8 Een van de concrete beleidsterreinen waar in deze algemene beschouwingen onze aan dacht naar uitgaat is de stadsvernieuwing in de naoorlogse wijken. Terwijl de kwaliteits achterstand in de oude wijken nog niet geheel is weggewerkt, komt een ander levensgroot probleem op ons af, namelijk de problematiek van een aantal naoorlogse wijken. De Meen- the met een deel van Bilgaard is hiervan een duidelijk voorbeeld, maar ook wijken als de Schepenbuurthet Valeriuskwartierdelen van Lekkumerend en de Wielenpölle kennen een behoorlijk aantal problemen. Ook hier moet, zij het anders, stadsvernieuwing plaatsvin den. Door de complexe problematiek in deze wijken kan niet meer worden volstaan met een aantal incidentele maatregelen. Wij vinden het als PvdA-fractie nodig dat in Leeuwarden voor de naoorlogse wijken snel een integraal stadsvernieuwingsplan wordt opgesteld, gebaseerd op continuïteit en een planmatige aanpak. Uitvoering van dat plan kan niet wachten op het gereedkomen van de traditionele stadsvernieuwing, maar moet voor een deel gelijktijdig plaatsvinden. Voor de stadsvernieuwing moeten gemeentelijke middelen beschikbaar worden gesteld en moet van de rijksoverheid geld komen. In dit verband is het van belang om bij het rijk aan te dringen op herziening van de sleutel voor de stadsvernieuwingsgelden, opdat voor verbetering van de naoorlogse wijken meer geld beschikbaar komt. De PvdA-fractie vindt daarnaast dat niet gewacht moet worden op het gereedkomen van dit stadsvernieuwingsplan. Nu al moet in de door mij eerder genoemde wijken een speerpuntenbeleid gevoerd worden, waardoor verbetering van het woonmilieu optreedt. Naast een bescheiden bijdrage uit het huidige stadsvernieuwingsfonds, moeten hiervoor bestaande budgetten met voorrang in deze wijken gebruikt worden. Gedacht kan worden aan budgetten bij de DSO voor plantsoenen, wegen en straten, verkeer, verlichting, ver keersluwe gebieden; bij onderwijs voor onderwijsvoorrangsbeleid en vandalismebestrijding; bij cultuur voor toegepaste kunst; bij welzijn en opbouwwerk voor begeleiding en onder steuning; bij politie en milieupolitie voor toezicht; bij de woningstichtingen en het Ge meentelijk Woningbedrijf voor woningbeheerbij de reiniging voor het schoonhouden. Dit alles dient te gebeuren in afwachting van het gevraagde stadsvernieuwingsplan, dat naar ons gevoel voor de volgende zomer klaar moet zijn. Stadsvernieuwing in de naoorlogse wijken levert een bijdrage aan een leefbaar en le venskrachtig Leeuwarden. Datzelfde geldt voor een noodzakelijke herstructurering van de woningmarkt. Binnen de Leeuwarder woningvoorraad is sprake van fricties op deelmarkten zoals bij bepaalde flatcomplexen als ook in het marktsegment van de grote duurdere sociale huur woningen. Maatschappelijke veranderingen, zoals de toenemende individualisering, de ont groening, de vergrijzing en de afnemende groei, dragen bij tot een toenemende kloof tus sen de gewenste woningvoorraad en de beschikbare woningvoorraad. Die beschikbare wo ningvoorraad is immers sterk afgestemd op het huisvesten van gezinnen, terwijl in de toekomst de een- en tweepersoonshuishoudingen voor ruim tweederde de vraag naar wo ningen zullen bepalen. Om deze discrepantie tussen vraag en aanbod op de woningmarkt terug te brengen zal een proces van herstructurering van de woningmarkt op gang moe ten worden gebracht. Het huidige woningvoorraadbeleid wordt gekenmerkt door een pak ket niet-geïntegreerde instrumenten, zoals een veelheid van afzonderlijke bouwsubsidie- regelingen, een aantal inkomensafhankelijke regelingen, het woonruimteverdelingsbeleid, het ruimtelijke ordeningsbeleid, etc. Het antwoord op de vraag naar een betere afstemming tussen vraag en aanbod op de woningmarkt, zal evenzeer complex zijn. Niettemin acht onze fractie het van groot belang dat de gemeente zich hiermee actief gaat bezighouden. Mijn fractie pleit er dan ook voor dat in het komende jaar een discussie over de herstructurering van de woningmarkt tot stand komt aan de hand van een door het college opgesteld projectvoorstel. Wij denken daarbij niet aan een omvangrijk en uitputtend onderzoek, maar aan een werkwijze die op projectniveau c.q. complexniveau een afwegingsmechaniek voor aanpak verschaft. Daarbij dient het door ons bepleite integrale karakter tot uitdrukking te komen. Een leefbare en met name levendige stad vereist de nodige voorzieningen op het ter rein van de cultuur. Zo beïnvloeden in het bijzonder de toegepaste kunsten - die mede gevoed worden door de beeldende kunsten - de aantrekkelijkheid en de herkenbaarheid van de stad. De podiumkunsten leveren een bijdrage aan de verblijfskwaliteit en de leef baarheid. Een goed cultureel klimaat en een aanbod van culturele activiteiten en evene menten oefenen aantrekkingskracht uit. Niet alleen op bezoekers, maar ook op bedrijven van buiten de stad. De