6 De wijziging zoals de voorzitter die zojuist heeft voorgelezen is inderdaad tot stand geko men nadat de Commissie voor Welzijnsaangelegenheden daarover heeft geadviseerd. Wij hebben gemeend die wijziging over te moeten nemen in de verordening. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het mondeling door de voorzitter gewijzigde voorstel van b. en w. Punten 14a, 15 en 16 (bijlagen nrs. 139, 132 en 134). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w. Punt 17 (bijlage nr. 128). De Voorzitter: Aan de orde is Wijziging Verordening betreffende de volgorde van af vloeiing van het onderwijzend personeel van de openbare scholen voor basisonderwijs. Mefrou Westra: Sjoen de brief dy't der leit fan de alders fan de Ferdinand Bolskoalle fiele wy üs roppen om by dit punt in stimferklearring óf te lizzen. De alders fan de Fer dinand Bolskoalle sette ütien dat hja net kieze wolle foar in füzjeprotokol, mar dat harren foarkar ütgiet nei wat yn de riedsbrief beskreaun stiet as model C. Alderearst wol ik opmerke dat de operaasje dêr't wy no oer prate om de iepenbiere basisskoalle yn Lekkum iepen te halden in grut berop docht op de solidariteit fan oaren. Us yndruk is dat de Ferdinand Bolskoalle dêr ek wol oansprekber op is. Allinnich op it punt fan de personiele konsekwinsjes is de pine wol grut. As arguminten foar de kar foar model C wurdt troch de alders yn de brief oanfierd dat by it net fusearje litte fan de beide skoallen de Ferdinand Bolskoalle nei alle gedachten groeie sil en dus mear formaasje krije kinne sil en dat de Floris Versterskoalle in lytser tal learlingen hawwe sil en dêr- troch dus minder formaasje. Men fynt it yn dat ljocht besjoen ünrjochtfeardich dat de Ferdinand Bolskoalle dochs wol bliede moat by it oannimmen fan it füzjeprotokol. Op dizze twa arguminten wol ik koart yngean om üs stanpunt düdlik te meitsjen. It earste argumint dat de Ferdinand Bolskoalle mear formaasje krije kinne sil. Foarearst fine wy dat te spekulatyf. Men giet der fanüt dat de füzje negative gefolgen hawwe sil en dat is wat üs oanbelanget op dit momint noch net oan'e oarder. It twadde argumint dat de Floris Versterskoalle mei minder formaasje ta moatte soe. Dêrop wolle wy it folgjende sizze. Krekt om dy reden is it opheffen fan dy skoalle in jier nei foaren skood om fierdere negative gefolgen foar te wêzen. Wat üs oanbelanget kin dat no net mear as referinsjepunt brükt wurde oftewol as argumint tsjin de op te heffen skoalle It meast ridlike liket it üs om de beide skoallen as twa lykweardige füzjepartners it gearfoegingsproses oan gean te litten. Yn dat proses sil der noch hiel wat plakfine moat te. Twa skoalkonsepten sille op elkoar ófstimd wurde moatte, wylst ek de teams nei elkoar ta groeie moatte. Sa'n proses kin men wat üs oangiet net goed oangean as ien fan beide partners dêryn ta de swakste makke wurd. Dus al mei al bliuwe wy - dat hawwe wy ek al yn de kommisje sein - by de kar foar it füzjeprotokol. Mevrouw Vlietstra (weth.): Ik ben het op zich wel eens met mevrouw Westra, voorzit ter. Het is inderdaad in dit concrete geval heel begrijpelijk dat mensen reageren zoals zij reageren. Er vanuit gaande dat wij als bevoegd gezag niet slechts een verantwoordelijk heid hebben naar één school maar naar alle scholen die onder ons bevoegd gezag vallen - in dit concrete geval dus zowel naar de Ferdinand Bolschool als naar de Floris Verster- school - lijkt ons dit de meeste eerlijke oplossing. Daarmee kun je scholen die gedwongen met elkaar moeten fuseren in een gelijke startsituatie plaatsen en kun je mensen zoveel mogelijk weer op een plaats op de afvloeiingslijst zetten die zij ook hadden in hun oude situatie. De twee andere mogelijkheden komen daar in mindere mate aan tegemoet. De voorkeur van het college is mijns inziens op zich de beste mogelijkheid in een situatie van fusie. In die zin ben ik het eens met wat mevrouw Westra heeft gezegd. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punt 17a (bijlage nr. 138). De Voorzitter: Dit punt luidt: Nadere besluitvorming met betrekking tot de instand houding van openbare basisscholen. De heer Heidstra: Toen deze raad in zijn vergadering van 25 januari jl. stilstond bij het instandhoudingsbesluit van de openbare basisscholen in Hempens en Lekkum, heb ik namens mijn fractie verwoord dat de PvdA grote waarde hecht aan het zo lang mogelijk voortbestaan van deze beide scholen. Gezien het afstandscriterium was dit voor de school in Hempens niet een groot probleem. Ten aanzien van de school in Lekkum was dat het wel. Toch staat mijn fractie op het standpunt dat deze school een centrale