84 je gewoon gebruik kunt maken van de kennis die bij de universiteit van Groningen aan wezig is om deze problematiek goed aan te pakken.) Wij moeten voorkomen dat wij heel uitvoerige onderzoeken op gaan zetten. Ik vind dat wij praktisch te werk moeten gaan en dan praktisch in de zin van toekomstgericht. Welke maatregelen zijn er, wat voor sug gesties zijn er te bedenken richting stuurgroep minimabeleid om er voor te zorgen dat de door ons geconstateerde problematiek wat minder schrijnend wordt. Ik constateer dus dat alle fracties het eens zijn met de strekking van deze motie van de PvdA, maar dat er enig verschil van mening bestaat over hoe je zo'n onderzoek vorm zou moeten geven. Op basis van de uitspraak van alle fracties dat zij het eens zijn met de strekking van de motie, wil ik voorstellen om als college een voorstel te doen over de vorm waarin een dergelijk onderzoek gegoten kan worden. Of dan aansluiting gezocht moet worden bij de Commissie voor Welzijnsaangelegenheden of een onderdeel daarvan of dat er een aparte commissie moet komen - minimabeleid is nog altijd facetbeleid en ligt in die zin niet alleen op het terrein van de Commissie voor Welzijnsaangelegenheden - zal nader uitgezocht moeten worden. Ik stel voor om daarover op niet al te lange termijn een concreet voorstel te doen van de kant van het college en dat voor te leggen aan de Com missie voor Algemene Zaken. In dat voorstel zullen wij ook het punt van de noodzakelijke ambtelijke ondersteuning meenemen. In de derde en laatste plaats is er nog een motie ingediend door PAL waarin de angst wordt uitgesproken dat de F-16's die in Leeuwarden gestationeerd zijn met kernwa pens zullen worden uitgerust. Het college heeft zich op deze motie beraden. Een deel van het college vindt deze motie liggen in het verlengde van eerdere raadsuitspraken en zal de motie derhalve ondersteunen. Een ander deel van het college is van mening dat welis waar gestreefd moet worden naar het terugdringen van de nucleaire bewapening, maar vindt dat de besluitvorming hierover een rijksaangelegenheid is en zal de motie niet steu nen. Ik laat het hierbij, mijnheer de voorzitter. De heer Timmermans (weth.): Nog een opmerking, mijnheer de voorzitter, over de kortingsactie van 25% op industrieterreinen in de Hemrik. Er moeten geen misverstanden ontstaan. Wij hebben met elkaar besloten dat de kortingsactie tot 1 april 1988 wordt voortgezet. Daaronder moet wel worden verstaan dat er voor 1 april overeenstemming moet zijn tussen het desbetreffende bedrijf dat de aanbieding heeft gekregen en het ge meentebestuur. Het is niet zo - want dat misverstand zou kunnen ontstaan - dat men tot 1 april aanbiedingen vanuit de gemeente krijgt waar wij dan vervolgens misschien wel ja ren over moeten onderhandelen voordat er overeenstemming is. De heer Koopmans heeft namens zijn fractie gereageerd op wat ik namens het college heb gezegd naar aanleiding van zijn betoog over de koopwoningen. Hij heeft begrepen dat wij zouden aarzelen over de noodzaak van de door hem genoemde aantallen. Dat is een misverstand. Wij hebben twijfels over de vraag of die aantallen reëel en haalbaar zijn. Overigens zijn wij het eens met de voorgestane aanpak en de doelstelling die daar aan verbonden is. De heer Koopmans heeft vervolgens gevraagd wat de mogelijkheden in dit verband zijn voor de dorpen. Binnenkort komt er een dorpennota en daarin moet na drukkelijk zijn aangegeven wat de groeitaken van onze verschillende dorpen zijn, ook in relatie tot het dan wellicht definitieve concept-voorstel van de provincie met betrekking tot het Streekplan. De heer Koopmans heeft ten aanzien van de afsluiting van de binnenstad gezegd dat hij er vanuit gaat dat dat in goed overleg gaat. Ik heb een- en andermaal als antwoord geformuleerd: niet zonder meer, maar ook niet zonder meer niet. Het zal de heer Koop mans wel duidelijk zijn wat de lijn is. De heer Dubbelboer heeft nogmaals aangegeven dat wij hem niet goed hebben begre pen toen ik formuleerde dat het college absoluut niet het hoofd in de schoot zal leggen als het gaat om onze benadering ten aanzien van de beleidsvoorbereiding van de vierde nota op de Ruimtelijke Ordening. Ik heb de tekst van de algemene beschouwingen van de heer Dubbelboer er nog eens op nagelezen, maar ik ben van mening dat mijn interpreta tie nog steeds houdbaar is. Ik vind dat overigens niet zo interessant want ik begrijp dat hij op dit terrein helemaal geen twijfels heeft en de aanpak van het college volledig on derschrijft. De heer Dubbelboer heeft vervolgens geconstateerd dat in het beleidsplan geen sprankelende ideeën worden aangereikt met betrekking tot de stadsvernieuwing. Ook heb ik het beleidsplan er nog eens op nageslagen en ik moet constateren dat daarin een nogal aanzienlijk aantal voornemens is verwoord, zoals de evaluatie