20 vragen gesteld. Hij vraagt zich af of het doel niet te smal is geformuleerd en zegt ver volgens dat wij daar maar eens verder over moeten praten in de Commissie voor Emanci patie-aangelegenheden. Ik neem die suggestie over. Wij zullen daar in de komende tijd ongetwijfeld op terugkomen te meer daar - ik kom dan bij de heer Van Olffen - er een aantal discussies aan de orde is. Ik noem de discussie of er een apart fonds ingesteld moet worden voor het emancipatiegeld, de discussie of er een voorwerkster moet worden aangetrokken en de discussie over het regelen van de publiciteit. In de Commissie voor Emancipatie-aangelegenheden is gezegd dat wij daar nog een keer uitvoerig op terug zul len komen. De algemene discussie op het gebied van de emancipatie hoeft mijns inziens vanavond niet verder uitgediscussieerd te worden. Tot slot wat het onderdeel emancipatie betreft. Ik ben het met de heer Van Olffen eens dat de accentverschuiving die wordt aangebracht in de richting van veranderingsge- richte activiteiten niet inhoudt dat de zogenaamde bewustwordingsactiviteiten ineens niet meer van belang zouden zijn. Het is heel duidelijk en-en. Beide activiteiten zijn nodig. Er is wel sprake van een verschuiving van het een naar het ander, maar de bewustwor dingsactiviteiten op zich blijven heel duidelijk nodig. De heer IJestra heeft een opmerking gemaakt over de houtwerkplaats bij het JOL. Ik denk dat dat punt nu niet aan de orde is maar over twee weken bij de behandeling van het sociaal-cultureel programma. De heer Duijvendak geeft mij geen reden tot het maken van opmerkingen. Wethouder Heere is reeds op zijn verhaal ingegaan. De heer Van Olffen heeft nog een vraag gesteld op het gebied van de werkgelegen heid. Hij heeft gevraagd hoe het zit met de heroriëntatiegesprekken en welke verantwoor delijkheid dat aspect voor de lokale overheid met zich meebrengt. Met andere woorden, moeten wij als lokale overheid ook zelf initiatieven oppakken. Het antwoord daarop is ja, maar tegelijkertijd is het antwoord dat wij dat ook al doen. Ik wijs dan op de werkgele genheidsplannen van onze eigen gemeente waar wij al een aantal jaren mee bezig zijn. Ik wijs ook op het jeugdwerkgarantieplan. Bovendien wijs ik op het feit dat wij bij de bezui nigingen vorig jaar voor het Project Mensen Zonder Werk maar liefst een half miljoen gul den uit eigen gemeentelijke middelen hebben bijgedragen om de bezuinigingen die ons van de kant van de rijksoverheid zijn opgelegd op te vangen. Op het gebied van het werkge legenheidsbeleid in het algemeen gebeurt er dus al aardig wat door de lokale overheid. Ik heb er in de Commissie voor Welzijnsaangelegenheden op gewezen - ik doe dat hier nogmaals - dat het mij heel onverstandig lijkt om de verantwoordelijkheid voor de follow- up van de heroriëntatiegesprekken vooral bij de lokale overheid te leggen. De hoofdver antwoordelijke is de rijksoverheid, die bezig is met het opstarten van een systeem van heroriëntatiegesprekken. Het is duidelijk dat je het niet bij die gesprekken kunt laten. Er moet een follow-up komen, hetzij scholing hetzij concreet werk. Het is mijns inziens primair de verantwoordelijkheid van de rijksoverheid om te zorgen dat die folluw-up ook gestalte kan krijgen, hetzij via de Gewestelijke Arbeidsbureaus georganiseerd hetzij via de lokale overheden georganiseerd. Als die plannen op ons afkomen dan zijn wij conform het jeugdwerkgarantieplan uiteraard van plan om daar in de volle omvang onze medewer king aan te verlenen. Maar dat betekent niet dat de gemeente de beurs maar weer moet opentrekken en de volle verantwoordelijkheid