18 ton gaan kosten. Voor de kelder wordt een afschrijvingstermijn van 20 jaar aangehouden en voor de lift van 10 jaar. Voor een openbare lift is die termijn waarschijnlijk te lang. De exploitant van de fietsenkelder zal ook verantwoordelijk moeten zijn voor de controle op de lift. Ik noem bijvoorbeeld in dit verband: joyriding - of hoe dat dan ook voor een lift mag heten - en overbelasting. Ik wil nog even terugkomen op de exploitatielasten. Wanneer al deze kosten gekapita liseerd worden dan is het een lachertje dat er in de raadsbrief staat: „Indien blijkt dat deze rendabel kan worden gemaakt, dan zal het thans beschikbaar te stellen krediet te rugvloeien naar de grondexploitatie van het eerdergenoemd plangebied." Laten wij dan gewoon zeggen dat de exploitant een huur betaalt die wordt gerelateerd aan zijn omzet en dat wij de voorziening fietsenstalling op deze schaal in de binnenstad zoveel waard vin den dat het tekort met gemeenschapsgeld gefinancierd moet worden. Er is voor het ge bouw gekozen en er is voor de kelder gekozen als fietsenstalling. Wij vinden dat die kel der dan ook door alle ingezetenen van Leeuwarden gebruikt moet kunnen worden. Ondanks het feit dat wij vinden dat het een en ander teveel geld kost gaan wij toch met het voorstel akkoord. De Voorzitter: Dat laatste is het belangrijkste. De heer Timmermans (weth.): De heer Burg zegt dat wij ons in eerste instantie on voldoende hebben gerealiseerd dat er in het plan geen lift was opgenomen. In de gedach- tengang was wel een lift maar die was uitsluitend beschikbaar voor voetgangers. Toch zijn wij er nog op tijd achter gekomen dat er een lift in de fietsenkelder zou moeten wor den aangebracht. Op zich zelf maakt dat niet zo gek veel uit, want als wij er in eerdere instantie achter waren gekomen dan hadden wij als gemeente geen 7 ton maar ook 8,5 ton bijgedragen in de realisatie van de fietsenkelder. De fietsenstalling wordt wellicht de mooiste maar ook de beste fietsenstalling van Ne derland. Dat aspect is natuurlijk ook van belang omdat een ondergrondse fietsenstalling kwetsbaar is voor mensen om daar naar toe te gaan. Je moet alle service geven om de stalling voor iedereen gemakkelijk toegankelijk te doen zijn. Dan de vraag of de exploitant niet de dupe wordt. Wij hebben willen aangeven dat wij datgene wat redelijkerwijze vertaald kan worden in de pachtsom op een zodanige wijze zullen doorrekenen dat de exploitant een redelijke boterham kan verdienen. Hierbij wordt betrokken onze investering van 156.000,— in de lift en de 7 ton als bijdrage in de kos ten van de bouw van de kelder. Wij zullen een redelijke pachtsom vragen. Alles wat dan nog eventueel beschikbaar komt wordt vereffend via de methodiek zoals in de raadsbrief is aangegeven. De Voorzitter: De kelder wordt zo mooi dat het bijna zonde is om er een fiets in te zetten Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punten 9, 10 en 11 (bijlagen nrs. 51, 57 en 53). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w. Punt 12 (bijlage nr. 65). De Voorzitter: Aan de orde is thans Ontbinden huurovereenkomst met betrekking tot het perceel met opstallen Posthoornsteeg 5. De heer Van der WalDe gang van zaken rond dit voorstel is volgens mijn fractie zeer afkeurenswaardig. In 1963 is een tijdelijk huurcontract gesloten met vrijwillig afge sproken en ondertekende opzegtermijnen en met de clausule dat er geen schadeloosstelling zal worden uitgekeerd bij ontbinding van de huurovereenkomst. De huur is voor het ge deelte dat in 1963 is verhuurd op een symbolisch bedrag van 10,— per jaar gesteld. In 1967 is op vragen vanuit de raad of die huur niet extreem laag is door de afdeling Ruim telijke Ordening en Volkshuisvesting meegedeeld dat dat komt omdat er sprake is van een tijdelijk huurcontract. Zou er een hogere huur gevraagd worden dan zou er wel eens strijd kunnen ontstaan met een of andere wet waardoor het tijdelijke huurcontract zou overgaan in een vast huurcontract. De huurprijs moet dus op 10,per jaar worden gehouden. Later is de huurprijs van het andere gedeelte vastgesteld op 500,— per jaar. Sinds die tijd is er dus sprake van een totaal huurbedrag van 510,— per jaar. Dat bedrag dekt maar nauwelijks de premie die de gemeente moet betalen voor de brand verzekering. Een en ander komt tot uitdrukking in de stapel papier die wij hebben ge kregen. 