8
op overschrijding van de gestelde tijdslimieten. Met name ten aanzien van het weggedeelte
Leeuwarden-Heerenveen hebben wij nog altijd goede hoop dat het voor elkaar komt. De
heer Burg zegt in dat verband dat aanleg van Rijksweg 32 erg belangrijk is voor de on
dernemers en dat ook daar aandacht voor moet zijn. Wij zijn dat helemaal met de heer
Burg eens. Datgene wat hij heeft onderstreept zegt het college in wezen ook.
Vervolgens spreekt de heer Burg over de vliegbasis. Het college is hem erg erkente
lijk voor die reclame. Wij zullen een actief maar ook een voorzichtig beleid moeten voeren.
De heer Burg spreekt over accommodaties voor passagiers en voor het afwikkelen van het
goederenvervoer. Wij praten dan wel over een heel erg groot bedrag, mijnheer Burg. La
ten wij eerst maar eens proberen een aantal zaken, zoals het individuele vervoer en za
kenvervoer, op gang te krijgen. Ook zullen wij contact moeten leggen met de horecawe-
reld en de reiswereld en daar eens voorzichtig moeten peilen wat de mogelijkheden zijn.
Als dat rond is dan kunnen wij gaan denken over een investering van - dat bedrag is
volstrekt uit de losse pols - een miljoen gulden.
De heer Burg heeft ook nog gesproken - de heer Krol heeft dat ook gedaan - over
de land- en tuinbouw. Hij zegt dat de veiling erg belangrijk is en dat er zich meer be
drijven op dit terrein in Leeuwarden moeten vestigen. Voorzitter, wij hebben denk ik tot
nog toe niet slecht gescoord. De Frico, de Condens en de ZPC - grote vertegenwoordi
gers van de land- en tuinbouw met een grote export - hebben hun hoofdkantoor in Leeu
warden. Daarnaast hebben wij in Leeuwarden een veiling. In Friesland waren de afgelopen
jaren nog slechts twee veilingen, namelijk in Berlikum en in Leeuwarden. De veiling in
Leeuwarden is overgebleven. Men is daar actief bezig met het opstarten van nieuwe acti
viteiten. Er zijn ook contacten tussen het college en de veiling geweest. Voor zover er
mogelijkheden zijn proberen wij een en ander in goede banen te leiden. Of het reëel is,
bedrijfsmatig gezien, te verwachten dat deze activiteiten gebundeld gaan worden is vind
ik meer het achter de wind aan jagen. Zo lang de verschillende sectoren in Leeuwarden
gehuisvest zijn is dat een erg goede zaak. Met een goede begeleiding en veel contact zal
het verder wel goed gaan.
De heer Burg zegt verder dat de activiteiten die de provincie voorstelt ook uitge
voerd moeten worden. Wij zijn uiteraard graag bereid te trachten de provincie daar aan te
houden
Over het tweesporenbeleid hebben zowel de heer Burg als de heer Krol gesproken.
De heer Krol zegt dat de relatie stadsgewest-provincie niet zo best is en dat die beter
zou kunnen en moeten worden. Het college is dat van harte met hem eens. Vanuit die te
neur hebben wij ook onze reactie geschreven. De positie van Leeuwarden binnen de pro
vincie is in dit sociaal-economisch beleidsplan duidelijk aan de orde. Het plan richt zich
- dat is ook al door een van de sprekers gezegd - op vier regio's en op zes kernen
waaronder Leeuwarden. Een hiërarchische lijn is binnen dit geheel niet te onderkennen.
Dat is jammer. De trekpaardfunctie voor het industriële bedrijfsleven - 26% van de totale
werkgelegenheid zit namelijk in Leeuwarden - wordt niet onderkend. Hetzelfde geldt voor
de centrumfunctie, de cultuur en het onderwijs. Leeuwarden zou mogen verwachten dat
de provincie met haar plannen en middelen de rijkserkenning als stadsgewest zou onderlij
nen en versterken. Bovendien zouden wij mijns inziens als hoofdstad van de provincie
Friesland en met erkenning door het rijk als stadsgewest duidelijk deze hiërarchische lijn
mogen tegenkomen. Wij hebben getracht een en ander in onze reactie goed te verwoorden.
Het doet mij goed, voorzitter, dat een aantal leden van de raad ons daarin duidelijk
volgt
De heer Krol heeft het gehad over stedelijke knooppunten. Dat is een term uit de
Vierde Nota over de Ruimtelijke Ordening die in onze reactie niet voorkomt. Ik kan mij
voorstellen dat wij in het overleg dat wij momenteel vrij breed voeren over de Vierde Nota
hierop op termijn terugkomen. Ik stel dan ook voor de opmerking van de heer Krol, hoe
waardevol die ook is, op dit moment voor kennisgeving aan te nemen.
De heer Krol heeft het ook gehad over de land- en tuinbouwsector. Ik ben daar
reeds op ingegaan.
Vervolgens heeft de heer Krol een opmerking gemaakt over de terugploegregeling. In
onze reactie hebben wij daarover ook al iets gezegd, maar wij nemen deze opmerking
evenwel graag tot ons.
Mevrouw Van der Kloet zegt dat de werkloosheid toeneemt en dat dat een erg slechte
zaak is. Zij vindt dat er in het kader van de bestrijding van de werkloosheid een meer
gericht beleid gevoerd moet worden. De toevoeging die de PvdA-fractie wenste aan de
oorspronkelijk door het college opgestelde reactie, namelijk het meer aandacht geven aan
vrouwen en etnische groepen, heeft het college overgenomen. Hoe wij de lijnen ook trek
ken en hoe wij de zaak ook bekijken, de werkloosheid neemt toe en dat is een ernstige
zaak.
