28 aantal terreinen liggen. Terreinen die misschien veel nadrukkelijker tot eenstemmigheid leiden. Ik zou dat in het geheel niet willen uitsluiten. Dit is in feite de essentie van de raadsbrief. De heer Koopmans begrijpt niet hoe het college tot zijn standpunt komt. Het college schrijft namelijk eerst „Nu die besluitvorming op democratische wijze heeft plaatsgevon den..." en daarna „Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat aan het verzoek van het BIVAK-Fryslan om medewerking aan een boycot niet kan worden voldaan." Naar aanlei ding daarvan schrijven wij dat wij nog eens hebben overwogen of het mogelijk is om de zaak om te draaien. Wij komen dan tot de conclusie dat dit hetzelfde resultaat oplevert. Tot slot wordt nog gezegd dat de zaak in verband met de actuele politieke ontwikkelingen eigenlijk zo langzamerhand bezig is van theoretisch belang te worden. Dat ligt anders bij de apartheid. Maar ook ten aanzien daarvan is de conclusie dat het voeren van een boycot geen middel is dat tot het bereiken van het beoogde doel leidt, omdat er dan sprake zal zijn van vernietiging. Wat wil het college? Het college stelt de raad voor een uitspraak te doen dat - het gaat dan om een heel smalle marge; dat is in de commissie en ook vanavond al gezegd wanneer het tenslotte gaat om twee geval len die in gelijke omstandigheden, ook met betrekking tot de aanneemsom, verkeren en er een keus gemaakt moet worden, er dan nog een aantal andere overwegingen bij het maken van een keus mee in de beschouwingen mag worden betrokken. Dat staat in feite in deze raadsbrief en dat is ook datgene wat het college de raad voorstelt en wat het college ei genlijk zou willen. Gebruik maken van de uiterst kleine marge die er nog is betekent wel dat je van geval tot geval een heel zorgvuldige afweging zult moeten maken. Ik kom dan bij de heer Dubbelboer. Hij heeft ook gezegd dat er sprake is van twee onderwerpen. Ik ben daar reeds op ingegaan. Vervolgens zegt hij dat deze zaak niet thuishoort in de raad maar in de daarvoor in het leven geroepen organen. Wij hebben bij eerdere gelegenheden al eens met elkaar gediscussieerd over de vraag waar de grenzen liggen. Ik heb bij de afgelopen begrotingsbehandeling aangegeven dat er in de loop der jaren een zekere verschuiving heeft plaatsgevonden als het gaat om de interpretatie van het begrip „gemeentebelang". Is gemeentebelang alleen datgene wat binnen de gemeente gebeurt en daarop invloed heeft of kan dat begrip ook ruimer worden gehanteerd? Waar worden de piketten in de grond geslagen om aan te geven wat de grenzen zijn? Dat gebeurt door de uitspraken van de Kroon, die steeds aan de hand van een concrete casuïstiek een oordeel geeft van dit wel en dat niet. En je ziet dan dat in de loop der ja ren, naar gelang de tijd vordert, die begrenzing ruimer wordt. Ik denk dat wij anno 1988 mogen constateren dat blijkbaar het doen van uitspraken ook op deze internationaal- politieke terreinen geaccepteerd wordt als behorende tot datgene waar de raad een uit spraak over mag en kan doen. Ik kom straks op de andere elementen terug. Er moet na tuurlijk, als het gaat om de toepassing van die heel smalle marge, een zorgvuldige afwe ging plaatsvinden. In dit verband maak ik nu reeds een opmerking over BIVAK. BIVAK is geen regi stratiekantoor. De mededelingen die wij van BIVAK krijgen hebben geen andere waarde dan dat BIVAK weergeeft wat men van mening is. Maar het gaat niet aan dat je als ge meentebestuur dergelijke informatie klakkeloos hanteert. Bij de behandeling van punt H van de mededelingen heeft de heer Dubbelboer onder andere gesuggereerd dat de ge