 De Voorzitter: Ik open de vergadering. Er is bericht van verhindering binnengekomen van de heer IJestra wegens ziekte, terwijl ook de heer Pruiksma verhinderd is de vergadering bij te wonen. Punt 1. De notulen worden ongewijzigd vastgesteld. Punt 2 (bijlage nr. 348). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het advies van de Raadsadviescommissie voor de Beroep- en Bezwaarschriften. Punt 3 (bijlage nr. 349). De Voorzitter: Aan de orde is het advies inzake het bezwaarschrift van de Stichting Ge reformeerd Pedagogisch Centrum tegen het besluit tot beëindiging van de subsidie per 1 januari 1988. De heer RozemaU zult begrijpen dat mijn fractie niet onverdeeld gelukkig is met de con clusies van de Raadsadviescommissie voor de Beroep- en Bezwaarschriften. Eerst wil ik in gaan op de argumenten van b. en w. - punt III van de raadsbrief - en daarna op de over wegingen van de raadsadviescommissie zelf, punt V. Het beroep op een gewijzigde situatie als gevolg van het niet meer aanwezig zijn van kop pelsubsidie is onjuist. Ook onder de oude regeling was subsidiëring facultatief en niet impera tief. Vanuit die facultatieve situatie heeft de gemeenteraad destijds in volledige autonomie be sloten het Gereformeerd Pedagogisch Centrum (GPC) subsidie toe te kennen. Kennelijk wijst overigens ook de raadsadviescommissie deze voorstelling van zaken af waar zij stelt: "Hoewel de inwerkingtreding van de nieuwe Wet op de Onderwijsverzorging t.a.v. de koppelsubsidie geen breuk met het verleden betekentInderdaad heeft de gemeente alle recht bege leidingsdiensten al of niet te subsidiëren. Het gaat hier echter om een andere zaak, namelijk om de beëindiging van de door de gemeente in alle vrijheid toegekende subsidie om redenen die los staan van de onderwijsbegeleidingszaak. Het was namelijk een bezuinigingsmaatregel, waarbij het GPC onevenredig werd benadeeld ten opzichte van het GCO. Deze handelwijze is onzes inziens in strijd met beginselen van een behoorlijk bestuur. Het besluit is niet, zoals b. en w. stellen, genomen met het oog op het belang van het GCO, maar enkel vanwege bud gettaire motieven. Het is buiten alle proporties te stellen dat bijvoorbeeld de Johannes Boger- 3 manschool gebruik moet maken van het GCO om diens voorzieningenniveau te handhaven. Als dit nu nodig is, dan was het zeker nodig geweest in 1982 toen het ging tussen de Schoolbege leidingsdienst Leeuwarden en het GPC. Toen heeft het niet gespeeld en nu speelt het zeker niet. Onjuist is ook de bewering van b. en w. dat nu juist een gelijke behandeling plaats vindt, omdat de gemeente geen enkele begeleidingsdienst meer subsidieert. De gemeente draagt financieel bij in het GCO en dat is hetzelfde als subsidiëren. Dit heeft de wethouder ook letterlijk gezegd, ik citeer: "Wat aan de orde is, is dat wij kiezen voor de subsidiëring van een samenwerkingsdienstOnder verwijzing naar het minderheidsstandpunt van de raadsadviescommissie is het onjuist te stellen dat het GCO ten volle tegemoetkomt aan de wen sen tot schoolbegeleiding overeenkomstig de eigen overtuiging. Dan zal een extra personeels lid aangetrokken moeten worden en dat kost meer dan de subsidie aan het GPC Dit laat ove rigens overlet het recht op vrije keuze van de schoolbesturen. Nog een enkele opmerking over het rapport van de meerderheid van de raadsadviescom missie. De raadsadviescommissie concludeert verschillen tussen het GCO en het GPC. Ten aanzien van het gelijkheidsbeginsel maakt dit geen verschil. Het gelijkheidsbeginsel wordt ge weld aangedaan omdat de subsidie voor één dienst wordt verminderd en voor de andere wordt beëindigd. De bewering van de raadsadviescommissie dat de verlenging van de subsidie in 1982 eenmalig is geweest is ook niet juist. Ook de daarop volgende jaren tot en met dit jaar is die verleend. Toekenning van subsidie is ook niet gedaan in afwachting van de nieuwe wet. Daarvan was toen nog geen sprake. Het beroep van de commissie op het feit dat de gevolgen van de genomen maatregel voor het GPC niet ernstig genoemd kunnen worden is wel heel zwak. Je kunt