32
uitspraak voor over de relatie tussen de politiek en de economie. Concreet, tussen de lo
kale overheid en ons gewicht van politieke uitspraken. Daarover is tot nu toe in deze al
gemene zin überhaupt geen jurisprudentie. De Kroon heeft zich daar nog nooit over uit
gelaten. Als de burgemeester dan zegt dat wij ons minder zouden moeten aantrekken van
circulaires van ministers omdat het nog niet erg duidelijk is wat het gewicht daarvan is,
dan geldt dat ook voor onze motie. Het is absoluut niet duidelijk of de Kroon dit besluit
niet zal accepteren. Zal de Kroon niet accepteren dat een gemeenteraad politieke uitspra
ken laat meewegen in de keuze van bedrijven in die algemene zin? Ik geloof nooit dat de
Kroon zo'n besluit vernietigt.
Ik ben het ook niet met de voorzitter eens dat onze motie een boycot-motie is. Wat
wij doen is het oprekken van de marges waarbinnen je een voorkeur uitspreekt. Ik vind
dat een principieel verschil. Ik ben het met een aantal van de door de voorzitter genoem
de argumenten tegen een boycot eens. Wanneer wij klakkeloos de brief van BIVAK posi
tief zouden beantwoorden, dan leidt dat er inderdaad toe dat er automatisch vernietiging
volgt. Dat heeft dus geen zin. Maar als wij met de PvdA vinden dat de marges maximaal
moeten zijn, dan moeten wij het aandurven om zo'n uitspraak te doen. Wat dat betreft
hoop ik dat de PvdA en ook D66 daar wel mee in zullen stemmen. Nu D66 zegt dat de si
tuatie anders wel erg hypothetisch wordt dan verwacht ik ook instemming, want onze mo
tie maakt dat het in meer concrete gevallen relevant wordt wat het beleid van een bedrijf
zal zijn.
Tot slot onze opstelling met betrekking tot de CD A-motie. Het zal duidelijk zijn dat
wij het absoluut niet met die motie eens zijn. De CD A-motie is niet alleen gericht tegen
een boycot van bedrijven, maar verbiedt ons ook om een voorkeur uit te spreken in het
geval van Woensdrecht. Ik heb in eerste instantie aangegeven dat wij Woensdrecht en de
kernbewapening zo'n zwaarwegend punt vinden, zo'n brandende kwestie, dat het in dat
specifieke geval zelfs een taak is van de lokale overheid om het rijksbeleid te doorkrui
sen.
De heer Rozema: Ik zie geen noodzaak om nog weer uitgebreid in te gaan op de
raadsbrief en zeker niet na het plastische voorbeeld van de heer Ybema. Gezien mijn
verhaal over het slot van de raadsbrief stem ik in met de motie van het CDA.
Mevrouw De Haan-Laagland: In de eerste plaats een opmerking over de brede formu
lering die het college gekozen heeft namelijk: „...de voorkeur moet worden gegeven aan
bedrijven die in hun bedrijfsvoering het beste stroken met de politieke opvattingen die
door Uw Raad zijn geformuleerd." Wij zijn het daar als fractie mee eens. Wij vinden het
zelfs plezierig dat het zo geformuleerd is en wij zijn het bepaald niet met het CDA eens
dat dat een gevaarlijke weg is. Er kunnen zich inderdaad allerlei andere situaties gaan
voordoen in de toekomst op grond waarvan het college, terugvallend op deze uitspraak,
kan zeggen: Daarom hebben wij in dit geval daarvoor gekozen. Wij vinden dat prima,
want dan hoeven wij niet iedere keer weer in de raad die discussie te voeren. Met zo'n
uitspraak geef je het college mandaat om die keuzes te doen. Wij hebben daar op zich zelf
dus geen bezwaar tegen.
Ik ben blij dat de burgemeester nog een keer gezegd heeft dat hij zorgvuldig zal om
gaan met informatie die van verschillende groepen komt.
