48
beleid. Het lijkt mij beter om hierover binnenkort concreter met elkaar verder te praten. In
dit verband wil ik echter nu al namens het college uitspreken dat wijbinnen de smalle marges
die ons resten binnen het door de regering geformuleerde beleid, zeker aan de wens die de
heer Duijvendak heeft uitgesproken - ik heb dat overigens ook al in de afdeling gezegd -
zullen werken.
De heer Koopmans heeft gezegd dat er veel belang wordt gehecht aan een nota over het
ouderenbeleid die uitgaat van een de behoeften van de ouderen dekkend programma. Hij heeft
daarbij met name gewezen op de behoefte aan contingenten in de sfeer van de woningbouw.
Ik ben dat met de CDA-fractie eens. Er zijn al eerste stappen gezet in de richting van de pro
vincie om een beroep te doen op het extra contingent. Maar zoals u weet is de toewijzing aan
Friesland zowel van ons normale contingent als dat van de extra mogelijkheden onlangs nog
sterk beperkt. Het zal dus een heel gevecht worden om het begrip "dekkend" zoals de heer
Koopmans dat heeft geformuleerd volledig in te vullen. Op dat punt doen wij ook ons best.
De heer Koopmans is bezorgd over de capaciteit van de MADI en is verheugd over het
besluit van het college om die eerste f. 40.000,een jaar op te schorten om de bekende
redenen. Ook dat punt komt in een eerstvolgende raadsvergadering nog apart aan de orde.
Ik wil daar dan nu ook niet verder inhoudelijk op ingaan.
Vervolgens heeft de heer Koopmans zijn voldoening uitgesproken over het voornemen om
te komen tot een rookverbod zoals dat door zijn fractie in de afdelingsvergadering is aan
gekaart. Ik moet hierover toch weer opnieuw de opmerking maken die toen ook is gemaakt,
namelijk dat het college het met de intentie om zo ver te komen eens is maar dat er toch enige
tijd genomen moet worden om te komen tot een zorgvuldig overleg met alle betrokkenen op
dat punt. Er moet een zodanige vormgeving gevonden worden dat deze zaak ook goed van
start kan gaan. Overigens is er over deze fundamentele kwestie geen misverstand, althans
geen verschil van mening.
De heer Dubbelboer heeft naar mijn gevoel een wat merkwaardige opmerking gemaakt
over de maatschappelijke hulp- en dienstverlening aan jongeren en dat geïdentificeerd met
het Kric. Ik zal dat maar een misverstand noemen, hoewel het ook iets ergers zou kunnen
zijn. Het Kric is natuurlijk niet specifiek en uitsluitend bedoeld voor crisisopvang van
jongeren en fungeert daar met name juist de laatste tijd niet meer voor, maar heeft de handen
vol aan de opvang van asielzoekers. De heer Dubbelboer zegt dat daar niet voldoende tijd en
ruimte aan wordt gegeven. Ik ontken dat, want dat gebeurt wel. Hij zet daar tegenover het
opendraaien van de kraan voor kinderopvang. Ik moet zeggen dat ik dat gewoon vind slaan
als een tang op een varken. Tegelijkertijd zegt de heer Dubbelboer dat er sprake is van
een vreemde manier van prioriteiten stellen. Dat is het niet, want het collegeprogramma is
daar vanaf het begin zeer duidelijk in geweest. Kinderopvang zal hoge prioriteit hebben en
als dat wordt vertaald in nieuw beleid dan lijkt mij dat heel consequent.
De heer Dubbelboer heeft ook gezegd dat het Straathoekproject summiere aandacht
krijgt. Ja, wellicht van zijn fractie maar toch niet van het college en van deze raad. Wij
hebben daar de laatste tijd nogal wat tijd en met name ook geld aan besteed. Op het ogen
blik is er een project aan de gang dat naar ieders voldoening functioneert en dat binnenkort
nog wordt uitgebreid met een woon-/werkproject waar wij op dit moment nog mee bezig zijn.
Hij koppelt een en ander aan de Hein Roethofprijs van Rotterdam. Ik denk dat je dan alleen
maar zou kunnen zeggen dat Leeuwarden op dat punt misschien ook zijn public relations wat
zorgvuldiger had kunnen verzorgen, maar dat dat inhoudelijk niets zegt over de aard van
het werk.