het net zo goed omdraaien: de besparing voor de gemeente door beëindiging van subsidie aan het GPC zet nauwelijks zoden aan de dijk. Conclusie: de overwegingen van de commissie moeten als onjuist en onvoldoende worden gekwalificeerd en dienen niet te leiden tot ongegrondverklaring van het bezwaarschrift. De heer Stassen Als vertegenwoordiger van de kleinst mogelijke minderheid in de Raads adviescommissie voor de Beroep- en Bezwaarschriften wil ik namens mijn fractie het volgende opmerken. Het herwaarderingsvoorstel voor het per 1 januari 1988 stopzetten van subsidie aan de Stichting(De Voorzitter: Mag ik u even onderbreken? Ik vraag mij af of het erg wijs is dat minderheden en meerderheden van de raadsadviescommissie hier allen het woord gaan voeren. Er ligt een advies van de adviescommissie waar de raad een uitspraak over moet doen. Alles kan natuurlijk, maar ik zou u toch willen vragen daar enige beperking bij aan de dag te leggen, want anders wordt hier datgene herhaald wat in de commissie reeds is behan deld.) De raadsbrief die voorligt is vrij summier en het lijkt mij nodig aan te geven waarom ook wij vinden dat het bezwaarschrift gegrond moet worden verklaard. Ik wil mij uiterst be perken, ik begrijp dat de tijd vanavond zeer kostbaar is. (De Voorzitter: Daar gaat het mij niet om. Het lijkt mij eleganter dat u dan een lid van uw fractie het woord laat voeren, omdat anders de verleiding heel groot is dat alle leden van de raadsadviescommissie beginnen te her halen wat ze in die commissie al hebben gezegd. Dat laat het recht van iedere fractie natuur lijk onverlet om kenbaar te maken dat men een andere mening heeft. Ik heb er echter moeite mee wanneer de leden van commissies hier nog weer een keer datgene overdoen wat in de com missie al is gezegd, zeker wanneer het gaat om de Raadsadviescommissie voor de Beroep- en Bezwaarschriften die een heel specifieke taak heeft. Maar goed, ik laat u nu verder uitspre ken. Ik geef de raad echter in overweging dit bij volgende gelegenheden anders op te pak ken.) Als dit een vaste lijn is binnen deze raad zal ik mij daar met alle gemak naar schikken, mijnheer de voorzitter. Ik juich dat alleen maar toe. Bij dit besluit speelt naast een beleidsafweging binnen de raad ook de afweging van de rechtmatigheid een rol. Binnen onze fractie leeft de mening dat het bezwaarschrift gegrond moet worden verklaard en wel om twee redenen: het motiveringsbeginsel is niet tot zijn recht gekomen en over het gelijkheidsbeginsel valt ook het een en ander te zeggen. Onjuist is het motief - ik zal het zeer kort maken, maar het zijn allemaal zaken die in de raadsadviescommis sie niet in extenso ter tafel zijn gekomen - dat ontleend wordt aan de overgang van het stel sel van de rijkssubsidieregeling naar de Wet op de onderwijsverzorging. Dit behoort in deze zaak geen enkele rol te spelen. Het is een technisch bezwaar, maar ik begrijp dat ik dit niet geheel kan toelichten. Een tweede reden waarom het motiveringsbeginsel niet tot zijn recht is gekomen is de volgende. In de toelichting die destijds bij de herwaarderingsoperatie is gege ven en thans in de raadsbrief, wordt niet ingegaan op de gevolgen van het stopzetten van de subsidie aan het GPC. De beginselen van behoorlijk bestuur brengen mee dat daarnaar een onderzoek moet worden ingesteld. In dit opzicht mist het gewraakte besluit elk motiveringsbe ginsel. De derde reden waarom het motiveringsbeginsel niet tot zijn recht komt is dat het be zuinigingsmotief zwak is als door de gereformeerde basisschool een begeleidingsverzoek zou worden gedaan aan het GCO. De investering die daarvoor nodig is zou het subsidiebedrag wel eens kunnen overtreffen. Ik wil hier trouwens een suggestie aan verbinden die zeker niet in de Raadsadviescommissie voor de Beroep- en Bezwaarschriften op haar plaats is. Waar om wordt hier nu niet met zoveel woorden voorgesteld de uitsparing die een en ander voor het GCO heeft - f. 7.800, dat is het bedrag dat het GPC volgend jaar denkt nodig te

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1987 | | pagina 2