- 16 - De heer Bijkersma: Mijn frac+ie kan zich helemaal vinden in de sociaal-medische alarmering zoals die destijds is opgezet. Wij betreuren het dan ock dat het destijds tot stand gekomen systeem niet gecontinueerd kan worden. Wij zijn het er echter wel mee eens dat het college er alles aan zal doen om de sociaal-medische alarmering in stand te houden. Bij agendapunt 19 heb ik al gezegd hoe de VVD-fractie over inkomensafhankelijke tarieven denkt. Ik wil daarover wat dit voorstel betreft nu nog geen reactie geven. Wij komen daar te zijner tijd, als de tarieven weer aan de orde zijn, wel op terug. Mevrouw Vlletstra (weth.): De heer Ybema vraagt wat er na 1988 gebeurt. In het besluit staat dat er over twee punten overleg gepleegd zal worden met SMAL en SKL. Het ene punt is de inkomensafhankelijke tariefstelling. Het tweede punt is dat wij er vanuit gaan dat de za* kostendekkend gemaft wordt. Dat zal wellicht toch betekenen dat er een tariefverhoging plaats zal moeten vinden. Hoe hoog die precies moet zijn en tot welke tarieven dat leidt als Je uitgaat van inkomensaf harkei ijk held zal met beide stichtingen moeten worden overlegd. Op het moment dat daar duidelijkheid over is wordt dat uiteraard aan de Commissie voor WelziJns- aangelegenheden voorgelegd. De heer Bijkersma Is het eens met het voorstel begrijp ik. Op het moment dat de tarieven weer aan de orde komen en daar ode de Inkomensafhankelijkheid In is ondergebracht komt hij daar op terug. Wij wachten dat met warme belangstelling af. De discussie kan dan weer opnieuw worden gevoerd Z.h.st. wordt besloten overeerkomstig het voorstel van b. en w. Punt 22 (bijlage nr. 206). De Voorzitter: Aan de orde is thans Vaststelling Subverordening Ontwikkelingssamenwerking. De heer Meerdirk: Op bladzijde twee van de raadsbrief wordt aangegeven dat in de Commissie voor Wel zijnsaangelegenheden gevraagd is of de externe overlegcommissie een wat zwaardere sta tus zou kunnen krijgen. Het college merkt daarover allereerst op dat het niet de bedoeling is dat in een subverordening de behandelingsprocedure ten aanzien van de subsidievoorstellen vastgelegd wordt. Ik vind dat een niet bevredigend antwoord. Met het tweede antwoord dat het col lege in dat verband geeft ben ik wel tevreden. Wat dat betreft kan ik instemmen met de voorliggende raadsbrief. De heer Rozema: Er werd door de raad reeds eerder besloten om een fonds op te richten voor ontwikkelingssamenwerking. Ock werden er reeds uitgangspunten geformuleerd waaraan activi teiten moesten voldoen. Mijn fractie had toen wel bezwaren. Is ontwikkelingssamenwerking nu direct een primaire taek van de gemeentelijke overheid? Wij meenden van niet en stemden tegen. Inmiddels hebben wij te mé<en met bestaand beleid dat nu wordt vastgelegd in een subveror dening. Dat laatste is een goede zackwant zo ontstaat duidelijkheid ten aanzien van te sub sidiëren activiteiten. Met inachtneming van de gemaekte opmerkingen kan mijn fractie ckkoord gaan met dit raads voorstel Mevrouw Vlletstra (weth.): Ik heb geen behoefte om te reageren, voorzitter. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. - 17 - Punt 23 (bij lage nr. 222), De Voorzitter: Aan de orde is Toetreding tot een te installeren Platform Gemeentelijk Vre desbeleid. De heer Rozema: In Leeuwarden is een vredesbeleid ontwikkeld met een daarbij behorend vre- desfonds. Dat mijn fractie niet direct een fervent voorstander van dit beleid was en is zal u niet zijn ontgaan, mijnheer de voorzitter. Nu het vredesbeleid bestaand beleid is geworden willen wij niet zonder meer bij elk voorstel tegenstemmen. De in de raadsbrief genoemde oprichting van een vredesplatform past in het gemeentelijk beleid en kan betaald worden uit het Vredesfonds. Wat de activiteiten en resultaten van het platform zullen zijn moeten wij echter afwachten Ik zou het bijzonder op prijs stellen om de in de raadsbrief genoemde evaluatie te bespre ken in de Commissie voor Algemene Zaken. Wel I icht kan reeds eerder mondeling verslag worden gedaan inzake activiteiten van het platform. Mijnheer de voorzitter, wij gaan zij het voorlopig aarzelend akkoord met dit voorstel en zullen de ontwikkel ingen kritisch volgen. Mevrouw Vlletstra (weth.): Ik zeg de heer Rozema graag toe dat te zijner tijd de evaluatie in de Commissie voor Algemene Zaken zal plaatsvinden. Of er eerder informatie In de commissie moet worden gebracht zou ik even af willen laten hangen van de omstandigheid of er inderdaad zinnige informatie is te geven dan wel van het feit of daarover vragen worden gesteld. In prin- p cipe ben ik daar uiteraard toe bereid. De heer Rozema: Als ik het goed begrepen heb is de evaluatie pas over twee jaar. Er zal neem ik aan toch wel eerder iets te zeggen zijn. Mevrouw Vlletstra (weth.): Ik hoop van wel, want anders hoeven wij ock niet te evalueren. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. met inachtneming van de toezegging van de wethouder. Punten 24 t.e.m. 30 (bijlagen nrs. 232, 233, 203, 205, 204, 216 en 224). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w. Punt 31 (bijlage nr. 230). De Voorzitter: Dit punt luidt: Vaststellen begroting 1988 voor het Centrum voor Beroeps- oriëntatie en Beroepsoefening. De heer Ybema: Over dit agendapunt is begin mei een uitgebreide discussie geweest in de Commissie voor Wel zijnsaangelegenhedenHet ging toen met name om de vraag of wij de prin- cipelijn die bij besluit van 25 april 1983 ten aanzien van het Centrum voor Beroepsoriëntatie en Beroepsoefening (CBB) is vastgesteld, te weten geen gemeentelijke middelen bij de exploita tie, moesten loslaten. Mijn fractie heeft zich in die discussie op het standpunt gesteld dat wij ock nu - en misschien wel zeker nu - die lijn moeten vasthouden. Het argument voor het

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1988 | | pagina 9