114 raadsbrief wordt op pagina 5 gezegd: "Voorshands gaan wij er vanuit dat een subsidie van f. 15.000,voor die periode voldoende zal zijn." Ik wil graag van het college weten op ba sis waarvan die verwachting wordt uitgesproken. Ook zou ik graag van het college de garan tie willen hebben dat het dan inderdaad met die f. 15.000,— is afgelopen. Ik wil een voorschot geven op de motie van PAL. Ik heb gelezen dat de voorwaarde is dat de Kinderboerderij blijft in haar huidige vorm. Ik heb ook begrepen dat een voorwaarde voor de huurder is dat het college van b. en w. vooraf goedkeuring moet verlenen aan even tuele prijsverhogingen. Om nu uit te spreken dat er geen prijsverhoging mag zijn lijkt mij wat vreemd. Als je op een gegeven moment door hetzij een geringe hetzij door een iets gro tere prijsverhoging het voortbestaan van de Kinderboerderij zou kunnen waarborgen, dan vind ik dat het college die afweging zal moeten kunnen maken. Het lijkt mij wat te ver gaan om op dit moment het college al te binden door te zeggen: vier jaar lang mag u nooit een prijsverhoging toestaan. De heer Ybema: Het is bekend dat mijn fractie vanaf het begin van de discussie over de eventuele privatisering van de Kinderboerderij zich tegen die mogelijkheid heeft uitgespro ken. Onze argumenten daarvoor waren gelegen in de voorwaarden die al vanaf het begin door de raad zijn geformuleerd. Ik doel op het stabiel houden van de toegangsprijzen - de Kinder boerderij mocht geen pretpark worden -het handhaven van de educatieve en natuurrecre- atieve functie en het niet mogen plaatsvinden van een uitgebreide horecafunctie. Op grond van deze voorwaarden vonden wij dat het eigenlijk onmogelijk was om een Kinderboerderij commercieel te runnen. Onze conclusie was vanaf het begin al: Als je dan kiest voor priva tisering dan ga je een riskant avontuur aan. Wij vinden dat met name zo kwalijk omdat de voorziening die hier in het geding is een voorziening is voor mensen die al zo weinig voorzieningen hebben. Wij hebben deze twee da gen uitgebreid gesproken over de positie van de minima. Iedereen heeft in deze raad uitge sproken dat die positie heel moeilijk is. Ik durf de stelling aan dat de Kinderboerderij bij uitstek een voorziening is voor met name de minima. Wij moeten daarom erg voorzichtig zijn om op dat punt bepaalde risico's aan te gaan met betrekking tot de toekomst van die voorziening, De discussie met particulieren en met het bestuur van de Kinderboerderij heeft ook op geleverd dat het huidige stichtingsbestuur heeft uitgesproken dat het voor f. 58.000,ex ploitatiesubsidie de Kinderboerderij denkt te kunnen runnen. Uitgaande van een bedrag van f. 58.000,-- als exploitatiesubsidie voor een Kinderboerderij voor de stad Leeuwarden denk ik dat je te maken hebt met een heel goedkope voorziening. Ik ben bij navraag geen tweede Kinderboerderij in Nederland tegengekomen die voor een zo lage exploitatiesubsidie gerund wordt. Op dat punt was mijns inziens een veel tegemoetkomender houding van het college ten opzichte van het huidige stichtingsbestuur op haar plaats geweest. Ik kom bij de particulier die zich heeft gemeld als gegadigde voor de exploitatie van de Kinderboerderij. Ook in de commissie is daar uitgebreid over gesproken en ik heb ook toen al mijn twijfels over de kwaliteiten van de gegadigde geuit. Volgens krantenberichten zou de zoon van de particulier degene zijn die het daadwerkelijke beheer gaat uitoefenen. Heeft be trokkene voldoende ervaring met het agrarischehet educatieve en het natuurrecreatieve aspect? Vrijwel alle fracties hebben vanavond vraagtekens geformuleerd bij de educatieve kwaliteiten van