van de follow-up van het systeem van her oriëntatiegesprekken voor haar rekening moet nemen. Ik wil het hierbij laten, mijnheer de voorzitter. De hear Bilker: De reaksje fan it kolleezje jout my gjin oanlieding ta in neiere reaks- je. Ik wol wol graach reagearje op it ferhaal fan de hear Duijvendak. Yn de kommisje haw ik by de behanneling fan it plan en de neiere stanpuntbepaling al sein dat der in krekte ferhalding plakfine moat tusken de oerheidstaken en de eigen inisjativen. De hear Duijvendak ynterpretearre dat doe al as ófbrekken fan oerheidstaken. No sis ik op'e nij yn earste ynstansje: in krekte ferhalding mei behald fan basisfoarsjennings. En wer op'e nij fytst de hear Duijvendak dêr simplistysk oerhinne. Wa hat it no oer ófbrekken, sa freegje ik my óf. Wy net Neffens my kin de hear Duijvendak wol wer in nij argyf begjinne, want de tsiende druk fan it boek fan Achterhuis is üt en grutte dielen fan syn wurk fan doe binne no krekt aktueel yn dy politike diskusje. Dus ik rin net achter, mar de PAL-fraksje kenlik wol. Ik haw nea praat oer de soarchsume mienskip, want dat is al wer in feraldere term. De term dy't no brükt wurdt, en benammen troch it CDA, is de ferantwurdlike mienskip. Dy term dekt no krekt wat ik sein haw oer in krekte relaasje oerheid - eigen inisjatyf. As de hear Duijvendak seit dat it CDA profesjonalisearring ófwiist dan sit hy der wer neist, want ik sei tefolle profesjonalisearring sjit it doel wolris foarby. En oeral dêr't it wurdsje „te" foar stiet is net goed, sa haw ik leard. Ik tank jo wol, mynhear de foarsitter. 21 De heer Duijvendak: Ik wil nog een paar korte opmerkingen maken. In de eerste plaats een opmerking over het karakter van het plan. De wethouder heeft mij blijkbaar niet zo goed verstaan, want wij zijn het met de meeste beleidsaccenten zoals die in het plan geformuleerd worden wel eens. Mijn opmerking over het achterlopen dan wel het blokkeren van het plan had vooral betrekking op het feit dat het beleidsaccent gericht zou moeten worden op de decentrale uitvoering. Ik heb in de commissie ook een paar keer uiteengezet dat dat accent volgens ons veel te veel aandacht krijgt. Als de wethou der zegt dat ik dat verkeerd vind dan heeft hij gelijk. Ik vind het echter ook tamelijk onschuldig dat b. en w. dat accent leggen, want dat soort maatschappelijke ontwikkelin gen stuur je als b. en w. helemaal niet. Wij kunnen wel zeggen dat wij vinden dat catego rale groepen zich niet zouden moeten organiseren en dat het accent moet liggen op de decentrale uitvoering, maar daar heb je als lokale overheid helemaal geen greep op. Het COL doet niets anders dan reageren op maatschappelijke ontwikkelingen, namelijk dat mensen zich steeds meer op stedelijk niveau aan het organiseren zijn. Het is terecht dat de wethouder constateert dat wij als gemeente daar op reageren en vervolgens overgaan tot subsidiëring. Dan rest de vraag waarom zo halsstarrig moet worden vastgehouden aan het eerste beleidsaccent. Schrijf gewoon dat je zowel het decentrale als het stedelijke ni veau belangrijk vindt. Dat betekent dat je of het eerste beleidsaccent schrapt of dat aan vult met de opmerking dat je ook het stedelijke werk belangrijk vindt. Nu krijgen wij in de Commissie voor Welzijnsaangelegenheden steeds heel vervelende discussies over het feit dat COL en SSKWL niet meer dan zoveel uren beroepskrachtentijd mogen besteden op het decentrale dan wel het stedelijke niveau. Ik vind dat een onzinni ge discussie, want dan doe je net of het heel principieel verschillend is of iets in een wijk/buurt wordt uitgevoerd of op stedelijk