74
nieuwe medewerkers van bedrijven binnen Leeuwarden, toegezegd die suggestie nader te
bekijken. Ik vind dat een heel positieve reactie van de kant van het college en de sug
gestie spreekt mij ook erg aan. De voorzitter heeft daarbij gerefereerd aan de activitei
ten die het college in het verleden heeft ondernomen in de richting van de medewerkers
van Aegon, toen duidelijk was dat dit bedrijf zijn vestiging in Leeuwarden zou concen
treren.
Ik heb vorig jaar de suggestie gedaan - ik zou die opnieuw willen doen - om binnen
kort in overleg met de makelaars en de woningcorporaties in Leeuwarden goed voorbereid
en goed getimed opnieuw actie te ondernemen in de richting van de medewerkers van
Aegon die de komende twee, drie jaar moeten beslissen waar zij in Leeuwarden of in de
omgeving daarvan willen gaan wonen. Het lijkt mij dat de activiteiten die het college in
het verleden heeft ondernomen nu geen effect meer zullen hebben en dat het alleszins is
aan te bevelen om opnieuw de potentiële inwoners van Leeuwarden die nu nog in Gronin
gen en omgeving zijn gehuisvest te benaderen. Ik zou op dat punt graag een reactie van
het college willen hebben.
De voorzitter heeft toegezegd dat het besluitenlijst je van b. en w. vanaf 1 januari
1988 wordt toegezonden. Daarvoor mijn dank.
Ik kom dan bij de reactie van de voorzitter op onze motie 8 over het versterken van
de positie van de raad. Ik kom daar straks nog op terug, maar ik wil hierover nu alvast
een paar opmerkingen maken. Waar het ons bij deze motie om gaat is dat wij met alle
raadsfracties systematisch de mogelijkheden nagaan van het verder versterken van de
positie van de raad. Het is niet toevallig dat wij die suggestie nu aan de hand van de
motie aan de raad voorleggen, omdat wij denken dat bij het uitwerken van voorstellen die
daarbij naar voren zouden kunnen komen vrijwel altijd sprake zal zijn van consequenties
naar de organisatie toe. De organisatie is op dit moment volop in beweging. Dat betekent
dat, als wij concrete voorstellen met betrekking tot de positie van de raad willen realise
ren en effectueren in die nieuwe organisatie, dat dan in het komende jaar zijn beslag
moet krijgen, zodat een en ander dan vervolgens kan worden geëffectueerd in die nieuwe
organisatie. Dus daarom nu deze motie met dit voorstel.
De suggestie van de voorzitter om voor deze zaak niet een aparte werkgroep in het
leven te roepen maar te kijken of een en ander via de Commissie voor Algemene Zaken
gerealiseerd kan worden vind ik acceptabel. Ik had zelf ook gedacht aan die commissie,
maar omdat het een raadsadviescommissie is krijg je toch een beetje een werkgroepachtige
situatie daarbinnen en dat leek mij wat minder duidelijk. Maar op zich is het mogelijk om
in een wat aparte functie van de Commissie voor Algemene Zaken met alle fracties om de
tafel te praten over de voorstellen en de gedachten die er leven om de positie van de
raad te versterken.
Voor de reactie van wethouder Kessler heeft mijn fractie veel waardering. De reactie
blonk uit in volledigheid, helderheid en duidelijkheid. Er is analyserend ingegaan op de
algemene beschouwingen van alle fracties. Met name ook het onderwerpsgewijs behandelen
van de inbreng van diverse fracties gaf een heel leuk overzicht van de verschillen in re
actie
Het punt van de belastingdruk waar ik in eerste instantie over heb gesproken, heeft
bij de wethouder tot de conclusie geleid dat dat toch een arbitraire zaak blijft: moet je
de belastingdruk uitdrukken in belastingdruk per inwoner of per woning. Ik wijs erop
dat het kiezen voor de factor belastingdruk per woning er toch wat vanuit gaat dat je
dan de gezinseenheid als maatstaf neemt en die valt min of meer samen met de woning-
eenheid. Wij weten ook dat het zeker geen regel meer is dat er sprake is van één inko
men per woning. De situatie wordt steeds meer dat er meerdere inkomens per woning
zijn. Ook op dat punt is er dus sprake van een zekere verschuiving. Daar komt nog bij
dat er sinds 1975 in Leeuwarden bij wijze van spreken geen inwoner meer is bij gekomen.