PAL heeft de kwestie van de politieke vluchtelingen, de asielzoekers, nog eens aan de
orde gesteld en dat genoemd de toetssteen voor het morele gehalte van de politiek. (De heer
Duijvendak: Dat is één van de toetsstenen.) Zelfs met die nuancering ben ik het met de PAL-
fractie eens. Vervolgens voegde de heer Duijvendak er aan toe - heel cryptisch - dat het
toch wel wat vervelend is voor die lokale CDA-bestuurders die weigeren om die lieden op te
nemen. Ik reken mij daar zelf niet toe en u bevestigt dat nu ook. Nochtans vraagt de heer
Duijvendak om in deze wat royaler te zijn. Het college heeft het volgende standpunt ingeno
men en blijft dat innemen. Wij willen 2 °/00 asielzoekers opnemen en willen dat best als
intentieverklaring uitspreken. Er zijn alleen twee redenen om het contract met de minister
dat dan gesloten moet worden nog niet te ondertekenen op dit moment.
In de eerste plaats vertoont de Roa-regeling die de minister heeft getroffen naar onze
mening nogal wat lacunes. Deze regeling behoeft dus verbetering. Wij willen de mogelijkheid
hebben om daarover nog eens bij de minister terug te komen.
In de tweede plaats moet de opvang niet alleen in omvang groot zijn, maar ook met name
naar de kwaliteit bepaalde verdiensten hebben. Ik heb daar onlangs nog weer eens over ge
sproken met de Stichting Vluchtelingenwerk en de Stichting Opvang Asielzoekers. Ook deze
stichtingen hebben gezegd dat zij, indien het college zou uitspreken dat het naar de 2°/00
wil, daar heel graag aan zullen meewerken. Zij hebben daar aan toegevoegd dat vooral zo
te doen dat het in een redelijke fasering kan en in een tempo dat zij kunnen bijhouden met
inachtneming van de gewenste kwaliteit. Als die randvoorwaarden in acht genomen kunnen
worden, dan is het college bereid toe te zeggen wat de heer Duijvendak van ons vraagt.
49
(De heer Duijvendak: Ik wil graag bij interruptie nog een vraag stellen. Het ministerie pre
senteert een aantal modellen aan de gemeente waaruit wij kunnen kiezen. Eén van de modellen
is dat je als gemeente aangeeft hoeveel °/00 asielzoekers je op wilt nemen, maar dat je de
fasering nog enigszins voor je houdt. Dat zou bijvoorbeeld kunnen afhangen van de capaci
teit die je aan huisvesting hebt. Ik heb begrepen dat wij tot nu toe niet voor dat model heb
ben gekozen, terwijl ik zou willen dat wij dat wel zouden doen. Je spreekt dan namelijk uit:
2 °/00. De precieze fasering komt dan later wel, want die hangt af van de concrete mogelijk
heden.) Het is inderdaad dat model. (De heer Duijvendak: Akkoord.) Wij kunnen in de com
missie wellicht nog eens praten over de fasering en de daarmee samenhangende zaken. Wat
betreft de PAL-fractie hoef ik geen verdere opmerkingen te maken.
In de eerste instantie van D66 heb ik geen opmerkingen aangetroffen waarvan ik meen
dat ik daar nu op in moet gaan.
In de richting van de heer Rozema wil ik nog een opmerking maken over zijn voorkeur
voor subsidiëring van het Gastouderproject als het gaat om kinderopvang en kennelijk niet
van andere instellingen. Of dat echt consequent is laat ik verder maar aan zijn beoordeling
over. Het zal duidelijk zijn dat wij kiezen voor een integrale aanpak, waarbij en Gastouder
project en overige vormen van kinderopvang als waardevolle voorzieningen binnen het ge
meentelijke voorzieningenpatroon worden gesubsidieerd en waarbij wij zelfs een poging doen
op dit moment om beide wat nauwer op elkaar te laten aansluiten.
Ik wil met deze reactie volstaan, mijnheer de voorzitter.
Mevrouw Vlietstra (weth.): Ik wil beginnen met het onderdeel onderwijs en de inbreng
van de verschillende fracties op dat punt langslopen.
