12
laatste betreft heeft het rijk de gemeenten en uitvoerende instellingen opgescheept met veel
onduidelijkheden en twijfels. De snelheid waarmee het een en ander gepaard is gegaan heeft
daarbij mijns inziens parten gespeeld. Ik hoop dan ook dat de rijksoverheid met de invoering
van de Invoeringswet Kaderwet volwasseneneducatie (IKVE) zorgvuldiger te werk zal gaan.
Tevens wil ik in dit kader mijn zorg uitspreken over het feit dat de inhoud van die volwas
seneneducatie marktgericht dreigt te worden en dat algemene oriëntatie en vorming op de
achtergrond dreigen te raken.
Niettegenstaande de startproblemen van de basiseducatie, waarbij ook nog geen vergelij
kingsmateriaal uit andere projecten aanwezig was, is het Educafief Beraad van Leeuwarden
er mijns inziens in geslaagd een gedegen Programma Basiseducatie samen te stellen. Hierbij
zijn de in het programma genoemde doelstellingen voldoende geconcretiseerd in activiteiten
en worden de genoemde doelgroepen op een goede wijze bereikt.
Kortom, mijn fractie stemt in met de programmering en complimenteert daarbij het Educa
tief Beraad met het feit dat men er in 1988 reeds in is geslaagd een activiteitenoverzicht te
maken, hoewel dit in eerste instantie pas in 1989 het geval zou zijn.
Er is echter één onderdeel binnen het programma, mijnheer de voorzitter, waar mijn frac
tie moeite mee heeft en dat is de constructie van de stichting. Vooropgesteld wil ik zeggen
dat wij blij zijn met het feit dat de voorlopers van de basiseducatie, Het Baken, het Vor
mingswerk Jonge Volwassenen (VJV) en het Fries Avondcollege, per 1 augustus 1987 zijn ge
komen tot de oprichting van een dergelijke Stichting voor Volwasseneneducatie. Grote moeite
hebben wij echter met de in het programma voorgestelde constructie van de stichting waarin
de Instelling voor ondersteuning eveneens terecht zal komen.
Hoewel een definitieve vormgeving van het Educatief Centrum nog plaats moet vinden is
mijn fractie met het college van mening dat voorkomen moet worden dat de Instelling voor on
dersteuning onder welke bestuurlijke constructie dan ook onderdeel gaat uitmaken van de
Stichting voor Volwasseneneducatie Het Baken. Onderbrenging bij deze stichting leidt mijns
inziens tot belangenverstrengeling tussen het uitvoerende en ondersteunende werk. Daar
naast is het uitvoerende werk van de stichting plaatselijk gericht met een plaatselijk budget,
terwijl het ondersteunende werk daarentegen regionaal is gericht met een provinciaal budget.
Ook naar de regio toe kan dit verwarring brengen.
Ten slotte wil ik nog wijzen op het feit dat de ondersteuning in de toekomst gericht zal
zijn op het brede veld van de volwasseneneducatie en niet alleen, zoals dat tot nu toe het ge
val is, op de basiseducatie. Niet voor niets zijn in de rijksregeling uitvoering en ondersteu
ning gescheiden. Hoewel het bekend is dat de ondersteuningsstructuur van de volwassenen
educatie een aangelegenheid is van het provinciaal bestuur, dringt mijn fractie erbij het col
lege op aan alles in het werk te stellen de Instelling voor ondersteuning in een aparte, even
tueel regionale bestuursstructuur onder te laten brengen.
De heer Rozema: Mijn fractie heeft mogen concluderen dat het Programma Basiseducatie
een degelijk plan is geworden, waarmee gewerkt kan worden voor de in aanmerking komende
groepen. Wat de doelgroepen betreft zou ik toch willen pleiten voor wat meer aandacht en in
spanning voor de groep gehandicapten en niet alleen met name voor de jongeren van deze
groep zoals ik tot mijn verbazing lees op bladzijde 26 van het programma. Hun situatie is vaak
één van blijvende achterstand en kwetsbaarheid zodat onzes inziens prioriteit ten gunste van
deze groep wel op haar plaats zou zijn.
Het is goed dat veel cursussen erop gericht zijn om deelnemers aan werk te helpen. Ik
ben het echter met de heer Heidstra eens dat deze marktgerichtheid wel goed is als niet ver
geten wordt dat ook voldoende aandacht besteed moet worden aan persoonlijkheidsontplooiing.
Als laatste punt wil ik mijn zorg uitspreken over de nadelige financiële consequenties voor
Leeuwarden tengevolge van de nieuwe landelijke regeling. Wij zijn van mening dat dit pro
gramma een goed uitgangspunt kan zijn voor de basiseducatie in Leeuwarden.
De heer Krol: Het is goed om het Educatief Beraad, dat in eerste instantie verantwoorde
lijk is voor de opstelling van dit programma, een compliment te maken voor het feit dat men
er in is geslaagd een zo evenwichtig programma op tafel te leggen. Wij gaan akkoord met dit
programma. Ik wil daarbij nog drie opmerkingen maken.
Het is verheugend dat wat de institutionele vormgeving betreft een en ander geleid heeft
tot een Instelling voor basiseducatie.een Instelling voor vormmgs- en ontwikkelingswerk en
een Instelling voor ondersteuning. Deze instellingen worden allemaal bestuurlijk onderge
bracht bij de Stichting Het Baken. De CDA-fractie vraagt zich echter af of de Instelling voor
ondersteuning niet beter regionaal zou kunnen worden ondergebracht - de heer Heidstra
heeft dat ook gevraagd - in verband met vermenging van belangen.
