2
punt omschrijving bijlage blz.
11. Verplaatsing van bewaakte fietsenstalling. 400 57
12. Gemeenschappelijke regeling taxivervoer Noord-Friesland. 392 57
13. Automatisering DSO en Woningbedrijf. 411 57
14. Beschikbaar stellen van een krediet voor het aanbrengen van voorzie
ningen in en bij woningen van het Gemeentelijk Woningbedrijf in 1988. 398 58
15. Het beschikbaar stellen van een krediet ten behoeve van het verrich
ten van haalbaarheidsonderzoeken naar de mogelijkheden van restau
ratie c.q. rehabilitatie van verspreide panden van het Gemeentelijk
Woningbedrijf in 1988. 397 58
15a. Rapportage omtrent de mogelijkheden om een besparing op de gemeen
telijke uitgaven ten behoeve van de Kinderboerderij te realiseren. 413 111
16. Privatisering kampeerterrein Kleine Wielen c.a. 401 119
17. Tijdelijke belegging van gelden. 402 58
18. Sluiten van kasgeldleningen. 403 58
19. Aangaan van onderhandse geldleningen. 404 58
20. Krediet in rekening-courant bij de NV Bank voor Nederlandsche Ge
meenten. 405 58
21. Wijzigen van de gemeentebegroting voor het dienstjaar 1987. 406 58
De Voorzitter: Ik open de vergadering. Er is bericht van verhindering van de heer
De Beer wegens ziekte en van de heer E.M. Janssen.
Het is mijn bedoeling er naar te streven dat vanmiddag de algemene beschouwingen
door de fractievoorzitters worden gehouden en dat vanavond het college in eerste termijn
antwoordt. Wij vergaderen door tot twaalf uur. Wanneer er tijd over is - ik ga daar
voorshands van uit - dan wil ik eerst de normale agenda afwerken, te beginnen bij punt
5. Wij kunnen vandaag de agenda dan zoveel mogelijk opschonen.
Aan de orde zijn de algemene beschouwingen.
Punt 1.
a. Algemene en financiële beschouwingen.
Mevrouw De Haan-Laagland: Mijnheer de voorzitter, ik heb mijn algemene beschouwin
gen de titel gegeven „Fut met'e suterichheid". Uit mijn verhaal zal wel blijken waar dat
op slaat.
Ik ga er van uit dat het ons aller belang is dat Leeuwarden een leefbare stad is. Een
levensvatbare, een levenskrachtige, maar vooral ook een levendige stad. Wat dat laatste
betreft zijn er wel eens mensen - vaak buitenstaanders - die zich afvragen of Leeuwarden
voldoende levendig is, voldoende „bruist". Wellicht zijn er ook Leeuwarders die op voor
hand nogal kritisch naar hun stad kijken. Daar is niets op tegen zolang men de positieve
punten niet uit het oog verliest. Wij lijden echter wel eens aan een overdreven mate van
bescheidenheid. Leeuwarders hebben terecht een grondige hekel aan „kapsones", maar die
nuchtere kijk mag er niet toe leiden dat wij blind worden voor zaken waar wij met recht
trots op mogen zijn. Laat ik een paar heel verschillende voorbeelden noemen:
1De omvang van de stadsvernieuwingswerken die in de oude stadswijken tot stand zijn
gebracht, is in deze raadzaal bekend. Toch is buiten onze gemeentegrenzen onvoldoende
bekend dat Leeuwarden in verhouding tot vergelijkbare gemeenten tot de koplopers be
hoort;
2. Een ander voorbeeld. Terwijl de gemeente Den Haag grote sier maakt in de publiciteit
met een minimabeleid, blijkt dat Leeuwarden het overgrote deel van die maatregelen al een
aantal jaren geleden heeft ingevoerd;
3. In vergelijking met andere gemeenten scoort Leeuwarden hoog op het terrein van de
kinderopvang. Voor deze voorwaardenscheppende activiteit voor emancipatie van de vrouw
werd in het nieuwe beleid steeds extra geld uitgetrokken;
4. Op een recente conferentie in Delft bleek Leeuwarden ten aanzien van het gemeentelijk
vredesbeleid ook goed te scoren. Onze nota Vredesonderwijs vond daar gretige aftrek;
5. Als van de kant van de provincie wordt gesuggereerd dat er in Leeuwarden zo weinig
gebeurt op het gebied van de cultuur, wordt daarbij niet vermeld dat onze gemeente
jaarlijks, dus structureel, meer dan 2 miljoen gulden meer binnen de cultuursector be
steedt dan vergelijkbare gemeenten;
6. Hoeveel mensen weten dat wij hier de op één na grootste hogeschool in het land heb
ben (meer dan 10.000 studenten);
7. Op het terrein van de sportvoorzieningen is ook een voorbeeld aan te wijzen: het
sportcomplex Kalverdijkje is in het Noorden uniek in zijn soort;
3
8. Velen weten dat Leeuwarden meer dan een kwart van de Friese werkgelegenheid voor
zijn rekening neemt en dus hét werkgelegenheidscentrum van de provincie is. Veel minder
bekend is dat de detailhandel hier bijna miljard gulden per jaar omzet en dat de Leeu
warder export, alleen al op het terrein van de voedingsmiddelen, de metaalsector en in
de handel en het vervoer per jaar 4 miljard gulden bedraagt. Dit alles wijst op de nodige
dynamiek.