functie in het dorp vervult. Daarom moeten wij ernaar streven dat de school zo lang mogelijk als het kan in stand blijft en dit zowel voor de kinderen, het dorp als de school zelf. Wij gaan dan ook akkoord met het collegevoorstel om in verband met de instandhou ding van de Prof. Wassenberghskoalle in Lekkum de intentie uit te spreken dat voor au gustus 1988 of per nader te bepalen datum doch voor augustus 1990 een openbare school op te heffen. Hoewel wij vanzelfsprekend liever hadden gezien dat het onder a van het besluit genoemde niet behoefde te worden ingetrokken, gaan wij er vanuit dat de situatie zoals die is wel niet veel anders zal worden. Daarom gaan wij akkoord met dit geheel. De heer Ybema: Bij de behandeling van dit punt op 25 januari jl. heb ik namens D66 gevraagd of de termijnen die toen in het voorstel stonden voor de provincie acceptabel waren. De wethouder heeft toen namens het college geantwoord dat de inschatting van het college was dat dat het geval zou zijn, maar dat daar nog geen zekerheid over was en dat dat nog zou moeten blijken. Die duidelijkheid is er dan nu en het resultaat is dat die ter mijnen niet acceptabel zijn. Het compromis dat nu voorligt om een tweede school te sluiten voor 1 augustus 1990 is een compromis dat op zich voor D66 wel acceptabel is. Alleen het moeilijke bij het be oordelen van die zaak is vinden wij dat er op dit moment geen zicht is op de consequen ties van dit voorstel. Wij moeten voor 1 augustus 1990 een tweede openbare basisschool in Leeuwarden sluiten. Het zou kunnen zijn dat dat toch een heel vitale school raakt. Wij Kunnen dat niet beoordelen en daarom vind ik het ook heel moeilijk om dit voorstel op zijn uiteindelijke effect te beoordelen. Ik weet niet of de wethouder daar op dit moment al iets over kan zeggen. Ik realiseer mij best dat het hele beeld van openbare basisscholen met name in het op te stellen spreidingsplan aan de orde moet komen en dat daaruit moet blij ken hoe het zit en wat de mogelijkheden zijn, maar misschien kan zij er toch iets over zeggen. Wat ons betreft, omdat wij met name de basisschool in het levenskrachtige dorp Lek kum zo belangrijk vinden, morrend akkoord met dit compromis. Mevrouw Vlietstra (weth.): De heer Heidstra zegt liever 1991, maar de situatie ligt zoals die ligt en schat in dat daar geen verandering meer in te brengen zal zijn. Dat is ook de inschatting van het college. Ik heb de stellige indruk dat dit voor de provincie het eindbod is en dat betekent dat het nu een kwestie is van slikken of stikken. Het al ternatief, namelijk een voorstel aan de raad doen om de school in Lekkum op te heffen is een nog slechter voorstel. Om die reden hebben wij gemeend de raad het voorstel te moe ten doen om in te stemmen met de voorwaarden die gedeputeerde staten stellen. Overigens is ons nog steeds niet duidelijk welke argumenten door gedeputeerde staten gehanteerd worden om nu op 1990 te gaan zitten. Wij hadden zelf het idee - ik reageer daarmee ook even op de heer Ybema - dat de intentie die wij hadden uitgesproken om in ieder geval voor 1991 een tweede school op te heffen een uiterst redelijk bod was. Niettemin heeft de provincie gemeend om uiteindelijk op 1990 uit te moeten komen. De argumenten daarvoor zijn ons tot op dit moment niet duidelijk, maar goed dat zij zo. Het alternatief - dat heb ik zojuist al gezegd - is naar ons idee zo slecht dat wij dat niet kunnen overwegen. Vanuit het idee dat wij ons redelijk hadden opgesteld heb ik op 25 januari gezegd dat ik verwachtte dat de provincie daarmee in zou stemmen. De provincie heeft dat echter niet gedaan. Nogmaals, het is mij niet duidelijk wat daarvoor nu uiteindelijk de doorslag heeft gegeven. Zicht op de consequenties hebben wij op dit moment niet. Dat was ook op 25 januari aan de orde. Pas als het spreidingsplan er is - dat zal voor 1 oktober a.s. aan de raad worden voorgelegd - kunnen wij bekijken op welke plek het verantwoord is om scholen te fuseren. Daarbij zullen argumenten als afstand een rol spelen, maar zeker ook argumenten als wat voor school is het, wat zijn de onderwijskundige opvattingen van de desbetreffen de school, zijn die gemakkelijk te integreren met een andere school in de buurt, enz. Op dit moment kan ik daar nog niets van zeggen. Ik zou dat trouwens ook niet willen, want het lijkt mij inderdaad verstandig eerst een spreidingsplan te maken en op basis daarvan een heel zorgvuldige afweging te maken. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punten 18 t.e.m. 21 (bijlagen nrs. 123, 130, 115 en 117). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1988 | | pagina 4