Over de circulaire van het kabinet nog het volgende. Het is volgens mij inderdaad zo
dat zo'n circulaire op zich zelf geen rechtsgrond heeft en dat het niet meer is dan een
interpretatie van het kabinet over hoe de verantwoordelijkheden op dit soort punten lig
gen. In die zin is die zaak ook niet zo belangrijk. De motie van PAL wil ik ook niet
voornamelijk op grond van dat argument afwijzen. Ik heb gezegd dat zo'n uitspraak als
het gaat over bijvoorbeeld Zuid-Afrika of Woensdrecht gemakkelijker voor vernietiging
kan worden voorgedragen. Ik denk op zich dat dat in dat geval zo gaat. Maar een term
als „min of meer" vind ik heel subjectief en daarmee maak je de uitspraak naar het colle
ge toe veel moeilijker om mee om te gaan. Het college geef je dan een uitspraak ten aan
zien waarvan het iedere keer moet gaan interpreteren van hoe en wat. Gezien vanuit de
raad vind ik dat niet verstandig.
Laten wij precies zeggen wat wij bedoelen! Het gaat er niet om dat onze principes
geen geld mogen kosten, want wij praten natuurlijk iedere dag over principes en die kos
ten continu geld. Wij zeggen niet, als wij in dit soort zaken heel algemene uitspraken
doen, dat dat per definitie ook altijd geld mag kosten en dat wij dan maar in het midden
laten wat „min of meer" inhoudt. Ik vind dat je het college dan een weg op stuurt waar
het niet mee uit de voeten kan. (De heer Duijvendak: U spreekt nu uit dat het in prin
cipe nooit geld mag kosten. Dat lijkt mij nog veel ongeloofwaardiger.) In dit soort geval
len. (De heer Duijvendak: Nu staat er dat het nooit geld mag gaan kosten. Alleen wan
neer er precies gelijke omstandigheden zijn spelen politieke criteria een rol en dat is dus
volstrekt onvoldoende.) Een heel principiële keuze, denk ik. (De heer Duijvendak: Dat
principes geen geld kosten is dat een principiële keus?) Nee, in dit geval. Wij praten in
33
de raad continu over onze principes en die kosten heel vaak geld. Het gaat over dit ge
val. Met een uitspraak conform uw motie doe je als raad een uitspraak waar het college
geen kant mee uit kan. (De heer Van der Wal: Dat „min of meer" is u te vaag.) Ja,
precies dat vind ik veel te vaag. (De heer Van der Wal: Het zou dan moeten worden plus
of min 1%, l%o of iets dergelijks.) Ik wil ook geen invulling geven in de zin dat het in
dit geval 10.000,— of 100.000,— mag kosten, want dat kan niet. (De heer Duijvendak:
Dat moet je dus overlaten aan de zwaarwegendheid van de argumentatie.) Ja. (De heer
Duijvendak: In dit geval kan het nooit geld kosten. Nu kan het nooit zo zijn dat wij, als
een bedrijf, bijvoorbeeld Shell, dat 5% goedkoper is dan een bedrijf dat niet in Zuid-Af-
rika zit, dan bij voorbaat zeggen: Wij kiezen toch voor Shell want die is goedkoper. Wij
vinden dat onacceptabel. Wij moeten de marge de ruimte creëren, ook voor het college, om
politieke argumenten min of meer in dat geval een rol te laten spelen.) Nog afgezien van
het feit of het altijd alleen maar om geld gaat. (De heer Duijvendak: Nee, dat zeggen wij
ook niet.) Er zijn allerlei omstandigheden die je dan kunt afwegen. Je kunt dan tot een
totaal komen van gelijke omstandigheden. En ik waag te betwijfelen of dat altijd alleen
geld is. Onder „gelijke omstandigheden" wordt dus meer verstaan dan puur en alleen
geld. (De heer Duijvendak: Daar ben ik het mee eens. Maar „min of meer" is ook niet al
leen financieel, het creëert juist de ruimte voor het college om te kijken wat het wil laten
rekenen tot de relevante omstandigheden.) Ik vind dat dan dus overbodig. (De heer
Duijvendak: Dat zou mooi zijn, want dat betekent dat de PvdA de zaak ruimer interpre
teert dan ik tot nu toe begrepen heb.) Ik interpreteer de zaak zo dat die omstandighe
den allerlei omstandigheden kunnen zijn en dus niet per se en alleen geld hoeft te zijn.
