26
van de stichting als in de richting van het college. Ik denk dat dat op zijn plaats is. Hij
somde de voordelen op voor het stichten van een hal op deze wijze. Het zal duidelijk zijn
dat wij die van harte onderschrijven.
De heer Boelens heeft eveneens zijn waardering uitgesproken en heeft een vraag ge
steld naar aanleiding van het kranteartikel van afgelopen zaterdag. Ik heb dat artikel ge
lezen. Mij is het daarin ook opgevallen dat de heer Van der Kaa niet uitsluit dat in geval
van nood nog eens naar andere verhuur gegrepen zou moeten worden dan de opzet is. In
het overleg met ons is dat niet aan de orde geweest. Ik kan mij voorstellen dat wij daar
nog eens met de stichting over gaan praten. Overigens heb ik niet de neiging daar zo
zwaar aan te tillen. De opzet is heel nadrukkelijk om het aantal uren zaalsportgebruik,
met name de oefengelegenheden, uit te breiden. Dat is de intentie van de stichting.
Mocht de nood aan de man komen dan zou eventueel overwogen kunnen worden enz. Dat
risico zie ik vooralsnog ook niet zo hard. Wij hebben de Dienst voor Sport en Recreatie
een inventarisatie laten maken van wat er op dit moment aan tekort is wat het aantal uren
betreft. En dat is fors. Ik denk dus dat dat zo'n vaart niet loopt. Ik wil u echter wel
toezeggen dat wij daar met de stichting nog een keer over zullen spreken.
De heer De Beer heeft ook zijn waardering geuit.
De heer Ybema heeft zijn waardering geuit met name in de richting van de stichting.
Ik verbaas mij eerlijk gezegd wat over de uitlatingen die hij doet in de richting van de
gemeente. Wij hebben vorig jaar een voorstel aan de raad gedaan om niet uit de middelen
voor nieuw beleid geld uit te trekken voor het realiseren van deze sporthal. Ik herinner
mij dat ook de fractie van D66 daarmee in kon stemmen, omdat sport niet een van de ab
solute hoofdprioriteiten is. Op het moment dat een raadslid van de PvdA-fractie de sug
gestie deed om eens te kijken naar de subsidieregeling amateursport is die ogenblikkelijk
door ons opgepakt. Daarna is er ook zeer voortvarend door de afdeling Welzijn en de
Dienst voor Sport en Recreatie in overleg met de stichting gewerkt om die sporthal te re
aliseren. Mij is dus helemaal niet duidelijk waar wij als gemeente frustrerend opgetreden
zouden zijn. Integendeel, ik denk dat wij al het mogelijke hebben gedaan om te zorgen
dat de suggestie ook snel uitgewerkt is zodat volgende week de eerste paal geheid kan
worden.
De heer RozemaIk kan alleen nog maar constateren dat de waardering kamerbreed
wordt gedeeld. (De Voorzitter: Raadsbreed!)
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w. met inachtneming
van de toezegging van de wethouder.
Punt 22 (bijlage nr. 91).
De Voorzitter: Dit punt luidt: Verzoeken om medewerking ingevolge artikel 74 van de
Wet op het basisonderwijs en artikel 82 van de Interimwet op het speciaal onderwijs en
voortgezet speciaal onderwijs.
De heer Krol: Ik hecht eraan om mede te delen dat na uitvoerig beraad de CD A-frac
tie unaniem akkoord gaat met het voorstel zoals het hier ligt.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het besluit van b. en w.
Punten 23 en 24 (bijlagen nrs. 102 en 106).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w.
De Voorzitter: Punt 25 is reeds behandeld.
Punt 26 (bijlage nr. 105).
De Voorzitter: Dit punt luidt: Beleidsnota Voorlichting.
De heer Den OudstenVoorlichting is een van de beleidsterreinen die in de afgelopen
20 jaar stormachtige ontwikkelingen heeft meegemaakt. In eerste instantie waren overhe
den kopschuw, maar al gauw zagen zij de voordelen en de noodzaak er van in. Voorlich
ting als beleidsterrein werd van kanttekeningen en vooral van randvoorwaarden voorzien
om de zuiverheid ervan zoveel mogelijk te waarborgen. Inmiddels zijn felle discussies over
hoe ver voorlichting mag gaan, hoe politiek gekleurd voorlichting mag zijn en vooral hoe
gedragsbeïnvloedend voorlichting mag zijn wel geluwd. Voorlichting heeft haar weg gevon
den en is op dit moment bij de meeste gemeenten een even vanzelfsprekende bezigheid als
bijvoorbeeld het afgeven van vergunningen. Gelukkig maar, want voorlichting is ook iets
27
waar de samenleving recht op heeft. Niet alleen elders in het land, maar ook in Leeuwar
den.
Na een lange voorbereidingstijd is er dan nu een nota voorlichting gekomen waarin
het voorlichtingsbeleid verder wordt uitgewerkt. Wij zijn het eens met deze nota, voorzit
ter. Wat wij vooral goed vinden aan de nota is dat die aansluit op prioriteitstelling in het
collegeprogramma, aandacht besteedt aan zowel interne als externe voorlichting en uit
mondt in concrete beleidsvoornemens. Wij willen echter toch nog een aantal opmerkingen
maken.
