de baliefunctie en het intensiveren van de informatie als wat betreft de bezwaarschriften.
Overigens hebben wij de afgelopen week met belangenbehartigende instanties voor uitkeringsge
rechtigden, BLUT en het Comité Vrouwen in de Bijstand, het hele commentaar nog eens doorgeno
men. Op een aantal punten konden zij zich volstréct niet vinden in de kritiek van Konsumenten
Kontekt. Met name de kritiek over de baliefunctie werd helemaal niet onderschreven evenals de
kritiek op de bezwaarschriftenprocedure. Wij hebben er niet voor gekozen om deze zaak eerst aan
de Commissie voor Welzijnsaangelegenheden voor te leggen omdat dat er toe zou leiden dat wij
pas eind september in de raad het definitieve antwoord zouden kunnen vaststellen. Een brief van
19 mei 1988 pas eind september a.s. beantwoorden vind ik toch wel heel lang duren. Bovendien
heb ik de Indrtk dat er in deze brief weinig nieuws staat. In die zin zou ik de raad willen
adviseren de suggestie van de heer Bilker niet over te nemen. Ik heb de indrik dat wij heel
correct en ock heel uitvoerig zijn ingegaan op de punten die in het rapport zijn genoemd.
De hear Bilker: De wethalder seit dat hja myn krityk net begrypt. Ik bin op him seis ek
net op dy krityk yngongen. ik 'haw sein dat der kritykpunten neamd wurde en dat wy dér wol ris
fan gedachten oer wikselje wol Ie. It rapport oangeande it undersyk is nochal dik en is net
samar wat. Ik haw lykwols fan de wethalder begrepen dat der hjir en der al mei ferskil lende
ynstansjes oer praten is. Mar de wichtigste fraach op dit momint is: Werom gjin behanneling yn
de Kommisje foar Wolwêzensoangelegenheden? Tige wichtige saken - wy fine dit punt ek tige
wichtlch - wurde nammentl ik altyd yn de kommisje behannele. As de wethalder it oer in tiidrek
hat en utstel op grun dêrfan net winsklik fynt, dan behald ik my it rjocht foar om der yn de
kommisje op werom te kommen.
Mevrouw VI ietstra (weth.): Het lijkt mij uitstekend, voorzitter, om daar in de commissie
over te praten. Ik zou echter willen voorstellen om het een te doen en het ander niet te laten.
Het antwoord aan Konsumenten Kontkt moet vind ik wel worden verstuurd, omdat het anders te
lang duurt voordat wij als raad reageren. Daarnaast kunnen wij best over de antwoorden die wij
hebben geformuleerd en over de overige punten uit het rapport in de commissie van gedachten
wissel en.
Besloten wordt overeenkomstig het voorstel van b. en w. met inachtneming van de toezegging
van de wethouder.
Punt 4 (bijlage nr. 219).
Benoeming leden algemeen bestuur van het Fries Avondcollege.
Aanbevel ing van burgemeester en wethouders:
mevrouw H.J. de Haan-Laagland;
mevrouw G. Doevendans;
de heer A.F.J. Kuipers;
de heer J. van der Wolf.
Benoemd worden de aanbevolenen met algemene stemmen.
De heren De Beer en Ten Hoeve vormden met de voorzitter het stembureau.
Punten 5 en 6 (bijlagen nrs. 229 en 212).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w.
Punt 7 (bijl age nr221
De Voorzitter: Dit punt luidt: Onttrécken aan het openbaar verkeer van het Wagenplein;
verkoop van dit plein aan de Coöperatieve Vereniging Avéro Verzekeringen, gevestigd te Leeuwar
den
De heer Van der Wal: In de commissie heeft de PAL-fractie met betrekking tot dit voorstel
haar standpunt al laten horen. Wij zien geen erkele stedebouwkundige reden waarom het
Wagenplein verkocht zou moeten worden.
In dit gebied zijn nog steeds ontzettend grote ontwikkelingen aan de gang. In de toëcomst
zal er nog wel eens het een en ander veranderen.
Het Wagenplein is tot nu toe redelijk ongeschonden uit de strijd tevoorschijn gekomen. Nu
is het de bedoel ing om daar een statusgebouw - ik kan het niet anders zien - neer te zetten.
Daar schijnt overeenstemming met de gemeente over te zijn. PAL ziet eigenlijk niet het voordeel
voor de burger om daarvoor een openbaar pleintje, dat onzes inziens toch een aardige stede-
bouwkundige invulling in dit gebied is - het verlevendigt de zask daar nog wat -, op te
offeren.
Verder is ons bezwaar dat hier in afwijking van door de raad vastgesteld beleid wordt
overgegaan tot verkoop van binnenstadsgrond in plaats van uitgifte in erfpacht. Als Je ergens
erfpacht zou moeten toepassen dan is dat is juist in dit soort gebieden, waar eventuele econo
mische waardevermeerdering op termijn ock terug kan vloeien naar de gemeenschap die daar deels
ock aan bijdraagt. Dat is een van de uitgangspunten van de Nota Erfpacht. Je zou dus Juist hier
erfpacht moeten toepassen.
Het is natuurlijk zo langzamerhand al een oud en uitgekauwd punt dat economisch sterkeren
gemakkelijker onder deze beleidslijn uit kunnen komen dan economisch zwekkeren die daar wel mee
worden geconfronteerd. Een rechtsongelijkheid die ons zeer tegen staat. Dat is de tweede reden
waarom wij tegen dit voorstel zullen stemmen.
De heer Ten Hoeve: Ik wil eerst iets zeggen over het stedebouwk undige aspect van dit
voorstel. Wij hebben daar in de commissie al over gespreken. Mijn fractie gaat wel akkoord met
de ontwikkelingen die in dat gebied plaatsvinden. In het verleden hebben wij ock ten aanzien
van met name de Snekerkade en de Willemskade op een ander spoor gezeten. Wij vinden het nu niet
meer van realiteit getuigen cm op dat spoor te blijven zitten nu er in dat gebied allerlei ont
wikkelingen, die op zich ock heel leik zijn voor onze burgers - ik doel dan met name op de
werkgelegenheid in onze stad -, plaatsvinden. Wij gaan akkoord met de ontwikkelingen die in dat
gebied plaatsvinden en ock met de stedebouwk undige oplossingen die nu in zicht komen.
Over het punt erfpacht wil ik het volgende zeggen. Toen wij in de raad hebben gespreken
over de verkoop van het Oude Veemarktterrein aan Aegon heb ik gezegd dat mijn fractie zich,
gezien een aantal verkopen in het blnnenstadsgebied waar uitgifte in erfpacht plaats had moeten
vinden, daarop zou beraden. In eerste Instantie zouden wij dat als partij doen. Intussen is dat
gebeurd. Wij hopen na de vakantie als fractie met een standpunt ten aanzien van dit punt naar
buiten te komen.
De heer Timmermans (weth.): De nadere standpuntbepaling waar de heer Ten Hoeve over sprak
wachten wij af.
Voor het overige kan ik namens het college het betoog van de heer Ten Hoeve als antwoord
op de opmerkingen van de heer Van der Wal onderschrijven.