-10-
op de nleuwjaarstoespraek van de burgemeester en vroegen wij het college aan deze zaé* een hoge
prioriteit te geven. Het college heeft wat dat betreft de verwachtingen op dat punt meer dan
waar gemaft.
Dan nu een erkele opmerking over de reactie zelf. Daarin wordt verschiI Iende keren naar de
reactie van het Besturenoverleg Noord (BON) verwezen. Het is bekend dat in het BON ock het
Noordelijk bedrijfsleven is vertegenwoordigd. Nu er niet opnieuw een gemeentelijke reactie met
het Noordelijk bedrijfsleven tot stand is gé*omen, is het van het grootste belang dat de reac
tie van de provincie Friesland en van de gemeente Leeuwarden ock actief door het Friese
bedrijfsleven wordt ondersteund. Ik wil graag weten of dat ock gaat gebeuren en welke ini
tiatieven het col lege op dit vlek wil ondernemen.
De Leeuwarder reactie constateert terecht dat de Vierde Nota - ik citeer - "een te zware
wissel trekt op de Noordelijke samenwerking" vanwege haar eenzijdige accent op het stedelijk
knooppunt Groningen. Over het afknappen van de Noordelijke samenwerking op dit punt wil ik niet
veel woorden meer vuil meken. Maar nog wel één opmerking. Het is een objectief gegeven dat de
uitstraling van de stad Groningen op het grootste deel van Friesland nihil is. Een even objec
tief gegeven is dat Leeuwarden als centrum van de werkgelegenheid wel die uitstraling op
Friesland heeft. De voor de hand liggende conclusie is dat Friesland in de Vierde Nota de
vergeten provincie is. Een andere conclusie is dat een dubbel knooppunt Groningen-Leeuwarden op
het totale Noorden een veel grotere economische uitstraling heeft dan de erkele stimulering van
de stad Groningen. Met andere woorden, een dubbel knooppunt Groningen-Leeuwarden is meer in het
belang van het Noorden dan een erkel knooppunt Groningen. Een logica die even duidelijk is als
dat één en één twee is. Het feit dat provincie en stad Groningen deze logica niet kunnen of
niet willen volgen duidt mijns inziens op een provincialisme dat nogal schril afsteekt bij het
zogenaamde grootstedelijk denken waar men aan de andere kant van de provinciegrens zo prat op
gaat.
Ondanks deze harté*reet pleit ik er niet voor om door te gaan met dit gekissebis in het
Noorden. Het is in het belang van het gehele Noorden en ock in dat van de beide stadsgewesten
dat Groningen en Leeuwarden zo snel mogelijk zakelijke afspré*en mé*en over de onderlinge
samenwerking en taé*verdel ing. Het voorstel dat het college in dat kader heeft gedaan biedt een
constructieve voorzet om tot zulke afspraken te komen. Is het col lege van plan eerst de
regeringsbesI issing van december af te wachten of wordt hierover op korte termijn contact
met Groningen opgenomen? Het is namelijk bekend dat in de kleine driehoek Groningen-
Assen-Drachten al intensief overleg gevoerd wordt over een uitwerking van het ont
wikkelingsperspectief. Wat dat betreft is het waarschijnlijk beter zelf het initiatief in han
den te nemen en serieus werk te maken van die afspraken dan later achter de feiten aan te
moeten lopen. Wij moeten niet in de situatie komen dat de grote driehoé*. Groningen-Assen-
Leeuwarden stré*s bij de regeringsbeslissing tot de kleine driehoé* Gron ingen-Assen-Drachten
wordt gereduceerd omdat men het daar wel en in groter verband niet eens is. Vandaar mijn vraag
of het col lege samen met de provincie op korte termijn het initiatief wil nemen om tot bedoelde
afspré*en te komen. Slaagt zo'n poging niet dan is het voor Den Haag In elk geval duidelijk in
welke provincie of in welk stadhuis spré*e is van onwil.
Wat het voorstel tot taskverdel ing betreft legt mijn fractie duidelijk prioriteit bij het
thema spreiding c.q. clustering van rijksdiensten in het Noorden en de verdeling van
wetenschappelijk onderwijs c.q. hoger beroepsonderwijs (hbo) om de eenvoudige reden dat de
regering op dit soort voorzieningen rechtstreé*s greep en invloed heeft in tegenstelling tot
bijvoorbeeld vestiging van bedrijven In de marktsector.
Uiteraard deelt mijn fractie het standpunt dat de Vierde Nota voor wat het Noorden betreft
in strijd is met het convenant inzeke het hbo. De daaruit te tré*ken conclusie, te weten dat de
Vierde Nota het convenant als bestuursovereenkomst expliciet moet erkennen en dat alle daarmee
strijdige té*sten uit de Vierde Nota geschrapt moeten worden, heb ik in de desbetreffende
paragraaf op bladzijde zeven wat gemist.
Voor het overige is mijn fractie erg ingenomen met de inhoud en de toonzetting van de
reactie.