niveau. Mijn fractie vindt dat je moet kijken waar behoefte is aan ondersteuning. En of dat nu stedelijk is of decentraal is dan vol strekt een afgeleide vraag. Wij hoeven dat soort onzinnige discussies dan ook niet meer te voeren in de Commissie voor Welzijnsaangelegenheden. Mijn concrete vraag is of het eerste beleidsaccent uitgebreid dan wel geschrapt kan worden zodat wij in de toekomst geen verwarring meer krijgen. Mijn tweede opmerking wil ik maken in de richting van het CDA. Het is natuurlijk al tijd heel mooi om in tweede instantie wederzijds de nuances wat aan te geven, want dan nader je elkaar altijd. In de commissie heb ik al gezegd dat het probleem met globale concepten als „de zorgzame samenleving" of het dan nu uit de hoed getoverde globale concept „de verantwoordelijke samenleving" is dat je moet kijken naar de ideologische werking van dat soort concepten. Het boek van Achterhuis is voor 90% flauwekul, maar het heeft een grote ideologische uitstraling gehad in die zin dat mensen niet meer dach ten dat welzijnswerk goede dingen doet maar dat welzijnswerk slechte dingen doet. Een uitermate simplistische domme redenering die ook empirisch te weerleggen is. Het is na tuurlijk wel zo dat dit soort dingen in de hoofden van de mensen blijven hangen. Ik heb in de commissie gezegd: college geef aan dat je niets van dat soort globale concepten moet hebben - dus noch van de verantwoordelijke samenleving noch van de zorgzame sa menleving - en geef aan bij welke beleidssectoren je voor professionalisering bent en bij welke je daar tegen bent. Dat zijn discussies die je met elkaar kunt voeren en waarmee je ook zo'n algemene besmetting van het welzijnswerk teniet doet. Je gaat concreet praten over welke werksoort je de moeite waard vindt om verder te ondersteunen en welke niet. Ik vind het heel spijtig dat juist een filosoof als Achterhuis nogal invloed heeft ge had. Het komt maar heel weinig voor dat dat soort globale boeken zoveel werking heeft. De ideologische werking van dit boek is voor het welzijnswerk uitermate funest geweest. Ik vind het heel vervelend dat daar dan nog steeds op deze manier aan gerefereerd wordt. Mijn derde opmerking gaat over het emancipatiebeleid. Ik ben het met de wethouder en met de PvdA-fractie eens dat wij daar nu niet verder over moeten praten, omdat dat punt binnenkort uitgebreid in de commissie aan de orde komt. Mijn vierde en laatste opmerking gaat over de kinderopvang. De wethouder geeft aan dat er in ieder geval een inventarisatie en een knelpuntenanalyse komt. Mijn fractie zou graag zien dat er in het voorstel van b. en w. ook een gefaseerde planning wordt opge nomen: welke prioriteiten zijn er en welke knelpunten worden het eerst opgelost. De pre cieze financiële vertaling moet dan maar komen bij de jaarlijkse stelposten voor nieuw be leid. Ik vind nogmaals dat b. en w. zelf met voorstellen moeten komen welke knelpunten in welk jaar en in welke volgorde aangepakt zullen moeten worden. De heer Van Olffen: In de eerste plaats wil ik de opmerking van de heer Duijvendak over de knelpuntenanalyse ondersteunen. Ik heb ook om een analyse van knelpunten ge vraagd en om van daaruit een aantal beleidsaccenten te leggen. Het gaat er natuurlijk niet om om op voorhand al een hoger bedrag voor de oplossing van capaciteitsproblemen uit te trekken. Het gaat er juist om - dat was ook de intentie van mijn opmerking in eer ste instantie - om door middel van een dergelijke analyse een aantal prioriteiten binnen de kinderopvang aan te geven.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1988 | | pagina 11