Allereerst grijp ik even terug op de uitgangspunten die in het collegeprogramma zijn
verwoord. Daarin staat onder andere dat wij een open en openbaar bestuursproces nale
ven, dat wij streven naar een actieve democratie waarin het noodzakelijk is dat de burger
ook meeweet. Het meeweten wordt bij uitstek bevorderd door een actief voorlichtingsbeleid
waarvan de uitgangspunten en de verschillende onderdelen in de voorliggende nota verder
zijn uitgewerkt. Dat maakt ook, voorzitter, dat voorlichting niet alleen een activiteit kan
zijn van de medewerkers van het bureau Voorlichting. In feite dient iedere ambtenaar een
voorlichtingsambtenaar te zijn, in die zin dat een open werkwijze belangrijk is voor de
ourgers van onze gemeente. Voorlichting bestaat wat dat betreft dan ook niet alleen uit
en activiteitenlijst die aan de nota is toegevoegd. Voorlichting heeft ook een directe rela
tie met de mentaliteit van waaruit wordt gewerkt en de vaardigheden die dat met zich
meebrengt. Daarom ook is het van belang dat aan de communicatieve vaardigheden van
ambtenaren van onze gemeente aandacht wordt besteed.
Een ander punt, voorzitter, is de manier waarop wij voorlichting bedrijven. In de ac-
iviteitenopsomming wordt erg veel aandacht besteed aan schriftelijke informatie-over
dracht. In een aantal gevallen kan dat ook niet anders, zoals onze rubriek Aan de Grote
Slok in Huis-aan-Huis. Het is gebleken dat die manier van voorlichting bedrijven een
oede manier is. Maar wellicht is het ook verstandig eens te kijken naar andere vormen
an voorlichting, zoals video, diapresentatie, beeldplaten of andere moderne technieken.
Een van de belangrijkste voorlichtingsinstrumenten zal in de toekomst het informatie-
entrum moeten zijn. Wij hebben als raad daar al het nodige geld voor uitgetrokken. Wat
u belangrijk is is het ontwikkelen van een visie over wat het centrum daadwerkelijk moet
gaan inhouden en wanneer het in gebruik kan worden genomen. Die visie is in de nota
mvoldoende uitgewerkt. Over de termijn is de nota wel heel optimistisch: nog in de loop
an dit jaar zal het centrum moeten kunnen gaan functioneren.
Naar onze mening zal het informatiecentrum een centraal punt moeten worden waarbij
op inzichtelijke manier gemeentelijke informatie wordt gegeven, belangrijke plannen kun-
ien worden getoond en stukken ter inzage kunnen worden gelegd. Het centrum zal een
vraagbaakfunctie moeten hebben, maar het zal ook gelegenheid moeten bieden aan andere
organisaties in de gemeente om zich te presenteren. Bovendien moet het centrum de moge
lijkheid bevatten om groepen mensen te kunnen ontvangen. Voor zover ik weet wordt op
dit moment de visie ontwikkeld over hoe het centrum er uit moet gaan zien. Wil de termijn
die de nota noemt nog worden gehaald dan zal er wel snel gewerkt moeten worden. Ii< ben
benieuwd wanneer het programma van eisen daarvoor op tafel ligt. Wij hechten grote
waarde aan de totstandkoming van het gemeentelijke informatiecentrum en dringen dan ook
op snelheid aan.
Tenslotte, voorzitter. Deze nota gaat over voorlichting en niet over public relations.
Je kunt ook niet alles in een keer behandelen. Toch wil ik nogmaals benadrukken dat ook
dat onderwerp voor ons belangrijk is. Dat is niet alleen tijdens de algemene beschouwin
gen maar ook in de afgelopen vergadering van de Commissie voor Algemene Zaken geble
ken. Want naast voorlichting vereist ook public relations structurele aandacht.
Ik wil het hierbij in eerste instantie laten.
De Voorzitter: Ik ben de heer Den Oudsten erkentelijk voor zijn betoog, omdat het
namelijk als een uitstekende inleiding van de nota Voorlichting zou kunnen dienen. Je zou
het eigenlijk integraal kunnen overnemen.
De heer Den Oudsten heeft niet helemaal ten onrechte, zelfs sterker nog geheel te
recht er op geduid dat voorlichting binnen het overheidsbestel een aanvankelijk wat moei
zaam geïntroduceerd maar allengs meer met de ontwikkeling in het denken evoluerend be
grip is geworden. Dat is een proces dat niet stilstaat en ook niet stil moet staan. De heer
Den Oudsten heeft dacht ik zelf ook in de commissie weieens de opmerking gemaakt: Het
is mooi dat de nota er ligt, maar maak er nu niet een al te statisch stuk van. In het be
sluit staat ook dat de nota uitgangspunt is van het te voeren beleid. Maar het moet niet
iets zijn wat de zaak op slot zet. Je moet verder.
Het is niet voor niets dat de heer Den Oudsten er op heeft geduid - ook daar hebben
wij wel eens over gesproken - dat het niet alleen een kwestie is van de mensen die op
het bureau Voorlichting werkzaam zijn. Het is ook een kwestie - dat staat ook in het rap
port van de Commissie Biesheuvel - van openbaarheid die verbreed wordt tot openheid die
in het openbaar bestuur dient te gelden. Daarbij gaat het om een mentaliteit. Enfin, de