22 De heer Terpstra: Ook mijn fractie voelt zich gedwongen om met dit voorstel in te stemmen, omdat er eigenlijk geen keuze is. Uitstel van de bouw van de parkeergarage heeft financiële consequenties. Bovendien is het de vraag of op deze korte termijn een kort geding nog mogelijkheden biedt om het bedrag van de schadeclaim omlaag te bren gen. Mijn fractie voelt zich dan ook grondig voor het blok gezet. Deze gang van zaken heeft bij ons grote irritatie gewekt. Ook de aantasting van het rechtsgevoel speelt hierbij een grote rol. Juridisch mag het bedrijf alle gelijk van de wereld hebben, maar het toe kennen van een schadeclaim is strijdig met alles wat voor ons gevoel rechtvaardig is. Daar is reeds eerder over gesproken. In de periode 1963-1979 is de kiem gelegd voor waarom het gelopen is zoals het gelo pen is. Bij het in 1979 genomen besluit niet tot gedwongen verhuizing over te gaan speelde ook de reeds gevormde jurisprudentie rond de huurbescherming, het ontbreken van een titel in de vorm van een concreet plan en het aspect van de werkgelegenheid, een rol. Op dat onderdeel ben ik het dus met de motie van afkeuring van PAL al niet eens. Het is de vraag of wij toen anders hadden geoordeeld dan nu het geval is. Overi gens schieten wij met dergelijke bespiegelingen over het verleden weinig op, omdat de verantwoordelijken van toen nu op dit onderdeel niet meer aanspreekbaar zijn. Bovendien is de vraag hoe je moet nagaan of 10 tot 15 jaar geleden binnen het ambtelijke apparaat wel of niet of te weinig geanticipeerd is op de jurisprudentie rond de wetgeving. Wel is aan de orde de vraag waarom niet direct na het besluit over het Plan van aan pak parkeervoorzieningen deze kwestie is gemeld in de Commissie voor Openbare Werken en Milieu. Een kort geding - zo dat soelaas had kunnen bieden - en de mogelijkheden van vervangende huisvesting hadden dan besproken kunnen worden. Wellicht waren er dan ook mogelijkheden geweest om de uitbetaling van de schadeclaim te koppelen aan re keningen. Bij dergelijke omvangrijke en ook ingewikkelde schadeclaims dienen onzes in ziens het college en de desbetreffende commissie onverwijld in kennis te worden gesteld. Pas daarna kunnen de onderhandelingen gestart worden. De presentatie zelf was evenmin overtuigend en verstrekte in ieder geval niet die ge wenste duidelijkheid die een extra vergadering over uitsluitend dit punt noodzakelijk maakte. Ik moet er wel bij zeggen dat dit later weer goed gemaakt is door de uitvoerige rapportages. Ook op dit punt gaat de motie van PAL in en ik zou mij wat dat betreft wil len scharen achter de woorden van de heer Koopmans wat het doel van de motie is. Het is duidelijk dat wij geïnformeerd wensen te worden over de aanwezige en verge lijkbare gevallen en hoe de aanpak daarvan zal zijn. Vanaf 1963 heeft het bedrijf voor een minimaal bedrag het pand kunnen huren onder duidelijk afgesproken voorwaarden. De instandhouding van de werkgelegenheid speelde toen reeds een rol. Met de betaling van de schadeloosstelling is de werkgelegenheid niet gewaarborgd en dit treft ons hoogst onaangenaam. Alles wordt gedaan om gezamenlijk met alle betrokkenen de werkgelegenheid in onze stad in stand te houden. Nu de zaken er zo voor staan lijkt het moeilijk om startende bedrijven de helpende hand te bieden. Ook mag dit voorval die positieve instelling niet teniet doen. Bovendien moet vermeden worden dat uit ambtelijke angst, die gerechtvaardigd lijkt, voor de puur formele benadering wordt gekozen, want dat heeft voor de werkgelegenheid en voor de relatie met het bedrijfsleven grote consequenties. Ik dank u wel. De heer Ybema: Ik wil mijn inbreng beperken tot een paar vragen. Een van de pun ten die mij in de stukken is opgevallen is dat de lange onduidelijkheid over de toekomsti ge bestemming van het gebied nogal bepalend is geweest. Voor zover ik heb kunnen na gaan is bij de beslissing in juni 1986 over het Plan van aanpak parkeervoorzieningen die duidelijkheid verschaft. Ik zou graag van het college willen horen waarom in juni 1986 niet met de procedure tot ontruiming van dit gebied is gestart. Mijn tweede vraag gaat over de correspondentie uit april/mei 1987. Waarom is de pro cedure die toen in gang is gezet niet doorgezet in een gerechtelijke procedure toen bleek dat de directeur van Habé BV niet bereid was mee te werken aan een regeling? Het zal duidelijk zijn dat ik het resultaat van een en ander ook sterk betreur. Ik denk echter dat wij met de motie van PAL niet zo veel verder komen. In de motie wordt politiek gezien een negatief oordeel uitgesproken, hoewel ik heb begrepen dat de motie positief is bedoeld. Ik ben van mening dat je het beter anders kunt doen. Ik zou het college willen voor stellen om de toezegging te doen aan de raad dat er een nadere rapportage over deze zaak zal komen waarin duidelijk wordt aangegeven hoe dit heeft kunnen gebeuren en waar, toegespitst op dit geval, fouten in het verleden zijn gemaakt. Vervolgens moet de zaak worden veralgemeniseerd in die zin: hoe kunnen wij uit dit geval lering trekken door in vergelijkbare gevallen