Toch zal wethouder Timmermans onmiddellijk moeten toegeven dat er sinds dat jaar toch
enkele duizenden woningen bij zijn gekomen. Dat betekent dat er zo geleidelijk aan op
basis van de factor belastingdruk per woning sprake is van een belastingdrukverlaging,
maar dat is toch een wat vertekend beeld.
Op dit moment is in Leeuwarden ten aanzien van de onroerend goedbelastingen spra
ke van een 100%-heffing bij de gebruikers en een 100%-heffing bij de eigenaren. Wij gaan
de komende drie jaar naar een situatie toe waarbij ook de afvalstoffenheffing aan het pla
fond zit, dus ook 100%. Die heffing kan dus gewoon niet hoger. Ook het rioolrecht is in
gevoerd en ten aanzien daarvan hebben wij ook al een paar verhogingen achter de rug.
De conclusie van D66 kan dan ook niet anders zijn - ik heb dat proberen aan te tonen
met het uitdrukken van de getallen in de belastingdruk per inwoner - dat wij op een
heel hoog niveau zitten wat betreft de gemeentelijke belastingen.
Dan de opmerking over een verschuiving binnen de portefeuilles. Ik vind dat wet
houder Kessler daar gisteravond toch wat luchtig op heeft gereageerd. Zijn reactie komt
er op neer dat de ambtenaren het werk doen en dat de bestuurders zich vooral met de
sturende taken bezig houden: coördineren, stimuleren en initiëren. Hij suggereert daar
75
mee een beetje dat de werkdruk wel wat meevalt. Het zijn volgens hem vooral de ambte
naren die het werk doen. Bestuurders schrijven geen nota's. Kortom, met de werkdruk
van de bestuurders valt het wel even mee. De indruk van D66 is toch een andere. Onze
inschatting is dat er bij dit college duidelijk sprake is van twee lichte portefeuilles en
drie zware portefeuilles, waarbij de portefeuille van wethouder Kessler volgens ons een
heel zware is. Wij denken dat een bestuurder toch voldoende ruimte moet hebben om de
ideeën die nodig zijn voor een goede ontwikkeling van de stad op een goede manier in te
brengen. Op dat punt denken wij dat de huidige situatie niet ideaal is. Dat is ook de
achtergrond van ons voorstel om toch eens te kijken naar een verschuiving van de por
tefeuilles binnen het college. Ik heb in dit verband gevraagd naar een reactie van de
fracties die in het college zitten. Mevrouw De Haan heeft daarop gereageerd; de heer
Koopmans heb ik daarover niet gehoord.
De reactie van wethouder Miedema. De stijl van beantwoording van wethouder Miede-
ma is een heel andere dan die van wethouder Kessler. Over het algemeen is de beant
woording van wethouder Miedema wat onduidelijker. Hij heeft altijd een wat omslachtige
manier van antwoorden. Ik heb er ook altijd moeite mee om precies zijn reactie op waarde
te schatten. Ik moet wel zeggen dat wethouder Miedema een meester is in het depolitise
ren van onderwerpen. Dat lukt hem keer op keer en dat is al een kunst op zich. Het
laat echter bij mij toch altijd een wat onbevredigend gevoel achter na discussies met de
wethouder in zowel de raad als de commissie.
