76 om op lokaal niveau de ondersteuning bij die groepen te geven die het echt nodig heb ben. Er liggen nogal vrij gecompliceerde situaties om daar achter te komen, maar dat moet ons er niet van weerhouden - dat was de conclusie van De Kam - om dan lokaal niets te doen. Een gedegen onderzoek op dat punt zou denk ik een belangrijke bijdrage kunnen leveren. In die zin wil ik ook graag de suggestie van de heer Duijvendak onder steunen om daarbij bijvoorbeeld de universiteit van Groningen te betrekken. Ik vind de suggestie van wethouder Vlietstra om de Commissie voor Welzijnsaangele- genheden hierbij te betrekken niet zo erg gelukkig gekozen. Gelet op het belang van het onderwerp is het goed om een soort stuurgroep te vormen waarin alle fracties, indien zij dat wensen, zitting hebben om op die manier de zaak, bijvoorbeeld een wetenschappelijk onderzoek, te begeleiden en dan vervolgens zelf beleidsmatige conclusies te formuleren. Ik zou mij een dergelijke constructie goed kunnen voorstellen. Het zal u duidelijk zijn, mijnheer de voorzitter, dat D66 graag bereid is in die constructie zitting te nemen. Ik ga akkoord met de inhoud van motie 3 over het PrincessehofIk doe nogmaals de oproep om op het punt van het Princessehof niet in een loopgravenoorlog met de provin cie terecht te komen. Ik zou zeggen: uit de schuttersputjes en snel bestuurlijk overleg met de provincie Motie 4 van het CDA over het Fries. Tijdens de afdelingsvergadering heeft de wet houder al toegezegd dat er eind 1988 een notitie ter zake zal komen. Wat dat betreft lijkt de motie mij wat overbodig, maar zij geeft nog iets duidelijker aan waar de CDA-fractie met name op doelt, en dan heb ik het over wat onder punt b. van de motie is geformu leerd. D66 kan zich daar volledig in vinden. Wij gaan met de motie akkoord, maar mocht de toezegging van de wethouder voldoende zijn dan zal het CDA zo heb ik begrepen de motie intrekken. Motie 5 is ingetrokken. Motie 6 gaat over de F-16. Bij dit soort moties is het natuurlijk voortdurend een af weging waar de gemeentepolitiek ophoudt en waar de landspolitiek begint. Dat is een eeuwig discussiepunt bij dit soort zaken. Die grens ligt nooit eenduidig vast en ver schuift voortdurend en is natuurlijk steeds afhankelijk van de gekozen bewoordingen. Mijn conclusie is dat deze motie qua tekst wel erg „landelijk" is. Bij de overwegingen staat bijvoorbeeld onder het tweede gedachtenstreepje„dit akkoord een eerste stap dient te zijn in een proces van vermindering van zowel conventionele als nucleaire bewape ning..." Dat is prachtig en ik ben het daar op zich ook helemaal mee eens, maar het gaat toch om een zaak die niet de verantwoordelijkheid van de gemeente is? Onder het derde gedachtenstreepje van de overwegingen wordt vervolgens gezegd dat het niet goed is dat de regering zich heeft uitgesproken voor het handhaven van de Nederlandse atoomtaken. Je komt dan terecht in een discussie over hoe je nu verder moet na de on dertekening van het akkoord op 8 december. Het zal u bekend zijn dat D66 door middel van haar woordvoerder Van Mierlo op dat punt uitgesproken standpunten heeft. Ik vind echter dat die standpunten beter in Den Haag verwoord kunnen worden en niet hier. Dat brengt mij tot de conclusie dat deze motie zo sterk is toegesneden op zaken die de lands politiek raken, dat het mij niet mogelijk is om deze zaak vanuit de gemeente te onder schrijven. Wij hebben geen behoefte aan motie 6. Op motie 7 ben ik zojuist al ingegaan bij mijn beantwoording in de richting van wet houder Miedema. Op motie 8 ben ik al ingegaan bij mijn reactie op het