deze plannen. De provincie en de VFG zouden onzes inziens ook gemeenschappelijk bij het
rijk moeten bepleiten dat de afbouw van de EG-fondsen voor wat Nederland betreft, ge
compenseerd wordt in het regionaal beleid door vergroting van het budget.
Wat de IPR-premie betreft was ik van plan een motie in te dienen richting regering
en parlement die een uniform percentage van 30% voor heel Friesland bepleitte. Maar gelet
op de berichten in de krant van afgelopen zaterdag zal ik die motie niet indienen. Ik
moet zeggen dat ik het nog nooit eerder heb meegemaakt dat de regering een motie van
ons honoreerde nog voordat die is ingediend. Het is echter in ieder geval van belang
dat, nu de IPR-premie in een veel beperkter aantal regio's geldt, die als factor voor ves
tiging van bedrijven in Leeuwarden belangrijker dan ooit is. Ik denk dat wij dat in ons
pr-beleid/acquisitiebeleid ook kunnen uitbuiten.
Wat de spreiding van rijksdiensten betreft: de werkloosheidscijfers rechtvaardigen
onder meer een voorkeursbehandeling voor Leeuwarden. De gemeente moet echter vooral
alert zijn op een meer sluipende ontwikkeling van plannen om bestaande rijksdiensten in
het Noorden te concentreren. Ik doel hier op inspecties, Keuringsdienst van Waren en
andere gedeconcentreerde rijksdiensten. Hoe afhankelijk de gemeente in veel opzichten
ook is van andere overheden en hoe beperkt de marges voor een eigen sturend beleid ook
zijn, die marges moeten wel volledig uitgebuit worden. Om een voorbeeld te noemen: Pro
jecten in de marktsector scoren in het algemeen hoger dan traditionele projecten, bijvoor
beeld in het kader van het ISP. Het is daarom van belang dat de gemeente „de boer op
gaat", dat wil zeggen het bedrijfsleven stimuleert innovatieve, structuurversterkende
projecten op te zetten, al dan niet uitmondend in publieke of private samenwerking. Dat
daarbij aansluiting gezocht wordt bij de sterke punten van Leeuwarden (agrarische sec
tor, bank- en verzekeringswezen, dienstverlening en hbo-concentratie) ligt voor de hand.
Dat ons pleidooi voor een actieve gemeentelijke opstelling uiterst actueel is, bleek een
paar dagen geleden uit een bericht in de pers dat er in 1985 en 1986 16 miljoen gulden
aan regionaal geld in het Noorden ongebruikt is blijven liggen.
Wat de landbouw betreft: door produktiebeperkingen en een stagnerende afzet zit de
ze, ook voor Leeuwarden-landbouwstad zo belangrijke sector „in zwaar weer". Dat er bij
de CCFriesland ongeveer evenveel arbeidsplaatsen weg moeten als er bij de AEGON bijko
men is helaas typerend voor de situatie. Des te meer creativiteit en inventiviteit is er no
dig om de agrarische handels- en distributiefunctie voor Leeuwarden te behouden en te
versterken. Daartoe zijn er zeker mogelijkheden: de hoog ontwikkelde agrarische infra
structuur biedt daarvoor in beginsel de nodige potenties. Waarom hebben pogingen om te
komen tot een internationaal agrarisch infocentrum schipbreuk geleden? Kan het college
nadere informatie geven over het bio-sciencepark? Daarnaast zou in nauw overleg met de
agrarische hogescholen en het bedrijfsleven nagegaan moeten worden of in Leeuwarden
plaats is voor nieuwe agrarische onderzoeksinstituten, vooral op het terrein van de bio
technologie
Behoud van de landsdelige functie van Leeuwarden op het terrein van het hoger be
roepsonderwijs is voor de leefbaarheid en de werkgelegenheid van de stad ook van het
grootste belang. De HBO-raad heeft de minister geadviseerd de opleiding voor fysiothera
pie naar Groningen te verplaatsen. Een soortgelijke ontwikkeling is te vrezen voor de
kunstopleiding Vredeman de Vries, de AVEK en mogelijk ook het Conservatorium. Wij vra
gen ons af of ambtenaren op het ministerie en de HBO-raad wel voldoende op de hoogte
zijn van het convenant tussen de minister en de provincie, waarin staat dat de hbo-clus-
ter in Leeuwarden zal worden ontzien bij de taakverdelingsoperatie hbo. Als er één ter
rein is waarop wij strak moeten vasthouden aan een taakverdeling tussen Groningen en
Leeuwarden is het wel die van het universitair onderwijs en het hbo. Een pleidooi daar
voor en onze verontrusting over bovengenoemde ontwikkelingen hebben wij in een motie
vastgelegd.
Motie 1.