betrokkene. Ik denk dat het, gelet op de voorziening waar het hier om gaat, niet alleen een kwestie is van of betrokkene financieel draagkrachtig genoeg is - ik heb van de wethouder in de commissievergadering begrepen dat dat nogal een belangrijk argument is geweest voor het college -, maar dat het er ook heel nadrukkelijk om gaat of de betrokken particulier de juiste kinderboer is. Met andere woorden, heeft hij de kwaliteiten van een gastheer en heeft hij een voldoende kindvriendelijke houding. Op dat punt zou ik net als andere fracties graag een nadere reactie van het college willen hebben. In de raadsbrief wordt terloops geconcludeerd dat bij het college geen vrees bestaat omtrent de continuïteit van de voorziening als die via privatisering onder het beheer wordt gebracht van de particulier. Ik heb in de commissie al gevraagd naar een onderbouwing van die stelling, maar die heb ik toen niet gekregen. Ik zou die vraag opnieuw aan het college willen voorleggen. Waarop is gebaseerd dat het college geen vrees heeft omtrent de continu- iteit van de voorziening? In de commissie heeft de wethouder verklaard dat de wensen van de raad zoals die zijn geformuleerd in de huurovereenkomst met de betrokken particulier volledig kunnen worden geëffectueerd. Dat lijkt heel mooi. Je zou kunnen zeggen: contractueel is de zaak helemaal veiliggesteld en kan er eigenlijk niets meer gebeuren; wij hebben de zaak onder controle. Maar ik wijs erop dat er ook nog zo iets zou kunnen ontstaan als een proces van geleidelijk verval van de Kinderboerderij. Het is dan heel moeilijk om op grond van een contract in te grijpen. Dat zijn processen die zich geleidelijk aan voltrekken, sluipende processen die je niet met een contract kunt tegenhouden. Voordat je het weet ben je dan verder van huis en is het voortbestaan van de Kinderboerderij in gevaar. Het laatste punt dat ik naar voren wil brengen betreft de horecafunctie. In de afdelings 115 vergadering heb ik gevraagd welke afspraken op dat punt zijn gemaakt met de manege. De wethouder heeft gezegd dat de brief waarin dat is verwoord ter inzage gelegd zou worden. Dat is inderdaad gebeurd waarvoor mijn dank. In die brief uit 1985 wordt uitgesproken dat het college elke horecafunctie op de Kinderboerderij zal verbieden. In de concept-huurover eenkomst die nu voorligt is op dat punt voor de volgende constructie gekozen: "dat in prin cipe elke horecafunctie op de Kinderboerderij is verboden, hieronder niet begrepen...." (De heer Heere (weth.): Dat staat er niet. U leest niet voor uit het juiste werk.) Ik lees voor uit de concept-huurovereenkomst die op de Leeskamer ter inzage lag. Het kan zijn dat er een nieuwe versie van die overeenkomst is, maar dat hoor ik dan wel van u. Elke horeca functie zou dus zijn verboden. (De heer Heere (weth.): U zei zojuist: in principe.) Laat ik even mijn zin afmaken: "hieronder niet begrepen het verstrekken van dezelfde kleine eetwa ren als in de periode van 1 mei 1987 tot 1 oktober 1987 op de Kinderboerderij verkrijgbaar zijn geweest." Ik heb navraag gedaan om welke kleine eetwaren het dan gaat. Zowel het bestuur als de beheerder van de Kinderboerderij heeft mij bevestigd dat het alleen gaat om de verkoop van ijs en koffie. Dat zijn de twee kleine eetwaren die in die periode op de Kinderboerderij ver krijgbaar zijn geweest. Op grond van de tekst van de concept-huurovereenkomst die ik zo pas heb geciteerd wil ik graag van het college horen of de horecafunctie, voor zover die kan worden uitgeoefend in de nieuwe constructie, inderdaad beperkt is tot ijs en koffie. Voor de betrokken particulier is dat een belangrijk feit en bovendien