De PvdA-fractie heeft mijns inziens terecht zorgen omtrent de ontwikkelingen binnen het
hoger beroepsonderwijs, omdat er binnen een aantal sectoren taakverdelings- en concentratie
operaties aan de gang zijn. Dat geldt voor de lerarenopleiding, voor het hoger gezondheids
zorgonderwijs en voor het kunstonderwijs.
Voor wat betreft de hogere gezondheidszorgopleidingen is inmiddels een plan aan de
minister voorgelegd, waarin wordt voorgesteld om het onderdeel fysiotherapie in Leeuwarden
op te heffen. Overigens heeft het bestuur van de Noordelijke Hogeschool zich daarmee niet
akkoord verklaard.
Voor wat betreft het kunstonderwijs is het nog niet zover. Er ligt wel een rapport van
een commissie waarin een aantal criteria is aangegeven op basis waarvan tot taakverdeling
en concentratie gekomen zou moeten worden. Ik wil een aantal criteria noemen. Bij voorkeur
moet gestreefd worden naar grote kunstopleidingen waarbinnen meerdere studierichtingen
aanwezig zijn. Kwaliteit is een criterium, maar ook de culturele infrastructuur binnen de
gemeente. Bovendien is een criterium dat deeltijdopleidingen alleen kunnen bestaan als daar
naast ook een volletijdopleiding op hetzelfde terrein aanwezig is. Als je die criteria sec los
laat op het kunstonderwijs zoals wij dat in Leeuwarden hebben, dan moet je concluderen dat
het er vrij somber uitziet. Alleen op het punt van het criterium kwaliteit scoren wij hoog,
met name als het gaat om het stedelijk Conservatorium. Dat betekent dus dat wij het conve
nant dat is gesloten tussen de provincie Friesland en de minister heel zwaar in die strijd zullen
moeten gooien, omdat dat mijns inziens de sterkste troef is om te zorgen dat het kunstonder
wijs hier blijft. In het convenant staat namelijk heel nadrukkelijk dat Friesland recht heeft
op levensvatbaar kunstonderwijs. Wij zullen die troef dus heel hard moeten gebruiken.
Een ander punt waarover wethouder Kessler ook al iets heeft gezegd is dat wij zouden
kunnen kijken hoe de culturele infrastructuur verbeterd kan wordenIn dat kader wordt
momenteel druk overleg gevoerd met de procincie en het college van bestuur van de Noorde
lijke Hogeschool om te kijken of het mogelijk is om met name in de sfeer van een concertzaal
het een en ander te realiseren. Het zal u niet verbazen dat wij de motie die mevrouw De Haan
op dit punt heeft ingediend van harte willen ondersteunen en die dan ook graag willen over
nemen.
Ik heb begrepen van mevrouw De Haan dat zij ingenomen is met het onderwijsbeleid in
zijn algemeenheid. Zij haalt nog even specifiek naar voren het aanstellingsbeleid ten aanzien
van vrouwen in leidinggevende functies. Zij constateert dat dat nogal wat weerstand oproept
en vindt dat deels begrijpelijk en deels onbegrijpelijk. Het college kijkt daar eigenlijk net zo
tegen aan. Voor een deel kunnen wij begrip opbrengen voor weerstanden. Niettemin vinden
wij dat het beleid zoals dat door de raad ingezet is - een inhaalbeleid gericht op vrouwen -
een terecht beleid is. Wij zullen dat beleid dus met kracht uitvoeren en doorzetten.
Dan kom ik bij de heer Koopmans. Hij is verheugd over de actieve beleidsvorming, maar
waarschuwt tegelijkertijd - ook andere fracties hebben dat gedaan - voor een te zware be
lasting van het onderwijsveld. Voor een deel is dat terecht. Ik denk dan met name aan de
druk die op het onderwijs terecht komt door allerlei bezuinigingsmaatregelen. Voor een ander
deel is de zorg voor een te zware belasting echter niet terecht en naar mijn idee ook wat ge
baseerd op een denkfout. Het eigen beleid zoals wij dat in een aantal nota's hebben neerge
legd en daarnaast de ontwikkeling van schoolwerkplannen/de ontwikkeling tot basisschool
zijn naar mijn idee geen aan elkaar tegenstrijdige zakenHet zijn juist zaken die in eikaars