meente met een schadevergoedingsregeling zou moeten komen. Daar is mijns inziens geen enkele reden voor, omdat de gemeente niets ten nadele heeft ondernomen naar aanleiding van de brief van BIVAK. Wanneer BIVAK tot de conclusie komt dat een bedrijf ten on rechte op de lijst staat, dan ligt het eerder op de weg van dat bedrijf om naar de rech ter te gaan en te zeggen: BIVAK heeft ons onrechtmatig behandeld, wilt u BIVAK ver oordelen. Wij staan daar echter als gemeente buiten en ik hoef daar dan ook niet verder op in te gaan. De heer Ybema heeft gezegd dat de kwestie van de kruisraketten is gepasseerd en dat er democratische besluitvorming heeft plaatsgevonden. De apartheid is een ander ver haal; er zijn geen mogelijkheden tot boycot en aan het verzoek van BIVAK kan niet wor den voldaan. Wat overblijft is - dat is dan in de beleving van de heer Ybema zo - een wat imaginaire situatie die in de praktijk een uitwerking nul heeft althans naderend tot nul. Hij kon daar best eens gelijk in hebben, maar anderen hebben al gezegd dat zij er aan hechten om toch die smalle marge gestalte te geven door het doen van een uitspraak. Dat is een appreciatie waar ik niet verder in treed en die maar aan het stemgedrag moet worden overgelaten. De heer Duijvendak heeft terecht opgemerkt dat de raadsbrief is aangepast na de discussie in de Commissie voor Algemene Zaken. Daar is een commissievergadering na tuurlijk ook voor. Stel je voor dat zo'n bespreking geen enkel effect zou sorteren, dan zouden wij commissies ter plekke kunnen opdoeken. En wie zou de commissievergaderin gen op avond willen missen, om over die overdag nog maar niet eens te spreken! Op de algemene politieke uitspraken zoals die door de heer Duijvendak naar voren zijn gebracht ben ik al ingegaan. Hij heeft daar een paar voorbeelden aan toegevoegd 29 van personeelsbeleid. Er zijn allerlei zaken, zelfs van vrij neutraal karakter, te bedenken die wellicht via deze raadsuitspraak aan de orde zouden moeten komen. De heer Duijvendak heeft ook de brief genoemd van de ministers van Binnenlandse en Buitenlandse Zaken. Ik vind die brief niet zo verschrikkelijk interessant, omdat een ge meentebestuur en een gemeenteraad zich dienen te laten leiden door de wet en door de uitspraken, de jurisprudentie, van de Kroon. Je weet dan precies waar de grenzen zijn en waar de marges liggen. Ik neem kennis van het feit dat er een paar ministers zijn - ik wil daar ook niet te lang bij stil staan - die daar weer een ander, een eigen oordeel over hebben dat wel of niet spoort. De heer Duijvendak gaat vervolgens verder in op beide elementen. Ik heb daar al het nodige van gezegd. Hij legt de grens toch iets verder weg dan ik zou doen en zegt dat zijn partij zich blijft verzetten tegen het landelijke beleid. Ik heb de indruk dat je op het moment dat democratische besluitvorming heeft plaatsgevonden en besluiten rechtsgel dig geworden zijn daar toch wel aan gebonden bent, of je dat nou leuk vindt of niet. Wij hebben het nu over een wat gevoelig terrein, maar neem dan bijvoorbeeld het gebied van de belastingwetgeving. Ik kan mij voorstellen dat de appreciatie daar ook hier en daar ietwat genuanceerd ligt. Desalniettemin zullen wij er toch mee moeten leren leven. De heer Duijvendak heeft terecht gezegd dat fouten zoals die door BIVAK zijn gesig naleerd niet mogen voorkomen. Ik ben daar al op ingegaan. Ik wil nog eens herhalen dat je elk geval op zich moet beoordelen en moet toetsen aan het door de raad geformuleerde beleid in het voorstel zoals wij dat gedaan hebben. Nu zegt de heer Duijvendak dat zijn fractie toch wat verder wil gaan en komt