heeft die er recht op om dat te weten. Ik wil het hierbij laten De heer Rozema: In april heeft de gemeenteraad besloten dat er f. 70.000,bespaard moest worden op de exploitatie van de Kinderboerderij. Privatisering brengt in het algemeen altijd onzekerheid met zich mee. Hoe zal de nieuwe eigenaar, in dit geval een huurder, de continuïteit waarborgen? Had de raad in april 1987 optimale zekerheid willen hebben, dan was dit bezuinigingsvoorstel nooit aanvaard. Wij hebben deze onzekerheid echter wel geac cepteerd toen het voorstel tot privatisering in meerderheid werd aangenomen.. Nu een huur der is gevonden die wil voldoen aan de eisen door de raad gesteld en er gelet is op continuï teit en haalbaarheid, mag dit punt denk ik geen rol meer spelen. Om, zoals de heer Ybema misschien wil, een schaap met vijf poten te vinden is denk ik te veel gevraagd, alhoewel het misschien passend zou zijn voor een Kinderboerderij. Mijn fractie stemt in met het voorlig gende voorstel. Wat betreft de motie van PAL. Wij vinden 4 jaar wel bijzonder lang. Ik wil graag van het college weten wat de afspraken met de heer Bergsma zijn. In tweede instantie kom ik even tueel terug op de motie. De heer Heere (weth.): De heer Herrema is begonnen met te zeggen dat zijn fractie voor een moeilijke keus heeft gestaan. Dat heeft mijns inziens ook voor het college gegolden en in feite geldt dat vanavond ook voor de raad in zijn geheel. Een moeilijke keus die werd veroor zaakt - ik leg daar nog weer eens de nadruk op - door de noodzaak om te bezuinigen. Dat voorstel is gedaan niet anders dan om redenen van financiële aard. Het college heeft de op dracht gekregen om f. 70.000,te besparen op de Kinderboerderij door middel van privati sering met een aantal randvoorwaarden. Naar aanleiding van die opdracht heeft het college geprobeerd de invulling op die manier tot stand te doen brengen. Ik zal de hele voorgeschiedenis verder laten voor wat die is, want die is genoegzaam be kend. Uiteindelijk heeft het een en ander er in geresulteerd dat wij de raad twee mogelijkhe den hebben voorgelegd. In de eerste plaats een bezuinigingsvoorstel van de kant van het huidige bestuur van de Kinderboerderij van f. 58.000,dat wil zeggen een bezuiniging van f. 12.000, In de tweede plaats een invulling in de lijn van de privatisering waarbij de ge gadigde, de heer Bergsma, bereid is om het geheel voor ons te exploiteren voor een huurbe drag van f. 1,per jaar. In de raadsbrief hebben wij geschreven - ik citeer - "Alles over ziende komen wij tot de conclusie dat elke vorm van privatisering waarbij andere gegadigden dan de huidige stichting worden ingeschakeld onzekerheden met zich meebrengen die moeten worden afgewogen tegen het financieel voordeel dat voortvloeit uit de gewijzigde beheers vorm." Die afweging heeft het college gemaakt en die moet ook de raad vanavond maken. Ik heb met voldoening geconstateerd dat de raad, althans een aantal fracties die afwe ging makende op dezelfde lijn zijn uitgekomen als die van het college, met uitzondering van de heer Ybema van D66 die overigens altijd al op die andere lijn heeft gezeten. Dat vastge steld hebbende blijven er natuurlijk wel een aantal vragen over. In de eerste plaats gaan wij in zee met iemand die nog niet eerder deze functie heeft uit geoefend. En als ik zeg "hij" of "de heer Bergsma", dan bedoel ik eigenlijk de familie Bergs ma: man, vrouw en twee kinderen, die daar gezamenlijk bezig zullen zijn. De overeenkomst gaan wij echter aan met de heer Bergsma. Ik wil over die overeenkomst maar meteen duide lijkheid scheppen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1987 | | pagina 58