antwoord van de voorzitter gis teravond. Ik wil er toch nog één opmerking over maken. Ik vind de reactie van het CDA op deze motie toch wel wat ondermaats. Dat deze motie een poging zou zijn tot uitbrei ding van het gemeenterecht slaat volgens mij nergens op. Bovendien vind ik de kwalifi catie dat D66 niet weet waar zij het over heeft erg goedkoop. Ik wil daar verder niet meer op reageren. (De heer Koopmans: Het gaat D66 om de versterking van de positie van de gemeenteraad. De gemeenteraad heeft volgens de gemeentewet per definitie een aantal bevoegdheden. U wekt met deze motie toch de indruk dat wij daar met elkaar iets aan zouden kunnen doen, maar dat is natuurlijk volslagen onzin. Ik denk overigens dat ook de voorzitter gisteren in die zin gesproken heeft. Je zou met elkaar kunnen spreken over de wijziging van het Reglement van Orde en over hoe je zaken in deze raad behan delt. Maar versterking van de positie van de gemeenteraad? Mijnheer de voorzitter, het spijt mij, maar ik begrijp het niet.) Ik denk dat er dan sprake is van een misverstand. Als er wordt gesproken over de positie van de raad dan gaat het altijd om de positie van de raad ten opzichte van het college en commissies. (De heer Koopmans: Die positie ligt vast.) Nee. (De heer Koop- mans: Ja zeker, die ligt zo vast als een huis!) Formeel ligt die positie vast, maar er zijn natuurlijk allerlei mogelijkheden om via procedures de feitelijke invloed van de raad en de feitelijke mogelijkheden voor politieke sturing vanuit de raad, dus met inschakeling van zoveel mogelijk fracties, te versterken. (De heer Koopmans: Dat ben ik met u eens. Je kunt natuurlijk zaken op een andere wijze gaan invullen, maar de competenties tussen het college en de gemeenteraad liggen zonder meer vast. Als een bepaalde fractie in deze 77 raad ergens een zienswijze op heeft, maar de rest van de raad gaat daar niet in mee dan bereik je natuurlijk niets. Maar als de rest van de raad daar wel in meegaat dan kan er natuurlijk heel veel!) Het gaat mij er totaal niet om om een zekere frustratie te uiten dat een kleine fractie haar standpunt niet kan opleggen... (De heer Koopmans: Ik kreeg die indruk wel uit uw algemene beschouwingen.) Nee, dat is gewoon inherent aan de getals verhoudingen. (De Voorzitter: Als wij nu het antwoord van de voorzitter afwachten, dan komen wij er denk ik redelijk uit.) Over motie 8 wil ik tot slot nog de volgende opmerking maken. Ik wil mij aansluiten bij de suggestie in dit verband van de heer Duijvendak, namelijk om positief in te gaan op de intentie van de voorzitter om via de Commissie voor Algemene Zaken met elkaar in 1988 te kijken wat er allemaal nog mogelijk is. Dat zal dan misschien zelfs de heer Koop mans zeer verheugen. (De Voorzitter: De motie blijft overeind?) Ja hoor. Ik laat het hierbij. De heer Rozema: Wie kaatst moet de bal terug verwachten, mijnheer de voorzitter. De bal die mevrouw De Haan terugkaatste met name wat betreft de gebruikte uitdrukkin gen vond ik wel wat ver gaan. Het lijkt ons goed duidelijkheid te scheppen in de politiek - dat moet de PvdA-fractie toch wel aanspreken - en de algemene beschouwingen kunnen daarvoor een geschikt moment zijn. De landelijke politieke koers van de grote partijen - ik zeg dit in de richting van het CDA - is van belang voor de gemeentepolitiek en naar mijn mening relevant. Vandaar mijn misschien wat kritische opmerkingen. Dat mijn fractie alleer op zou komen voor een belangengroep wil ik met kracht ver werpen. Het CDA weet ook wel beter. De belangen van de gehele Leeuwarder bevolking hebben onze zorg en aandacht, gezien