van het aanschrijvingsbe- leidde invoering van verkeersluwe gebieden, het betrekken van bewoners en bewoners organisaties bij het buurtbeheer, de nota over de naoorlogse wijken en de nota betref fende het wonen in de binnenstad en met name boven winkels. De heer Dubbelboer zegt vervolgens dat hij instemt met de inbreng die door de PvdA-fractie in haar algemene be schouwingen naar voren is gebracht. Ik heb nadrukkelijk namens het college aangegeven 85 dat die ideeën ook volstrekt passen in de ideeën die het college heeft geformuleerd met betrekking tot de inhoud van die nota's. Met andere woorden, in het beleidsplan staat het een en ander misschien niet sprankelend geformuleerd, maar over de inhoud zijn wij het wel met elkaar eens. Ik begrijp dat de heer Dubbelboer het standpunt van het colle ge in dat opzicht onderschrijft. Het afsluiten van delen van de binnenstad gedurende een bepaalde periode. De heer Dubbelboer heeft aandacht gevraagd voor de risico's die verbonden zijn aan een groot aantal tegelijk plaatsvindende activiteiten. In het voorstel dat wij in dit verband aan de raad zullen voorleggen zullen argumenten pro en contra waaronder die van de heer Dub belboer betrokken worden. Tot slot, mijnheer de voorzitter, heb ik van de heer Ybema begrepen dat hij, zij het via enige omwegen, dezelfde benadering heeft als het college als het gaat over het wo ningbouwbeleid in de koopsector. Dat was het, mijnheer de voorzitter. De Voorzitter: De stemming over de moties zal vanavond plaatsvinden. Ik moet nog een correctie doorgeven betreffende motie 6 van PAL over de F-16. On der „spreekt uit" staat onder het tweede gedachtenstreepje: „...haaks staan op dit be wapeningsproces..." Voor „bewapeningsproces" moet „ontwapeningsproces" gelezen wor den, want dat scheelt nogal een slok op een borrel. Zijn er op dit moment al moties die ingetrokken worden, want dan kunnen wij daar kennis van nemen. De heer Ybema: Motie 8 betreft de versterking van de positie van de raad. In de beantwoording van het college is duidelijk aangegeven dat in de eerstvolgende vergade ring van de Commissie voor Algemene Zaken allerlei voorstellen kunnen worden inge bracht om op die manier concreet inhoud te geven aan het in deze motie gestelde. Er is wat dat betreft voldoende tegemoet gekomen aan wat D66 met die motie heeft beoogd. Wij trekken motie 8 derhalve in. (De Voorzitter: Motie 8 is ingetrokken.) Over motie 7 het volgende. Mevrouw De Haan heeft in tweede termijn gevraagd naar het rapporteren over de uitvoering van het actieplan tweede fase. Zo iets helpt toch meer dan wanneer ik daar op aandring, althans in dit geval doet dat wonderen. De wet houder heeft toegezegd dat er, zelfs drie keer per jaar, aan de commissie wordt gerap porteerd over de contacten van de gemeente met het bedrijfsleven. Ik vind dat een stap in de goede richting. Voor mij is dat voldoende reden om motie 7 in te trekken. (De Voorzitter: Motie 7 is ingetrokken.) De heer Koopmans: Motie 4 over het Frysk. Na hetgeen wethouder Kessler heeft ge zegd met name over punt b van de motie - hij heeft gezegd dat hij daarover met een no titie komt - trekken wij de motie in. (De Voorzitter: Motie 4 is ingetrokken.) Mevrouw De Haan-Laagland: Ik kan er nog een in te trekken motie aan toevoegen, mijnheer de voorzitter. Wij hebben een motie ingediend over de commissie die wij zouden willen instellen om de armoede in Leeuwarden zichtbaar te maken. Wethouder Vlietstra heeft zojuist gezegd dat zij namens het college in de Commissie voor Algemene Zaken met een voorstel wil komen hoe zo'n onderzoek vorm gegeven zou kunnen worden en of, ge zien de reacties hierover in de raad, ter zake een aparte commissie moet worden inge steld. Ik ben bereid onze motie nu in te trekken en het voorstel van het college daarom trent af te wachten. De Voorzitter: Motie 2 is ingetrokken. Derhalve resteren motie 1 met betrekking tot het hbo-convenant, motie 3 met betrekking tot het Princessehof en motie 6 met betrek king tot de nucleaire taken van de F-16. Kunnen wij nu tot stemming over de moties overgaan of moeten wij daar tot vanavond mee wachten? Goed, ik begrijp dat wij conform de aanvankelijke afspraak vanavond over de moties stemmen. Punt 1b (bijlage nr. 409). De Voorzitter: Wij zijn toe aan de behandeling van de geclaimde punten. Ik zou graag willen weten of daar nog punten van vervallen. De heer Duijvendak: Het door PAL geclaimde punt over de opname van 2%o asielzoe kers vervalt na de toezegging en de uitspraak van de wethouder. De Voorzitter: Het geclaimde punt met betrekking tot de 2%0 asielzoekers vervalt. De heer Koopmans: Het door mijn fractie geclaimde punt met betrekking tot het door de gemeente gevoerde dan wel te voeren (Friese) taalbeleid vervalt.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1987 | | pagina 43