„De raad van de gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op
14 en 15 december 1987,
overwegende:
- dat in het convenant tussen minister Deetman en de provincie
Friesland de landsdeiige functie van de cluster-hoger beroeps
onderwijs in Leeuwarden tot uitdrukking komt;
- dat in dat kader de hbo-cluster in Leeuwarden bij de taakver-
delings- en concentratie-operatie zal worden ontzien;
- dat bedoeld convenant tevens heeft gediend als compensatie
voor het niet doorgaan van de destijds aan Leeuwarden toege
zegde (aanzet tot een) universitaire vestiging;
- dat ondanks dit convenant aantasting van het bestaande voor
zieningenpakket in met name de sectoren lerarenopleiding, ge
zondheidszorg en kunstonderwijs niet denkbeeldig is;
5
- dat door de provinciale besturen in het Noorden des Lands
(BCN) een taakverdeling tussen Groningen en Leeuwarden
voor wat betreft het universitair respectievelijk het hoger be
roepsonderwijs is overeengekomen;
- dat daaraan - gelet op de thans brede onderwijsstructuur bin
nen de hbo-cluster enerzijds en de sombere sociaal-economische
situatie anderzijds - strikt de hand moet worden gehouden;
- dat de minister van Onderwijs en Wetenschappen met het over
eenkomen van eerdergenoemd convenant naar de provincie
Friesland en de gemeente Leeuwarden toe verwachtingen heeft
gewekt, waarop ook de gemeente Leeuwarden hem zal blijven
aanspreken,
dringt er met klem bij de minister van Onderwijs op aan om in
het kader van de taakverdelings- en concentratie-operatie inzake
het hoger beroepsonderwijs volledig recht te doen aan het terzake
van het hbo met de provincie Friesland overeengekomen conve
nant en de daarbij gewekte verwachtingen."
De motie is mede-ondertekend door de heer Ten Hoeve. (De Voorzitter: De motie is vol
doende ondersteund en maakt deel uit van de beraadslagingen.)
Wij zijn overigens ingenomen met de toezegging van de wethouder het initiatief te ne
men voor een structureel overleg met het hbo en het bedrijfsleven over een kennistrans
ferpunt
Mijnheer de voorzitter, binnen de economische sector valt ook het toeristisch beleid.
Dat beleid is in Leeuwarden altijd een wat ondergeschoven kindje geweest, al is er in de
ad hoe sfeer zeker het nodige gebeurd. Er is nu een notitie toegezegd waar wij met be
langstelling naar uitzien. Wij zijn ingenomen met de realisatie van een aantal recreatieve
voorzieningen in de Groene Ster en de pogingen een groot bos tot stand te brengen ten
noorden van Leeuwarden. In aansluiting op het laatstgenoemde stellen wij het college voor
eens na te gaan wat de mogelijkheden zijn voor het opzetten van een Leeuwarder actie
plan onder het motto Plant een boom.
Wij zouden graag zien dat er vaker particuliere initiatieven in de toeristische sfeer
worden genomen. De recreatie vormt met de toenemende vrije tijd een van de kansrijke
sectoren, juist in deze provincie. Er is in elk geval een tekort aan dagattracties. Blijkens
onderzoek geldt dat ook voor het aantal evenementen dat als trekpleister kan dienen. Ook
hier moet Leeuwarden afrekenen met zijn, niet met de werkelijkheid strokende „suteriche"
image. Ik doel daarbij bijvoorbeeld op de vrijmarkt eens per jaar, die er onzes inziens
snel moet komen. Wij denken dan aan de tweede Pinksterdag. Ook voor dergelijke evene
menten en bestaande evenementen als het Fries Straatfestival en het Filmfestival, is een
goed pr-beleid, ook naar buiten toe, van groot belang.
Tenslotte nog een enkele opmerking over het actieplan van het college naar aanleiding
van het onderzoek naar Leeuwarden als vestigingsplaats voor bedrijven. Zowel het onder
zoek zelf als het actieplan vormen uitstekende initiatieven, waarmee ik het college graag
complimenteer. Uit het onderzoek blijkt dat Friese bedrijven buiten Leeuwarden zich voor
een nieuwe vestigingsplaats niet snel op Leeuwarden oriënteren. Het college wijst onder
andere op de kortingsactie met betrekking tot de grondprijzen en op de halfjaarlijkse
krant voor het bedrijfsleven. Maar die kortingsactie blijkt juist buiten Leeuwarden nauwe
lijks bekend te zijn. Het is dan ook de vraag of die krant wel bij de desbetreffende be
drijven buiten Leeuwarden terecht komt. Het pr-beleid behoeft op dit punt bijstelling,
zeker nu het NIPO-onderzoek uitwijst dat er naar buiten toe vrijwel „geen wervings
kracht" van de gemeente uitgaat.
Wat het Bureau Bedrijfscontacten betreft: de terecht ingestelde pogingen om tot een
grotere stroomlijning van procedures te komen moeten onzes inziens worden geïntensi
veerd. Met de naamsverandering van Bureau EZOS in Bureau Bedrijfscontacten zijn wij
zeer ingenomen, omdat dit aansluit bij onze wens tot een sterkere profilering van dit bu
reau.
Voor bedrijven met wensen of klachten ten aanzien van hun vestigingsplaats heeft het
college een spreekuur ingesteld. Wij ondersteunen dat initiatief, maar zijn tevens van me
ning dat naar extra oplossingen gezocht moet worden waarbij bedrijven met klachten of
bijvoorbeeld verhuisplannen persoonlijk worden benaderd. Een flexibele organisatie moet
onzes inziens a la minute bereikbaar en behulpzaam zijn. Met tal van andere aanbevelin
gen uit het actieplan kunnen wij overigens instemmen.
Met betrekking tot het werkgelegenheidsbeleid dat met name is gericht op het onge
daan maken van de achterstandspositie van vrouwen en leden uit etnische groepen wil ik
het volgende opmerken. Gebleken is dat het structurele effect van allerlei banenplannen
voor vrouwen negatief is. Dit komt onder meer doordat plannen vaak gericht zijn op sec
toren waarin traditioneel veel mannen werkzaam zijn. Het is dan ook van groot belang