vanuit onze eigen politieke visie zoals elke fractie dat pleegt te doen. Een paar korte reacties naar aanleiding van de opmerkingen van het college en de al gemene beschouwingen van andere fracties. Het is een goede zaak dat vrijwel alle frac ties zich bezorgd hebben getoond over de handhaving van de openbare orde en de zor gelijke situatie wat betreft de werkgelegenheid. In vrijwel alle voorgaande beschouwingen van mijn fractie zijn deze punten uitgebreid aan de orde gekomen, zelfs door middel van moties. Wij hebben dit jaar de keuze eens laten vallen op andere onderwerpen. Overigens delen wij de bovengenoemde bezorgdheid, ook wat betreft de ontwikkelingen rond de vierde nota op de Ruimtelijke Ordening. Het antwoord van de burgemeester op mijn stelling dat de gemeente zich met gemeen tepolitiek dient te bemoeien en niet zo zeer met „buitenlandse politiek" heeft mij niet overtuigd. Er zullen zich stellig situaties voordoen waar ingrijpen geboden is, zoals in het voorbeeld van 1953. Wel hebben wij bezwaren tegen het stelselmatig zich bemoeien met zaken die ons niet aangaan. Buitenlands beleid en defensiebeleid worden in Den Haag gevoerd. Iedere politieke partij of actiegroep kan daar haar invloed uitoefenen. Uw voor beeld, mijnheer de voorzitter, van het weren van joden bij de Nederlandse grens in de jaren dertig is mijns inziens een voorbeeld van af te keuren landspolitiek en was niet te wijten aan laakbaar gedrag van gemeenten of te voorkomen door gemeenten in die tijd. Prostitutie. Wij hebben goede nota genomen van de opmerkingen van de voorzitter in zake dit onderwerp bij de overwegingen die tot vaststelling van dit beleid zullen leiden. Onze suggesties zullen, zo hebben wij vernomen, worden meegenomen. Financiën. Het college heeft gelijk waneer het stelt dat de terugval van de algemene reserve beneden de drie miljoen gulden een politieke keuze is. Het stellen van een bene- dengrens heeft onzes inziens alleen maar waarde wanneer deze wordt gehandhaafd. Wij handhaven onze zorgen over de hoogte of liever gezegd de laagte van de algemene reser ve. Dat is ook een politieke keuze. Emancipatie. Ik zal mij niet laten verleiden tot een welles-nietes spelletje in verband met deze zaak. Een feit is dat mensen en organisaties er met de haren bij gesleept moe ten worden. Wij zien hier ook duidelijk een afname van de belangstelling. Wij verbinden daaraan de nuchtere conclusie dat het beleid niet leeft binnen onze gemeenschap. De PAL-fractie. In de algemene beschouwingen van de PAL-fractie komt een gedeelte voor dat handelt over de politieke structuur en cultuur: „Iets wordt vaak beoordeeld al leen al omdat iemand van een bepaalde club het zegt." Wij vinden dat een slechte zaak. Wat andere fracties hiervan denken is hun zaak, maar mijn fractie heeft in de afgelopen jaren bewezen open te staan voor ieder goed bestuurlijk voorstel van welke partij ook en zal dat blijven ook. Ambtelijke capaciteit. Wij kunnen niet alles tegelijk, is het antwoord van het college. Dit houdt in dat wij minder moeten eisen van ons ambtelijk apparaat. Wij moeten ons als raad dus wat intomen, wat gas terug nemen, als ik de wethouder tenminste goed heb be grepen. Dit is een politieke keuze. Mijn vraag beoogde deze keuze aan de orde te stel len. Het heeft mij overigens verbaasd dat geen enkele andere fractie dit punt heeft ge noemd. Wel hoor en hoorde ik allerwege klachten over problemen ontstaan door te weinig arbeidskracht. De vraag is natuurlijk: hebben wij er geld voor of geld voor over.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1987 | | pagina 39