40
Daarmee hebben wij tegelijkertijd een enorm dilemma te pakken. Want de financiële mid
delen om die steden van kwaliteit, dat fundament, ook werkelijk vorm te geven zijn beperkt.
Het geld dat wij nu hebben is net voldoende om de normale gang van zaken op een uiterst
sobere manier uit te voeren. Het probleem is dus dat, als wij nu de basis willen leggen voor
een goede stedelijke ontwikkeling in de komende jarenwij daar zelf niet voldoende geld voor
hebben. Vandaar ook dat het college zal trachten op een viertal terreinen zogenaamde investe
ringsprogramma's op te zetten. De gebieden zijn: de infrastructuurde cultuur, de recreatie
en het economisch terrein^ Met de% investeringsprogramma's gaan wij de boer op, met name
naar de verschillende Haagse departementen maar deels ook naar de provincie en het bedrijfs
leven. Alleen op die manier zal het?ons lukken de stad Leeuwarden ook in de toekomst vol
doende draagvlak voor een goede stedelijke ontwikkeling te geven.
Tot slot van deze algemene introductie een opmerking in de richting van de VVD. Ik
vond dat D66 goed de algemene lijn te pakken had, de verschuiving door had in de sfeer van
dat er meer aan vernieuwing gedaan wordt. De VVD daarentegen geeft mijns inziens op geen
enkele manier te kennen inzicht te hebben in waar wij allemaal mee bezig zijn. Het beleids
plan zou koud en kil zijn. Ten aanzien van de positie van Leeuwarden zouden wij het hoofd
in de schoot hebben gelegd. Stadsvernieuwing zou zonder sprankeling worden uitgevoerd.
Er zou sprake zijn van een eenzijdig emancipatiebeleid. En voor de reorganisatie waren tot
nu toe alleen maar mooie woorden in het geding. Ik vind dit kwalificaties die niet met de
realiteit in overeenstemming zijn.
Ik heb zojuist al gezegd dat er geld nodig is voor de stedelijke kwaliteit. In feite draait
het natuurlijk ook allemaal om geld. Vandaar dat ik nu aangekomen ben bij het onderdeel
financiën
De PvdA onderstreept in dit verband het feit dat er vooruitgang is geboekt met betrek
king tot het middelenbeheer en dat dat in de komende jaren centraal moet blijven staan. Het
college onderschrijft die opstelling.
Het CDA en D66 nemen reeds thans het standpunt in dat toekomstige en op dit moment
reeds zichtbare meevallers in beginsel dienen te worden aangewend voor lastenverlichting
voor de burgers. Daarbij komt aan die lastenverlichting in veel gevallen een hogere priori
teit toe dan aan nieuw beleid. Op zich een sympathieke intentieverklaring, maar wel een die
zich naar mijn smaak met een zekere spanning verhoudt ten opzichte van een aantal zaken
die wij ook willen en ook geld kosten en ten aanzien waarvan het CDA net zo goed zijn op
vattingen presenteert. Ik noem in dit verband een aantal punten uit de algemene beschou
wingen van het CDA die aan de orde zijn gesteld: de kortingsactie Hemrik, het openbare
ordebeleidvandalisme bestrijding, de bouw van een concertzaal, studentenvoorzieningen,
een museum voor moderne beeldende kunst, voor de Harmonie zou in principe zelfs gekozen
moeten worden voor een geheel nieuwe accommodatie, Friese taal, cultuur en televisie, en een
samenhangend beleid met betrekking tot langdurig werklozen. In die zin zit er mijns inziens
toch een tegenstrijdigheid in de reactie van het CDA.
Ik ga er voorlopig maar van uit dat het CDA bedoelt dat in elk beleidsplan de afweging
tussen wat wij willen aan de ene kant met betrekking tot lastenverlichting en wat wij willen
aan de andere kant met betrekking tot nieuw beleid nadrukkelijk en zorgvuldig aan de orde
dient te komen. Het is namelijk de opvatting van het college dat je niet een pas op de plaats
kunt blijven maken. Sterker nog, dat kan op termijn wel eens nadelig zijn voor de lasten
druk van de burger. Ik zal dat punt nog wat nader toelichten.