Verder zou ik namens mijn fractie nog eens willen benadrukken dat het waarschijnlijk ook
ten behoeve van de deelnemers verstandig zou zijn om te blijven trachten enige regionale sa
menwerking van de grond te krijgen ten aanzien van programma-aanbod, -afstemming en/of
financiële afstemming.
13
Wij gaan akkoord met het financiële gedeelte voor wat betreft 1988. Bij de bespiegelingen
omtrent 1989 en volgende jaren willen wij nog opmerken dat wij, mede gelet op de financiële
situatie die zich dan voordoet, zullen bekijken of en in hoeverre wij mee kunnen gaan met
een aanvulling van het rijksbudget uit eigen gemeentelijke middelen, uiteraard met inachtne
ming van eerdere besluitvorming in deze raad.
Mevrouw Vlietstra (weth.): Ik ben het met de heer Heidstra eens dat er nog veel ondui
delijk is, misschien nog het minst voor wat betreft de basiseducatie, maar zeker, als je bre
der kijkt, voor wat betreft het totale veld van de volwasseneneducatie. Dat betekent voor ons
als gemeente dat wij nog steeds niet echt weten waar wij op iets langere termijn aan toe zijn
op het terrein van de volwasseneneducatie. Bovendien hollen wij als gevolg van het feit dat
wij vorig jaar augustus vrij geforceerd de regeling moesten invoeren nog steeds wat hijgend
na. Thans zijn wij bezig met een inhaalmanoeuvre. Een en ander heeft ertoe geleid dat dit
programma niet tijdig bij het ministerie ingediend kon worden. Overigens voldoet wat dat be
treft ook het ministerie niet aan toezeggingen. Zo hebben wij onder andere op het programma
voor 1987 van de kant van het ministerie nog steeds geen reactie gehad.
ïk ben het met de heer Heidstra en de twee andere sprekers eens dat het Educatief Be
raad erin is geslaagd om hier een goed afgewogen programma neer te leggen, waarin ook veel
duidelijker dan in het vorige programma te zien is uit welke activiteiten het programma het
komende jaar zal gaan bestaan en welke omvang die activiteiten hebben.
Een punt waar zowel de heer Heidstra als de heer Krol op in zijn gegaan betreft de on
dersteuning. Het is inderdaad op dit moment zo dat zowel de basiseducatie als het vormings-
en ontwikkelingswerk en de ondersteuning gebundeld zijn in één instelling, 't Baken. Wij
hebben daar in het programma 1987 van gezegd dat wij daar voorlopig in afwachting van de
provinciale plannen mee kunnen instemmen omdat mensen anders ergens tussen wal en schip
zouden raken. Op dit moment zijn de provinciale plannen nog steeds niet rond. Er ligt wel
een voorstel om over te gaan tot het instellen van drie regionale educatieve centra, maar hoe
daar de organisatievorm van zal zijn - worden het zelfstandige stichtingen of worden ze er
gens bij aangehaakt - is op dit moment niet duidelijk. Provinciale staten zullen daar een be
sluit over moeten nemen. Bij het vorige programma hebben wij uitgesproken - ook de raad
heeft dat gedaan - dat wij een loskoppeling willen van de functies uitvoering en ondersteu
ning om dezelfde redenen die de heren Heidstra en Krol naar voren hebben gebracht. Dat
standpunt is het college nog steeds toegedaan. Ik begrijp dat ook de raad ons daar opnieuw
in steunt. Wij zullen inderdaad voor zover dat in ons vermogen ligt aan de provincie duide
lijk maken dat wij dit een ongewenste ontwikkeling vinden.
De heer Rozema heeft gezegd dat er eigenlijk meer aandacht gegeven moet worden aan
activiteiten voor gehandicapten. Het vorige programma en ook dit programma zijn met name
samengesteld op basis van de activiteiten van de voorlopers. Wij hebben al aangekondigd dat
wij in het programma 1989 meer rekening hopen te houden, op basis van de uitvoering van
het programma 1987, met de behoeften van deelnemers. Als blijkt dat er voor wat die groep
deelnemers betreft meer of andere behoeften liggen, dan neem ik aan dat daar in het Educa
tief Beraad rekening mee gehouden zal worden. De heer Rozema zal in het programma 1989
nog eens extra op dat punt moeten letten.
Ik deel de zorgen van de heer Rozema over de financiële ontwikkelingen. In de raad heb
ben wij het daar al vaker over gehad. Ook de heer Krol heeft daar op gedoeld. Hij heeft dat
overigens ook bij de behandeling van het programma 1987 gedaan. Tijdens de herwaarderings
operatie van april is door de raad uitgesproken dat wij vooralsnog uitgaan van een budget
van 1,2 miljoen gulden voor de basiseducatie vanaf 1989 en dat daarnaast bekeken zal worden
of regionalisering en het formuleren van een minimaal noodzakelijk aanbod basiseducatie zou
den kunnen leiden tot verdere besparingen. Dat is toch een wat omgekeerde redenering dan
welke de heer Krol volgt, namelijk dat je er als gemeente extra geld bij zou moeten leggen.
Mijnheer de voorzitter, ik wil het hierbij laten.
De Voorzitter: Wenst iemand in tweede termijn het woord? Als dat niet het geval is dan
vraag ik of iemand stemming verlangt.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w.
Punten 15 t.e.m. 19 (bijlagen nrs. 350, 351, 356, 355 en 361).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en \v
De Voorzitter sluit, om 20.35 uur, de vergadering.