19 In een nota van 17 september 1979 van de afdeling Ruimtelijke Ordening en Volks huisvesting wordt gewaarschuwd tegen voortzetting van de huur. B. en w. besluiten ver volgens op 2 oktober 1979 te komen tot verplaatsing van het bedrijf op basis van vrijwil ligheid of, als dat niet gebeurt, over te gaan tot opzeggen van de huurovereenkomst. Bij brief van 10 oktober 1979 is dit standpunt meegedeeld aan de Dienst Stadsontwikkeling. Vervolgens gebeurt er een aantal jaren niets. Er valt een gat in de documentatie. Wel is er nog een brief van het Grondbedrijf dat destijds in overleg met de wethouder afgezien is om het besluit van b. en w. uit te voeren. Dat besluit is evenwel nooit herroepen. De toenmalige Commissie voor het Grondbedrijf werd niet bij deze zaak betrokken en was dus ook niet op de hoogte van de reeds door mij genoemde waarschuwing. Als dat wel het geval was geweest dan had zij na één of twee jaar eens kunnen vragen hoe het daar nu mee zat. Die kans heeft de toenmalige Commissie voor het Grondbedrijf als verte genwoordiger van de raad in dit soort zaken niet gehad. Er gebeurde dus niets totdat op 28 april 1987 en 13 mei 1987 beide huurovereenkom sten - achteraf bleek het ene perceel door het Grondbedrijf en het andere perceel door het Woningbedrijf beheerd te worden - werden opgezegd. De huurder heeft daar toen be roep tegen aangetekend want hij wilde niet vertrekken. Voor het eerst op 17 juli 1987 werd door de hoofddirecteur van de DSO in een brief gesproken over een financiële schadeloosstelling, hetgeen bij brief van 8 oktober 1987 door b. en w. is bevestigd. Pas op 1 februari 1988 komt deze kwestie op de aanvullende agenda van de Commissie voor Openbare Werken en Milieu. Dit punt is toen uitgesteld en er is een extra commis sievergadering voor gepland. In de tussentijd is er een heel pak papier op tafel gekomen waar ik voor de reconstructie gebruik van heb gemaakt. Na ampele discussies en op grond van stukken die wij de afgelopen week nog hebben gekregen bleek dat er niets meer te redden was. De commissie stelde voor om door middel van een kort geding bij voorbeeld in ieder geval de ontruiming te doen plaatsvinden en daarna het juridisch ge vecht over de schadeloosstelling en de hoogte daarvan aan te gaan. Uit een stuk van de afdeling Kabinet en Algemene Zaken blijkt dat dat niet meer kan door de toevoeging van de financiële schadeloosstelling in juli 1987 door de DSO en in oktober 1987 door b. en w. Allerlei andere oplossingen waren ook niet mogelijk vanwege de tijdsdruk, want per 1 maart moet immers worden begonnen met de bouw van de parkeergarage. Als die proce dure wordt uitgesteld kan het nog wel twee of drie jaar duren en kost het ons alleen nog maar meer geld. De parkeergarage waartoe wij met zijn allen hebben besloten zou dus niet op tijd van de grond komen. De tijdelijke parkeervoorziening Tulpenburg zou dan moeten blijven, maar daardoor zou de noodzakelijke bebouwing in dat gebied dan weer niet gerealiseerd kunnen worden. Enfin, allemaal consequenties die ook niet aanvaardbaar zijn. De raad wordt op dit moment voor een volstrekt voldongen feit geplaatst. Er is geen tijd meer voor juridische toetsing van de eis tot schadevergoeding. Een schadevergoeding overigens die volgens mij geheel onterecht is. Uit deze ontbinding vloeit een schadever goeding voort van 489.850,— Achteraf blijkt, tenminste als je de interpretatie van de contracten aanneemt, er ook nog een huurderving van minimaal 10.000,per jaar te zijn geweest. Er had natuurlijk - maar dat is ook achteraf praten - een reële huur ge vraagd moeten worden. Wij hadden dan nu ook voor de schadeloosstelling gestaan, maar wij hadden dan in ieder geval 20 jaar lang een redelijke huur ontvangen. Het zou daarbij gegaan zijn om een huurbedrag inclusief rente van ongeveer 250.000,en dat is dan nog een voorzichtige berekening. Het zal duidelijk zijn dat wij een dergelijk bedrag ach teraf niet meer kunnen claimen. Eigenlijk hebben wij ons dus dubbel in de vingers ge sneden. Deze gang van zaken, die ik nu kortheidshalve schets omdat die uitgebreid onder werp van discussie is geweest in de Commissie voor Openbare Werken en Milieu, verdient volgens mijn fractie sterke afkeuring. Het is niet onze gewoonte om iedere keer als wij wat afkeuren of het ergens niet mee eens zijn dat in een motie te verwoorden. In dit ge val vinden wij een motie echter wel terecht, gezien de hoogte van de schadeloosstelling en met name het feit dat de achtereenvolgende colleges van b. en w. de raad via de com missie niet op de hoogte hebben gesteld van deze problematiek. Ongeveer veertien dagen geleden kregen wij de desbetreffende stukken voor het eerst onder ogen. Op dat moment is de raad pas van deze kwestie op de hoogte gesteld. Het voorgaande heeft geleid tot de opstelling van de volgende motie van afkeuring. „De raad van de gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op maandag, 15 februari 1988, behandelende het ontbinden van huurovereenkomsten met betrek king tot het perceel met opstallen Posthoornsteeg 5 (bijlage nr. 65), overwegende: - dat op 1 april 1963 en 1 juni 1974 zogenoemde tijdelijke huur-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1988 | | pagina 10