anders te handelen. Dat zal dan kunnen betekenen dat het college met concrete voorstellen komt voor bijstelling van het systeem van financieel be heer dat hier achter schuil gaat. Mijn voorstel lijkt mij een veel betere en positievere be- Y 23 nadering van de zaak die vanavond voorligt en ik zou dit graag aan het college willen voorleggen. De heer Burg: Tandenknarsend zal de Leeuwarder gemeenteraad maandagavond ak koord gaan met een schadevergoeding van bijna een half miljoen gulden aan het bedrijf Habé, zo stond zaterdag ongeveer in de Leeuwarder Courant. De kop boven het artikel was min of meer profetisch. De hele voorgeschiedenis is keurig uit de doeken gedaan in dit artikel en de heer Van der Wal heeft dat zojuist nog eens dunnetjes overgedaan. Ik kan die hele roman dus wel overslaan. Dat „tandenknarsend" klopt wel, maar ik zou mijn verhaal willen beginnen met de an dere kant van de medaille. Na afloop van dit agendapunt neemt er waarschijnlijk iemand vast een hele beste borrel op de voor hem goede afloop en blijft de gemeente met de ka ter zitten. De vraag blijft zoals de wethouder vorige week terecht opmerkte of wij hier iets van kunnen leren en daarmee dan ook wat doen. In de eerste plaats hoop ik dat er van wordt geleerd dat een zaak die van ambtelijke zijde onder de aandacht van het college wordt gebracht niet zo lang vooruit geschoven wordt als een lastig en gevaarlijk pakketje dat niet eerder hoeft te worden uitgepakt dan wanneer dat echt nodig is. In de tweede plaats moet deze verantwoordelijke wethouder controleren of, wanneer er een opdracht wordt verstrekt aan welke afdeling of dienst ook - bijvoorbeeld de afde ling Grondzaken of het Woningbedrijf -, die ook binnen afzienbare tijd wordt uitgevoerd en niet in een van de grote laden verdwijnt. Ten derde gaat het niet aan om de desbetreffende commissie pas twee weken voor de raadsbehandeling te informeren over een zaak die al zo lang bekend is en waarmee een bouwproject financieel erg wordt belast. Het was bovendien noodzakelijk om nog een tweede extra vergadering van twee uur aan deze kwestie te wijden. Naar aanleiding van deze vergadering moest er ook nog hals over kop informatie worden ingewonnen en wor den nagestuurd. De onbevredigende gedachte blijft: Waren wij maar eerder geïnformeerd. Uit alle stukken blijkt nu dat dit waarschijnlijk geen verschil gemaakt zou hebben, maar het gaat natuurlijk niet aan om de desbetreffende commissie en daarmee de gemeenteraad op deze manier een half miljoen gulden door de keel te wringen, om het maar netjes te zeggen In de vierde plaats kunnen wij van dit geval leren dat de Huurbeschermingswetdie gemaakt is om de zwakke argeloze huurder te beschermen tegen de lusten en listen van de verhurende eigenaar, soms ook een gevoel van een zekere onrechtvaardigheid achter laat met de consequentie: slikken of stikken. In de vijfde en laatste plaats. De wethouder heeft toegezegd op korte termijn te ko men met een overzicht van vergelijkbare situaties. Wij weten dan in ieder geval eerder wat ons eventueel te wachten staat. Het feit dat ik hier probeer op te sommen in hoeverre wij er behalve met elkaar een half miljoen gulden armer op worden maar er toch ook wijzer van kunnen worden mag voldoende zeggen over het standpunt van mijn fractie. Mijnheer de voorzitter, zoals ik al zei is het een kwestie van slikken of stikken. De laatste drie mogelijkheden die naar aanleiding van de commissievergadering zullen worden onderzocht, namelijk een kort geding, zelf bouwen en verhuren of onze tijd afwachten en het laten aankomen op een procedure die wel drie jaar kan duren, wijzen wij af als of onhaalbaar of nog duurder en riskanter. Dus dan «maar slikken. Een dure slok! De heer Rozema: In Nederland wordt de huurder goed beschermd. Mijn fractie vindt dit in het algemeen een goede zaak. Soms komt dit niet zo goed uit, vooral wanneer het geld gaat kosten. Zo ook in het geval van Habé BV. Na zoveel jaren daar te hebben ge werkt heeft het bedrijf bepaalde rechten opgebouwd, zeker na de gewijzigde wetgeving aan het eind van de jaren zeventig. Dit blijkt onder andere uit allerlei jurisprudentie. Nu moet het bedrijf verhuizen en wel op korte termijn in verband met de bouw van de par keergarage. Langer uitstel kost geld en zal weinig resultaat opleveren. Wij zullen dus wel moeten betalen. Helaas. Of het zin heeft bestaande contracten te controleren op onvolkomenheden waag ik te betwijfelen. Veranderingen zullen immers door beide partners moeten worden goedge keurd. Wel is het raadzaam uitermate goed op te passen bij het aangaan van nieuwe eventueel tijdelijke overeenkomsten. Mijn fractie gaat akkoord met het raadsvoorstel. De heer Timmermans (weth.): Vrijwel alle sprekers hebben kenbaar gemaakt dat zij zich gedwongen voelen een voorstel wel of niet over te nemen. Er is sprake van irritatie, terwijl ook het woord „tandenknarsend" genoemd is. Ook het college reageerde zo toen het op de hoogte kwam van deze kwestie. (De heer Van der Wal: Wanneer was dat?) Dat

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1988 | | pagina 12