(De heer Duijvendak: Dus niet alleen ter zake doende in financiële zin.) Dat hoeft niet
alleen per se geld te zijn.
Ik wil dan nu iets zeggen in de richting van het CDA, omdat ik de heer Koopmans
wat onduidelijk vindt. Hij heeft gezegd: Ten aanzien van Zuid-Afrika zijn wij het geheel
eens met het college. Naar mijn idee stelt het college voor om ook ter zake van Zuid-Af
rika een en ander in de keus te betrekken. De heer Koopmans is het daar weer niet mee
eens. Hij is het dus in ieder geval ook ten aanzien van Zuid-Afrika niet met de conclusie
van het college eens en dat vind ik op zich zelf heel jammer. (De heer Koopmans: Dat is
niet waar, mevrouw De Haan. Ik ben heel duidelijk geweest. Het college constateert aan
het eind van de raadsbrief boven het kopje Voorkeursbehandeling: „Wij zijn overigens
van mening..." Het college zet uiteen hoe ver gegaan kan worden gezien het rijksbeleid.
Dan is er een smalle marge. Vervolgens zegt het college: „...dat de strijd tegen het sys
teem van apartheid onverminderd door moet gaan." - daar zijn wij mee akkoord - „Wij
zullen dan ook, bij voorkeur samen met andere gemeenten die een zelfde standpunt huldi
gen, in aanvulling op en ter versterking van het regeringsbeleid in dezen van alle wetti
ge middelen gebruik maken om te helpen bevorderen dat een einde komt aan de apart
heid." Akkoord.) Goed, maar het college concludeert daar dan iets uit en daar bent u
het niet mee eens. (De heer Koopmans: Dan wil het college dat er een keus wordt ge
maakt: „Wij stellen ons daarom op het standpunt dat, indien onder overigens gelijke om
standigheden (ook ten aanzien van aanneemsommen)" - dat mag dan een algemeen voorstel
zijn, maar het slaat toch ook wel enigszins op Woensdrecht lijkt mij - „een keus moet
worden gemaakt uit meerdere ondernemingen, de voorkeur moet worden gegeven aan be
drijven die in hun bedrijfsvoering het beste stroken met de politieke opvattingen die door
Uw Raad zijn geformuleerd." Kijk, dat kan natuurlijk van geval tot geval verschillen.
Ten aanzien van Zuid-Afrika in dit geval zeg ik akkoord.) Het wordt mij nu nog ondui
delijker, maar dat zal ongetwijfeld aan mij liggen. (De heer Koopmans: De voorzitter
heeft zojuist in zijn antwoord gezegd dat het in het heel specifieke geval kan voorkomen,
na zorgvuldige afweging van alle belangen, dat wij toch de voorkeur geven... Nou, dat
gaat mij te ver. De motie heeft alleen betrekking op het geval Woensdrecht.) Heeft de
motie alleen betrekking op het geval Woensdrecht? (De heer Koopmans: Ja, dat is duide
lijk.) (De Voorzitter: Ik zal de motie nog eens voorlezen.)
U hoeft voor mij de motie niet opnieuw voor te lezen, want ik heb u zojuist wel goed
gehoord. Ik ben het in ieder geval niet eens met het eerste deel, omdat dat niet aan de
orde is. Het gaat niet over uitsluiting en boycot van bedrijven. Met het tweede deel van
de motie ben ik het om de reden die ik al eerder heb genoemd gewoon niet eens. (De
heer Koopmans: Voorzitter, BIVAK vraagt toch om een boycot? Ik neem aan dat u in uw
antwoord daar ook op ingaat.) Het college stelt niet voor om te boycotten en daarom
hoeft u het college daar ook niet op aan te spreken. Met het tweede deel van de CDA-
motie ben ik het gewoon niet eens, dat is wel duidelijk.
De heer Rozema zegt dat hij het goed zou vinden van het college als dat een brief
zou sturen naar het bedrijfsleven waarin het officieel zegt dat er geen sancties zullen
volgen. Ik denk dat dat niet heel groot zal zijn van het college maar bijzonder inconse
quent van de raad.
De Voorzitter: Wij gaan eerst maar eens een kopje koffie drinken. Het college kan
dan nog eens kijken of het nog duidelijker kan worden.