Naast de inhoud vragen wij ock aandacht voor de manier waarop het Leeuwarder standpunt
richting regering, parlement en landelijke pers voor het voetlicht wordt gebracht. Hoe zo'n
presentatie er precies uit moet zien is niet iets om nu en hier te bespré*en. Ik vind het in
ieder geval wel van belang dat men in Den Haag weet dat de Leeuwarder visie in Friesland op een
zeer breed politiek en bestuurlijk draagvlak kan ré*enen. Daarom willen wij erop aandringen om
in de begeleidende brief of in de reactie zelf te vermelden dat het pleidooi voor een dubbel
stedelijk knooppunt Groningen-Leeuwarden niet alleen door provincie en gemeente maar ock door
de vier grote politié*e partijen in Friesland en door de Vereniging van Friese Gemeenten (VFG)
wordt onderschreven. Bij ons weten is deze provinciale afdeling van de Vereniging van
Nederlandse Gemeenten (VNG) de enige in Nederland die met betré*king tot het stedelijk knoop-
puntenbeleid tot een gemeenschappelijk standpunt is gé*omen. Dat zegt wel degelijk iets over
het draagvlak dat de Leeuwarder visie in de Friese samenleving heeft. Duidelijker kan niet
aangegeven worden dat de belangen van Leeuwarden en de rest van Friesland in het kader van de
Vierde Nota geheel parallel lopen. Tegelijkertijd geeft dat aan dat provincie en deze stad de
zoveelste poging om Friesland op achterstand te zetten eenvoudig weg niet zullen accepteren.
De heer De Beer: Op duidel ijke wijze wordt in de reactie van de gemeente Leeuwarden op de
Vierde Nota over de Ruimtelijke Ordening als ock in de voorstellen van Leeuwarden ten aanzien
van de samenwerking en taé*verdel ing naar voren gebracht wat het belang is van Leeuwarden. Op
de reacties uit Groningen is al in veel bewoordingen gereageerd. Duidelijk is dat de VVD-
fractie weinig waardering heeft voor de reacties uit Groningen, ock al geeft de nota wel de
ruimte voor zo'n reactie.
Na een aanvankelijk wat aarzelende houding van het provinciaal bestuur, mogen wij nu
constateren dat op dit moment ock dat bestuur zich wat positiever en wat constructiever
opstelt. Dit is od* een voorwaarde om nog enig succes te boé*en in Den Haag nu een gezamenlijke
reactie uit het Noorden niet mogel ijk is gebleken. Ik denk overigens dat hoe goed deze reactie
ock is dit niet voldoende zal zijn. Langs de daartoe geëigende kanalen zullen wij ons standpunt
duidelijk moeten mcken in de richting van Den Haag. Door de VVD-fractie is daar in het verleden
wel vaker gebruik van gemaakt. Ock in de toé*omst zal dat gebeuren. Uitgangspunten voor onze
fractie zijn: instandhouding van het convenant hbo en goede afspraken over de taakverdeling bij
een dubbel stedelijk knooppunt.
Positief ervaren wij de geboden mogelijkheid om te zoé*en naar oplossingen om de
toeristisch-recreatieve mogelijkheden te ontwikkelen. Om hier optimaal van te kunnen profiteren
zal Leeuwarden samen met het provinciaal bestuur plannen op dit gebied moeten ontwikkelen zodat
het niet alleen op papier een mogelijkheid is, maar dat ock de rijksoverheid daadwerkelijk hier
iets aan gaat doen.
De heer Rozema: Er zijn, en niet alleen vanavond, al veel afkeurende woorden gespreken
over de Vierde Nota over de Ruimtel ijke Ordening en reeds vanavond ock veel goede woorden over
de activiteiten van het college ten aanzien van hetzelfde onderwerp.
Ik wil niet herhalen wat voorgaande spré*ers reeds naar voren hebben gebracht. Ik sluit
mij wat dat betreft graag aan bij de goede woorden gespreken door de heer Koopmans.
Mijn fractie stemt van harte in met deze reactie.
De heer Ybema: Ik volsta met enkele kanttéeeningen. Een veel gehoord geluid is dat het
Noorden tot één reactie zou moeten komen op de voorliggende Vierde Nota over de Ruimtel ijke
Ordening. Wij weten allemaal dat dat niet is gelikt. Ik denk dat de diepere oorzaak daarvan
niet in het Noorden ligt maar bij het kabinet zelf.
Het Noorden heeft in zijn reactie op de nota Ruimtel ijke Perspectieven getoond dat men in
staat is om tot één reactie te komen. De reactie op de nota Ruimtel ijke Perspectieven, te weten
de BON-reactie, gaf heel breed gedragen in het Noorden aan wat de mogel ijkheden en ock de onmo-
gelijkheden waren. Dat aanbod lag als het ware bij het kabinet op tafel bij de invulling van de
Vierde Nota over de Ruimtelijke Ordening. Het kabinet heeft echter op voorzet van de Rijkspla
nologische Dienst (RPD) de Noordelijke BON-reactie volledig links laten liggen. Dat is een