Over de technologische innovatie zegt mevrouw Van der Kloet dat de samenwerking
tussen provincie en gemeente een goede zaak is en dat dat eigenlijk meer zou moeten ge
beuren. Zij doet de suggestie om de samenwerking met het Bedrijvencentrum nog eens
duidelijk nader te bekijken. Ook deze suggestie nemen wij tot ons.
Mevrouw Van der Kloet vindt zowel gereorganiseerde als nieuwe rijksdiensten qua
werkgelegenheid belangrijk. Door de concentratie van rijksdiensten in het Noorden hebben
wij op dit moment ongeveer 100 hoogwaardige arbeidsplaatsen verloren. Dat is een erg
slechte zaak. Het gaat met name om een concentratie in het Noorden richting Groningen.
Mevrouw Van der Kloet doet een klemmend beroep op het college om via de provincie te
blijven aandringen op vestiging van nieuwe rijksdiensten om zo het genoemde verlies te
compenseren. Het college neemt deze opdracht tot zich.
Ik wil het hierbij in eerste instantie laten, voorzitter.
De heer Burg: Ik wil nog even ingaan op de reactie van de wethouder op mijn opmer
king over de vliegbasis. De wethouder spreekt over een miljoeneninvestering. In die rich
ting denken wij niet, hoewel dat wel mooie toekomstmuziek zou zijn. Er is natuurlijk wel
verschil tussen een redelijke accommodatie voor bijvoorbeeld slecht weer en voor het
overbruggen van wachttijden en geen accommodatie. De wethouder zegt dat de gemeente
eens met de belanghebbenden om de tafel moet gaan zitten om een en ander te bekijken.
Ook wij denken in die richting.
De Voorzitter: De wethouder spreekt een slotwoord. (De heer Miedema (weth.): Nee,
dank u wel, mijnheer de voorzitter.) De wethouder heeft geen behoefte om nog meer aan
zijn eerste instantie toe te voegen. Ik zie dat de heer Herrema nog iets wil zeggen.
De heer Herrema: Het gaat mij om een meer praktisch punt. Ik had een opmerking
willen maken bij agendapunt 24 Activiteitenprogramma 1988 in het kader van de Nota
Werkgelegenheid, maar omdat wethouder Miedema weg moet wil ik er nu maar even op in
gaan. (De Voorzitter: Er zijn meer wethouders die zich met werkgelegenheid bezig hou
den, namelijk wethouder Kessler.) Mijn opmerking heeft met name betrekking op de land
bouw en in die zin zou wethouder Miedema daarop kunnen reageren. Wij willen namelijk
nog iets tot de wethouder laten komen en wel het volgende.
De heer Jaarsma, secretaris bij het Koninklijk Nederlands Landbouw-Comité, heeft op
de laatste voorjaarsvergadering van de Friese Maatschappij van Landbouw de suggestie
gedaan tot oprichting van een Agri-Bussinescomplex. Nu klinkt dat erg zwaar, maar het
gaat daarbij om een concentratie van allerlei handelsstromen in één centrum. Ik zou de
wethouder willen vragen of hij die suggestie eens met de heer Jaarsma zou willen bespre
ken en bekijken of er mogelijkheden voor zijn en of er een draagvlak voor is. De sugges
tie komt uit het veld, dus dat zou een indicatie voor een draagvlak kunnen zijn. Van het
resultaat zou de wethouder vervolgens verslag kunnen doen in de Commissie voor Econo
mische Zaken en Bedrijven.
De Voorzitter: De wethouder heeft nu echt het slotwoord.
De heer Miedema (weth.): Ik weet niet precies wat ik met de opmerking van de heer
Herrema moet. (De heer Dubbelboer: Meenemen!) Als ik alles mee zou nemen, dan kom ik
hier zwaar beladen weg. Ik heb inderdaad via de krant kennis genomen van de rede van
de heer Jaarsma. Ik zet daar persoonlijk wel een aantal vraagtekens bij. Ik ben best be
reid om eens een gesprek te voeren met de georganiseerde landbouw hoe die op deze rede
reageert. Het is natuurlijk wel zo dat er drie, vier volstrekt gescheiden organisaties uit
verschillende gebieden zijn met verschillende eindbestemmingen.
Hoe waardevol de suggestie van de heer Jaarsma ook mag zijn, ik heb daar op dit
moment mijn twijfels over. Ik ben echter best bereid om eens te overleggen met de voor
zitter van de Friese Maatschappij van Landbouw hoe van die kant over bedoelde suggestie
wordt gedacht en op welke manier daarop gereageerd zou kunnen worden. Kortom, ik zal
eens nadere informatie vragen.
De Voorzitter: Aan de orde is de stemming.
Besloten wordt overeenkomstig het voorstel van b. en w. met inachtneming van de
toezegging van de wethouder.
Punt 25 (bijlage nr. 104).
De Voorzitter: Dit punt luidt: Deelname gemeente Leeuwarden aan de oprichting van
Probicom Research BV.
De heer Pruiksma: Mijn fractie stemt graag in met het voorstel dat het college aan de
raad heeft gedaan tot deelname aan de oprichting van Probicom Research BV. Het lijkt
mede gezien de agrarische traditie van het gewest waarvan wij de hoofdmoot vormen al
thans behoren te vormen goed dat de gemeente daaraan deelneemt. Mijn fractie is van