De reactie van wethouder Miedema op motie 7 van D66 over het p.r.-beleid. Hij heeft
verwezen naar het actieplm, tweede fase, omdat daarin precies staat hoe de gemeente
omgaat met klachten. Ik vind dat toch een wat te gemakkelijk antwoord. Ik heb de rap
porten er nog eens op nagelezen en dan blijkt uit het onderzoek dat gedaan is onder 34
bedrijven in Leeuwarden dat 29% negatief oordeelt over de gemeentelijke houding en 9%
zeer negatief. Bijna dus 40%. Ik vind niet dat je een dergelijk cijfer dan kunt afdoen
door te zeggen dat er niet of nauwelijks klachten zijn, want dat is tot nu toe steeds de
stellingname van het college geweest over dit punt. Om op dit punt niet in een welles-
nietes spelletje verzeild te raken, heb ik het voorstel gedaan zoals dat verwoord is in
motie 7namelijk om die situatie nu echt zichtbaar te maken voor de Commissie voor Eco
nomische Zaken en Bedrijven.
De opmerking van wethouder Miedema over de privacyaspecten die gemoeid zijn met
het rapporteren over de contacten tussen de gemeente en het bedrijfsleven lijkt mij hout
te snijden. Ik ben echter van mening dat het op zich best mogelijk is om de Commissie
voor Economische Zaken en Bedrijven wel goed te informeren/te rapporteren, daarbij vol
ledig recht doend aan de privacy van de bedrijven. Ook bij het rapporteren in het kader
van de evaluatie van het meldpunt discriminatie hebben wij te maken met privacy-aspec-
ten. De formuleringen worden daarbij echter zo gekozen dat je de zaak toch beleidsin
houdelijk kunt beoordelen. Privacy van personen en bedrijven is daarbij niet aan de or
de. Om het college op dat punt tegemoet te komen zou ik onze motie 7 als volgt willen
aanpassen. Aan het onder punt 2 van de motie onder „draagt het college op" moet wor
den toegevoegd: „waarbij de privacy van het bedrijfsleven moet worden gewaarborgd".
(De Voorzitter: Ik schrijf dat er maar namens u bij.) Prima.
De reacties van de wethouders Heere en Vlietstra geven mij geen aanleiding om op
merkingen te maken.
De reactie van wethouder Timmermans. Er is één punt waar ik iets over wil zeggen.
Voor het overige stem ik in met zijn reactie. Het punt betreft het woningbouwbeleid. De
wethouder heeft gezegd dat voor wat betreft de toedeling van de grote contingenten aan
de randgemeenten er ook sprake is van een belangrijke verantwoordelijkheid bij de pro
vincie. Hij heeft verder gezegd dat de provincie een pak boter op haar hoofd heeft. Ik
vind dat hij daar terecht op heeft gewezen, maar ik vind ook dat wij ons daarmee er wat
te gemakkelijk van af maken. De kritiek die ik in mijn algemene beschouwingen heb ver
woord komt er op neer dat ook binnen de mogelijkheden van de gemeente Leeuwarden er
de afgelopen jaren te weinig aandacht is geweest voor de koopsector. Er zijn gelukkig
tekenen dat dat aan het veranderen is en er is gelukkig ook ruime politieke belangstel
ling voor dit onderwerp. In die zin ben ik dus hoopvol over de toekomst. De provincie
zal dat streven, als zij dat straks ook politiek duidelijk gaat vertalen, moeten ondersteu
nen door de contingenten aan de randgemeenten te beperken en de contingenten aan
Leeuwarden ruim voldoende te laten zijn. Ik kom dan nu bij de moties.
Motie 1 gaat over de positie van het hoger beroepsonderwijs. Deze motie heeft geheel
onze instemming.
Motie 2 gaat over de problematiek van de nieuwe armoede en het minimabeleid. Ik
vind het terecht dat de PvdA in haar algemene beschouwingen veel aandacht heeft ge
vraagd voor dit aspect. Ik heb dan ook totaal geen moeite met de inhoud van de motie.
Ik wijs er wel op dat de problematiek zeker gezien vanuit het beleid nogal complex ligt.
Ik refereer alleen maar even aan de kanttekening die de publicist Flip de Kam een aantal
maanden geleden over deze zaak heeft gemaakt, namelijk dat het niet zo gemakkelijk is