De belastingen worden in Leeuwarden opgebracht door huishoudens en bedrijven. Omdat
Leeuwarden relatief een grote werkgelegenheid kent - 25% van de Friese werkgelegenheid zit
in Leeuwarden - nemen bedrijven een relatief groot deel van de totale belastingen voor hun
rekening. Zoals gezegd, de toekomst van de stedelijke en economische ontwikkeling wordt
bepaald door de kwaliteit van de stad. Met andere woorden, als er niet voldoende geïnves
teerd wordt in het op peil houden en het verder ontwikkelen van voorzieningen - stadsver
nieuwing, enz. - dan heeft dat op de langere termijn ook een weerslag op de economische
ontwikkeling die af zal nemen. Daarmee zal de belastingopbrengst van de bedrijven ook afne
men. De verhouding tussen belastingopbrengst van burgers en bedrijven verschuift dan ten
nadele van de burgers hetgeen zich doorzet in de woonlasten. Kortom, een beleid dat te veel
gericht is op lastenverlichting voor de burgers en daarmee geen ruimte creëert voor het
investeren in de toekomst, loopt het risico in een neerwaartse spiraal terecht te komen.
D66 heeft nog een andere opmerking gemaakt over de lastendruk, namelijk over de ma
nier waarop je die uitdrukt. Men stelt dat uitgedrukt in een bedrag per woning Leeuwarden
relatief "hoog" scoort - een van de drie laagste gemeenten in het land; het gaat daarbij wel
om gemeenten die voorkomen op het overzicht van Tilburg -, maar dat uitgedrukt in een ge
middelde opbrengst per inwoner Leeuwarden bij de Nederlandse top tien hoort. Vandaar
terughoudencLbeleid. Ook D66 stelt: geleidelijke tariefsverlaging. Op dat laatste punt ben
ik al ingegaan.
De discussie over de vraag hoe je nu het beste de lastendruk kunt presenteren blijft
uiteindelijk mijns inziens een arbitraire discussie. Landelijk gezien wordt gekozen voor een
benadering waarbij de lastendruk wordt uitgedrukt per woning zeg maar per huishouden.
41
Ik vind dat ook het meest reëel. Het zijn ook altijd huishoudens die belasting betalen, waar
bij het wat minder relevant is of dat nu grote of kleinere huishoudens zijn. Ik wil er overi
gens op wijzen dat de meest recente cijfers aantonen dat Leeuwarden ook in de Friese situatie
niet overdreven hoog scoort met de belastingdruk voor de burgers. Ik wil enkele cijfers
noemen, mede gelet ook op de opmerking dat het niet zoveel zin heeft om een vergelijking te
maken met andere steden in Nederland maar dat het relevanter is aan te geven hoe de Friese
situatie is. Ik geef de cijfers over 1987 per woning. Leeuwarden f. 438, Boarnsterhim
f. 433,ongeveer gelijk aan Leeuwarden. Franekeradeel f. 537, bijna f. 100,meer
dan Leeuwarden. Harlingen f. 514, ook een beduidend bedrag hoger dan onze gemeente.
Smallingerland f. 424,ongeveer gelijk. Sneek f. 436, ook ongeveer gelijk. Tot slot
Tietjerksteradeel f. 339, bijna f. 100,lager dan Leeuwarden. Uit dit overzicht blijkt
dat Leeuwarden gerelateerd aan de Friese verhoudingen ongeveer in het midden zit en niet
overdreven hoog scoort.
Dan een aantal andere opmerkingen. De VVD is van oordeel dat er nog steeds te opti
mistisch wordt geraamd en dat het college de moed moet hebben maatregelen te treffen. Het
college is het daar niet mee eens. Met de tussentijdse herwaarderingsoperatie van april is er
goed orde op zaken gesteld. En, zoals al vaker gezegd, elke beoordeling van de toekomst
heeft elementen van onzekerheid in zich, maar dat is wat anders dan optimistisch ramen.
D66 en PvdA spreken hun genoegen uit over het verschijnen van een voorjaarsnota.
Waarvan akte! Eén opmerking daarbij. De suggestie om daar ook alvast politieke keuzes aan
te koppelen - dat stelt de PvdA voor - lijkt mij moeilijk uitvoerbaar. In feite schuiven wij
daarmee het opstellen van het beleidsplan naar voren. Het beleidsplan is toch het plan waar
in wij juist die politieke keuzes bespreken en presenteren.