noodzaak van een positief cultureel klimaat wordt nog beklemtoond door de centrumfunctie van Leeuwarden en de aanwezigheid van ruim 10.000 studerenden. De uitbouw van musea, schouwburg en andere culturele voorzieningen is van grote bete kenis voor de toekomst, waarin recreatie en toerisme - zeker in onze provincie - een na drukkelijker rol zullen spelen. Inspelend op deze ontwikkelingen achten wij een cultureel investeringsplan of cultureel voorzieningenfonds van groot gewicht. De plannen voor de Harmonie vormen de eerste aanzet. De versterking van kleinschalige voorzieningen - die de „toevoerlijn" van de grotere vormen - is echter van even grote betekenis. Ook op het laatstgenoemde terrein zijn reeds tal van initiatieven aan te wijzen. 9 Een gevarieerd en uitgebreid aanbod van culturele activiteiten en evenementen vereist een coördinerende en stimulerende rol van de gemeente. Enerzijds naar de deelnemende en uitvoerende burger en anderzijds binnen het gemeentelijk apparaat zelf. Immers, hoe kan in stadsvernieuwingswijken de verbetering van naoorlogse wijken en bij nieuwbouw de culturele eigenheid en identiteit bevestigd c.q. versterkt worden? Discussie hierover, uit wisseling van ideeën en activiteiten vanuit verschillende disciplines zijn hiervoor noodza kelijk. Een Kunsthuis zou hiervoor het middel kunnen zijn. Sprekend over het cultuurbeleid wil ik aan twee zaken extra aandacht schenken. Het eerste betreft de toekomst van het Princessehof; Gedeputeerde staten lijken hun handen geheel te willen aftrekken van het Princessehof met als motivering dat de provincie nu geheel verantwoordelijk is voor het Fries Natuurmuseum. In deze ruilhandel schuilt onzes inziens een denkfout. Het natuurmuseum is immers door de provincie vanaf het begin als een provinciale verantwoordelijkheid aangemerkt. Dat betekent nog niet dat, als het rijk slechts voor een deel aan het Princessehof wil bijdragen, het Princessehof dus tot de verantwoordelijkheid van de gemeente moet worden gerekend. Ook door de provincie is vele malen betoogd dat de functie van het Princessehof ver uitstijgt boven de lokale bete kenis. Die erkenning is nu in het provinciale museumbeleid volledig zoek geraakt. Aange zien provinciale staten nog een beslissing moeten nemen over het museumbeleid, dienen wij de volgende motie in. Motie 3. „De gemeenteraad van Leeuwarden, in vergadering bijeen op 14 en 15 december 1987, overwegende dat: - de minister van WVC voor wat betreft de financiering van het Princessehof voorshands niet verder wil gaan dan een structu rele bijdrage van 500.000, - de provincie Friesland en de gemeente Leeuwarden al jaren ge zamenlijk met kracht van argumenten bij regering en parlement hebben gepleit voor toekenning van de status „rijksmuseum" aan het Princessehof, daarbij ondersteund door de overtuigende conclusies van de door de minister zelf ingestelde Adviescom missie - er - mede gelet op de tot dusverre positieve houding van ver schillende Tweede Kamerfracties - alle aanleiding is om in het komend jaar bij de behandeling van de WVC-begroting 1989 we derom gezamenlijk met de provincie een hogere rijksbijdrage voor dit museum te bepleiten; - de minister echter - zolang zulks nog niet is gerealiseerd - zo wel de gemeente als de provincie Friesland verantwoordelijk houdt voor de instandhouding van dit museum, waarvan ook door de provincie bij voortduring de bovenlokale betekenis is erkend en zelfs onderstreept; - het college van gedeputeerde staten zich thans echter geheel aan bedoelde verantwoordelijkheid lijkt te willen onttrekken met een oneigenlijk beroep op de financiering van het Fries Natuur museum, waarvan de provinciale verantwoordelijkheid in het re cent geformuleerde provinciale museumbeleid immers in het ge heel niet ter discussie heeft gestaan; - het - gelet op de hiervoor vermelde voorgeschiedenis - niet meer dan redelijk is dat de provincie en gemeente gezamenlijk de na de WVC-bijdrage van 500.000,resterende benodigde financiële middelen voor hun rekening nemen, elk naar rato van de door beide overheden tot nu toe gepleegde financiële inspan ningen; - bij een dergelijke evenredigheid het overgrote deel van de sub sidiëring voor gemeentelijke rekening blijft; - de gemeente Leeuwarden blijkens objectieve vergelijkende bud getanalyses toch reeds meer dan 2 miljoen gulden extra en structureel aan de cultuursector besteedt dan gemeenten van een vergelijkbare omvang; - de statencommissie Welzijn destijds bij de behandeling van de bestuursopdracht museumbeleid op geen enkele wijze de indruk heeft gewekt bij - i.e. gedeeltelijke - afwijzing van de rijksver antwoordelijkheid voor het Princessehof de provinciale medever antwoordelijkheid voor de instandhouding van dit voor Friesland unieke museum te willen beëindigen,

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1987 | | pagina 5