vervolgens met een motie. Daarin wordt de tekst gevolgd van het voorstel van b. en w. zij het dat hij de woorden „min of meer" (gelijke omstandigheden) heeft tussengelast. Het komt mij voor dat deze motie min of meer een boycot inhoudt en dat betekent dat die meer meer dan min wat mij betreft rijp is om ter vernietiging te worden voorgedragen. Om die reden zou ik u ten stelligste aan neming van deze motie willen ontraden. De heer Rozema heeft nog weer eens aangegeven dat er vernietigingen door de Kroon geweest zijn. Ik ben daar ook al op ingegaan. Hij zegt dat er brieven geschreven zijn over de te nemen maatregelen, maar dat dat toch geen effect kan sorteren. De heer Ro zema vraagt dan of het college een en ander wil herroepen. Daar moet de raad maar toe besluiten, want die heeft ons ook aan het brieven schrijven gezet. Het komt mij overi gens voor dat dat een wat overbodige activiteit is, omdat het bedrijfsleven ook kranten pleegt te lezen. Mevrouw De Haan tenslotte heeft nog eens aangegeven dat zij akkoord gaat met het voorstel zoals dat door het college is gedaan. Aan de orde is de tweede termijn. De heer Koopmans: Ik heb met belangstelling uw antwoord beluisterd, voorzitter. U zegt dat het om één voorstel gaat. Dat is natuurlijk ook zo, alleen het is wel toegespitst op twee heel duidelijke gevallen. In de eerste plaats de kwestie van de kernbewapening en de boycot op het voorkeur geven aan bedrijven die onder precies gelijke omstandighe den aanbiedingen doen. In het wellicht hypothetische geval zal, zoals u zelf zegt, na heel goede afweging de voorkeur uitgaan naar het bedrijf dat niet heeft meegewerkt aan de bouw van de basis in Woensdrecht. Voor ons wordt daar een grens overschreden. Ik vind datals in dit land besluiten van de centrale overheid tot stand komen onder de voorwaarden en volgens de regels die wij daar met elkaar voor hebben gesteld - ik heb dat in eerste termijn ook gezegd -, dan bij het doen van keuzes dat soort zaken nimmer mee mogen spelen. Bij de kwestie Zuid-Afrika ligt dat duidelijk anders. Ik heb overigens in eerste ter mijn gezegd dat wij wat dat betreft helemaal achter de conclusie van het college staan. Met name ook - ik wil dat nog wel eens herhalen - omdat het college daarbij in aanvulling op en ter versterking van het regeringsbeleid in dezen van alle wettelijke middelen ge bruik zal maken om te helpen te bevorderen dat er een einde komt aan de apartheid. Bo vendien ligt deze zaak principieel anders, want bij de kwestie Woensdrecht gaan wij wer kelijk tornen aan een stuk regeringsbeleid. Vandaag is dat het kernwapenbeleid, maar ik kan mij voorstellen dat er ook andere onderwerpen zijn, zoals het beleid van Justitie of het optreden van de politie. Een regeringsbeleid ten aanzien waarvan je op een bepaald moment vanuit een raad standpunten krijgt die daar tegen in gaan en dan derden gaan treffen die dat beleid uitvoeren. Ik vind dat principieel niet juist. (Mevrouw De Haan- Laagland: Maar ten aanzien van Zuid-Afrika mag het regeringsbeleid wel in de keuze meespelen?) Nee, dat mag niet en dat is juist het fraaie van dit voorstel op grond waar van wij ons daar zo goed in kunnen vinden. In het algemeen zijn wij er geen groot voor stander van om zaken van internationale politiek in deze raad aan de orde te stellen. Maar wij zijn hier bezig met de marges ter aanvulling op en ter versterking van. Daar kan ik mij in vinden. Voorzitter, ik heb in eerste termijn ook gezegd dat ik wellicht met een motie zou ko men. Uw antwoord gehoord hebbende wil ik die dan toch indienen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1988 | | pagina 15