D66 pleit ervoor dat, indien bij de voorjaarsnota blijkt dat het beleidsplan 1989-1993 geen
grotere tekorten vertoont dan nu het geval iser toch besloten zal moeten worden tot een
beperkte aanvullende herwaarderingsoperatie teneinde nieuw tegen oud te kunnen afwegen.
Wij zullen onze gedachten daarover laten gaan. Op zijn minst moet daarbij onderscheid wor
den gemaakt in voorstellen gericht op efficiency en voorstellen gericht op extensivering, het
afstoten van taken. Wat dat laatste punt betreft moet ik zeggen dat ik wat huiverig ben om
dat in het kader van een permanente herwaardering mee te nemen. Moet je na zes jaar bezui
nigen nog eens, als dat niet echt noodzakelijk is, voorstellen tot verdere afbouw gaan ont
wikkelen? Bovendien zijn dat ook keuzes waar de raad zelf mee kan komen. Binnen het
college zullen wij het daarover in het kader van de voorjaarsnota nog eens hebben en een
standpunt ter zake innemen. Iets anders ligt het met de voorstellen gericht op efficiency.
Daar is permanente aandacht voor besparing op zijn plaats en is dus ook permanente her
waardering aan de orde.
Tot slot de GPV/RPF/SGP-fractie. Wij zitten momenteel onder de minimumgrens van drie
miljoen gulden. Men vraagt zich af of dat wel tijdelijk is. Steken wij niet voor de zoveelste
keer de kop in het zand? De fractie staat bovendien op het standpunt dat moet worden afge
zien van de minst dringende uitgaven voor bestaand en nieuw beleid zodat de reserve niet
beneden de drie miljoen gulden komt. Ik vind dat toch een wat somber verhaal. De vraag in
hoeverre je onder die ondergrens moet zakken is een politieke keuze. Het college vindt dat
verantwoord. Bovendien moet er ruimte zijn voor nieuwe zaken en de mogelijkheden om be
staand beleid te verminderen zijn onderhand uiterst beperkt.
Tot slot van het financiële deel van mijn reactie wil ik er nog eens op wijzen dat dit be
leidsplan ten opzichte van voorgaande jaren sluit met een hoger batig saldo dan ooit. Tot
en met het beleidsplan 1986-1990 waren wij tevreden als het laatste jaar sloot met een saldo 0.
Vorig jaar hebben wij daar voor het eerst als gevolg van de ontdekking van het begrip
"perspectivische verkleining" verandering in gebracht. Dat beleidsplan sloot met een positief
resultaat van krap drie miljoen gulden. Voor het thans aan de orde zijnde beleidsplan sluit
het laatste jaar met een positief saldo van bijna vijf miljoen gulden. Een situatie die wij nog
nooit eerder hebben gehad, want zelfs in onze rijke tijden gingen wij direct plannen beden
ken om dat geld te besteden. Dat doen wij nu niet omdat wij de invloed van de perspecti
vische verkleining hebben leren kennen. Maar in feite zit in het beleidsplan in ieder geval
op termijn een zeer aanzienlijke financiële reserve. En ook dat is voor mij een reden om te
zeggen dat het verantwoord is om tijdelijk onder de grens van drie miljoen gulden te zakken.
Ik wil dan nu een reactie geven op opmerkingen rond de meer specifieke inhoudelijke
thema's. Vooraf een algemene opmerking. De fracties van PAL en D66 maken zich nogal
zorgen over de zwaarte van mijn portefeuille. Werkgelegenheid of financiën zou naar andere
collegeleden overgeheveld moeten worden. Dank voor deze bezorgdheid. Toch is er volgens
mij sprake van een gigantisch misverstand op het moment dat gesuggereerd wordt dat snel
heid van beleidsontwikkeling afhankelijk is van de wethouder, dat de drijvende krachten
ontbreken op het niveau van het dagelijks bestuur. Het lijkt mij goed er melding van te
maken dat wethouders het eigenlijke werk niet doen. Wethouders schrijven geen b. en w.-
nota's en raadstukken, want dat doen ambtenaren. Wethouders sturen op hoofdlijnen, stimu
leren, coördineren en initiëren. Het eigenlijke werk doen zij echter niet.
Waar het in feite om gaat is heel simpel. Ik zal het ook bij deze algemene beschouwingen