De moraal van dit verhaal is niet dat wij in deze stad zelfgenoegzaam onderuit kunnen
zakken. Integendeel, de moraal is dat er veel aanknopingspunten zijn om als gemeente
zelfbewuster dan nu nog vaak gebeurt aan de weg te timmeren. En hiermee kom ik op het
public relations-beleid.
Via dat beleid moeten degenen die Leeuwarden een „suterich" etiket willen opplakken
worden geïnformeerd over wat hier wérkelijk gebeurt. De notitie van het college over de
positie van Leeuwarden in het Noorden was wat dat betreft een goed initiatief. Waar het
echter aan ontbreekt is de landelijke publiciteit. Mijn fractie vindt, mede gelet op hetgeen
er in het beleidsplan staat, dat de afdeling Voorlichting veel prioriteit moet geven aan
het zodanig presenteren en begeleiden van dit soort produkten dat ook de landelijke me
dia - en daarmee de landelijke politici - meer geïnteresseerd raken in wat hier gebeurt.
Onlangs waren een aantal niet-Noordelijke kamerleden in het Noorden, voor wie het
nieuw was dat de bestuurscommissie Noorden des Lands van mening is dat er een taak
verdeling moet komen tussen de stadsgewesten Groningen en Leeuwarden en dat dus niet
alles op de kaart van Groningen moet worden gezet. Weliswaar gaat het hier niet om het
publiciteitsbeleid van de gemeente maar van de drie Noordelijke provincies, in het bijzon
der Friesland, maar het is toch te gek voor woorden dat een voor Leeuwarden zo belang
rijk beleidsuitgangspunt blijkbaar nog niet eerder tot kamerleden was doorgedrongen. Ge
lukkig is dat mede dankzij de intensieve bemoeienis van wethouder Timmermans nu wel
het geval.
Leeuwarden heeft een offensief pr-beleid nodig. Natuurlijk spelen daarbij ook de VVV
en de Stichting Leeuwarden Promotion een rol. Dat beleid moet de nodige samenhang ver
tonen en dient niet op ad hoe basis te worden uitgevoerd. Ik wil dit gedeelte over het
pr-beleid afsluiten met twee concrete suggesties:
1. Friesland in het algemeen en Leeuwarden in het bijzonder dreigen in de vierde nota op
de Ruimtelijke Ordening totaal over het hoofd te worden gezien. Het lijkt wel of dit
landsdeel niet eens bestaat. Een blik op de kaart stelde mij overigens gerust. Maar de
boodschap in die vierde nota is zeer verontrustend. In een dergelijke situatie mag Leeu
warden niet volstaan met het benutten van de reguliere inspraakprocedures, maar zou de
gemeente, eventueel samen met de provincie, een ééndaagse conferentie kunnen organise--
ren met gezaghebbende sprekers en alle belangrijke kamerleden op het terrein van Ruimte
lijke Ordening en Economische Zaken.
2. Een geheel andere suggestie. Als wij het bevolkingsdraagvlak willen behouden en ver
sterken, dan moeten wij ook diegenen die zich nu in suburbane kernen vestigen, hier
zien te huisvesten. Daarvoor is niet alleen een concurrerend woonmilieu nodig, een goed
pr-beleid moet dat ondersteunen. Mensen van buiten, die een nieuwe werkkring in Leeu
warden aanvaarden, zouden direct na hun benoeming een wervend informatiepakket moe
ten ontvangen over de voordelen van het wonen in Leeuwarden met alle voorzieningen
binnen handbereik. Op dat moment gaan al die mensen op zoek naar huisvesting in Leeu
warden en de wijde omgeving. Kan de gemeente geen afspraak maken met alle bedrijven
van enige personeelsomvang dat het desbetreffende info-pakket bij de benoemingsbrief
wordt meegestuurd? Omdat de lokale economie ook baat heeft bij een groeiende bevolking
van en daarmee toenemende bestedingen in Leeuwarden, mogen wij vast wel op de steun
van het bedrijfsleven rekenen.
Langzamerhand ben ik aangekomen bij het terrein van de werkgelegenheid. Eén van
de allerbelangrijkste randvoorwaarden voor een leefbare stad is dat haar bewoners vol
doende uitzicht hebben op werk. Weliswaar is het aantal arbeidsplaatsen het afgelopen
jaar toegenomen met meer dan 1.600, maar de werkloosheid is nog meer gestegen. 25% of
tewel één op de vier bewoners die deel uitmaken van de beroepsbevolking heeft nu geen
werk. Het werkloosheidspercentage in Leeuwarden is daarmee bijna twee maal zo hoog als
het landelijk gemiddelde (13,7%) en dat is een ontwikkeling die ons grote zorgen baart.
Is de stijging van de werkloosheid - in tegenstelling tot de landelijke trend - op zich
al verontrustend, in het rijksbeleid worden die verschillen in economische ontwikkeling
tussen Friesland en de verstedelijkte gebieden eerder verscherpt en vergroot dan terug
gebracht. Ik verwijs naar de vierde nota op de Ruimtelijke Ordening. Daarnaast zien wij
een geconcentreerde inzet van middelen in de Randstad, variërend van gelden voor ver
betering van de infrastructuur tot aan het cultuurbeleid toe. Het college is terecht met
investeringsplannen op de proppen gekomen. Hoe ongunstig het nationale financiële ge
sternte voor wat betreft de honorering ook is, wij mogen het rijk houden aan de stadsge
west status die Kamerbreed aan Leeuwarden werd verleend en die de nodige verwachtin
gen heeft gewekt. Wij verwachten ook van het provinciaal bestuur onomwonden steun voor